direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • g. tuinen;
  • h. erven;

met dien verstande dat:

  • i. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
14.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • c. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60 º bedragen;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden;
  • g. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd indien aansluitend aan de achtergevel een onbebouwde en onoverdekte terreinstrook aanwezig is met een diepte van minimaal 7,5 m en een breedte van minimaal 3 m gemeten uit één der zijkanten van de woning;
  • b. de afstand tot de voorgevel van een vrijstaand hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. een bijbehorend bouwwerk mag ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied;
    • 2. de oppervlakte van binnen het bouwvlak gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meetelt bij de bepaling van deze gezamenlijke oppervlakte;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60 º bedragen;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 14.2.1 onder d en e ten behoeve van een afwijkende dakvorm of dakhelling dan wel een plat dak van (een gedeelte van) een hoofdgebouw;
  • b. 14.2.2  onder a en kan de genoemde breedte op 2,5 wordt gesteld, uitsluitend in geval van vrijstaande dan wel aan één zijde aaneengebouwde woningen;
  • c. 14.2.2  onder d en e ten behoeve van een plat dak bij een bijbehorend bouwwerk.
14.4.2 Afwegingskader

Een in 14.4 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.1 ten behoeve van het gebruik voor aan huis gebonden bedrijf als genoemd in categorie A van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging dan wel activiteiten die naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de aangegeven categorie van activiteiten, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 30 % van de gebruiksoppervlakte van de beganegrondvloer van het hoofdgebouw wordt aangewend ten dienste van deze bedrijven/activiteiten;
  • b. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige uitstraling op de woonomgeving, waaronder in ieder geval begrepen een onevenredig zware belasting van de verkeersafwikkeling en de parkeercapaciteit;
  • c. activiteiten die normaliter in winkelruimten worden uitgeoefend, zoals kapsalons, niet zijn toegestaan;
  • d. activiteiten waarvoor op grond van de Wet milieubeheer een vergunning is vereist, niet zijn toegestaan.
14.6.2 Afwegingskader

Een in 14.6.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.