direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Burgemeester Folkerts
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.bp0026-VST1

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de categorieën: twee-aaneengebouwd, in een rij aaneengebouwd (maximaal 6 woningen) en vrijstaand, tenzij anders op de plankaart aangegeven, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • e. tuinen;
  • f. erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. water.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet het hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd en dient de gevel van het hoofdgebouw uitgevoerd te worden als een dove gevel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' geldt dat de woningen in een rij aaneengebouwd moeten worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' geldt dat de woningen twee-aaneen moeten worden gebouwd;
  • e. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw dan wel de vrijstaande zijde van een twee-aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2,5 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het op de plankaart aangegeven aantal en dat ter plaatse van het aantal 11 geldt dat de bouw van woningen in een rij aaneengebouwd niet is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet minder mag bedragen dan het op de plankaart aangegeven aantal;
  • h. de breedte van een woning mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - goot' dat de goothoogte van de achtergevel niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder i geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' dat de goothoogte over de totale lengte van de betreffende zijde van de woning tot maximaal 50% mag worden verhoogd tot niet meer dan 6 m.
6.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag;
    • 1. voor zover het betreft woningen op hoeken van wegen niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. in de overige situaties niet minder dan 1 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer dan 50 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel;
  • d. de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen en dit bijgebouw mag met een plat dak worden gebouwd. In geval van bouwen met een kap mag de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 45° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in 6.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.

6.4.2 Afwegingskader

Een in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik onbebouwde gronden

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden voor:

  • a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. de opslag van gebruiks klare en onklare dan wel aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. prostitutiedoeleinden;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf;

met dien verstande dat dit niet geldt voor:

    • 1. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
    • 2. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
    • 3. het stallen van niet meer dan 1 toercaravan op het erf van een woning.
6.5.2 Strijdig gebruik bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik of laten gebruik van bouwwerken voor:
    • 1. beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    • 2. detailhandel;
    • 3. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;

met dien verstande dat het bepaalde onder b1 niet van toepassing is op het gebruik van praktijkruimten, mits geen detailhandel plaatsvindt.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel in 6.5.2 onder b voor het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen en aangebouwde bijgebouwen, mits:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
    • 2. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    • 3. geen gebruik plaatsvindt dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer zoals die luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    • 4. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn, of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    • 6. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 7. geen kappersactiviteiten en geen seksinrichtingen.
6.6.2 Afwegingskader

Een in 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.