direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Broeklanden 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPBROEKLANDEN2015-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden 2015' van de gemeente Elburg.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0230.BPBROEKLANDEN2015-VST1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het leveren van diensten en/of het vervaardigen van ambachtelijke producten, geheel of overwegend door middel van handwerk, door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.10 antenne:

een constructie bestaande uit een mast, een vang- en zenddraad of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfswoning verstaan.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, noodzakelijk is.

1.17 bed en breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming.

1.18 Bevi-inrichting:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

1.19 bestaand:
  • ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: aanwezig ten tijde van de ter inzagelegging van het plan;
  • ten aanzien van gebruik: gebruik, dat bestaat ten tijde van de inwerking treding van het plan.
1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwmarkt:

een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats, waarop het volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan zowel de vakman als aan de particulier op basis van zelfbediening en in principe tegen contante betaling wordt aangehouden.

Onder het volledig assortiment bouw- en doe-het-zelfproducten wordt verstaan:

  • bouwproducten (c.q. bouwmaterialen): ijzerwaren, sanitair, elektra, bouw-grondstoffen, hout- en houtwaren, keukens en kasten, wand- en vloertegels;
  • doe-het-zelfassortiment: tuinartikelen, verf en verfwaren, beitsen, houtveredelingsmiddelen, verfbenodigdheden, lijmen, kitten en vulmiddelen, hand- en elektrisch gereedschap, behang en behangbenodigdheden.
1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; tenzij in deze regels anders is bepaald.

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandelbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines, machines ten behoeve van bedrijven, autobanden, -uitlaten en automaterialen, badkamers, keukeninrichtingen, auto's, caravans, boten, motoren, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichtingen.

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.34 e-commerce:

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of opslag van goederen.

1.35 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.39 kampeermiddelen:
  • 1. een tent, een tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • 2. dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.40 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/ het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.41 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 ondergrondse bouwwerken:

(delen van) bouwwerken beneden peil.

1.43 onderkomen:

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, woonboten, toer- en stacaravans, kampeerauto's, salonwagens en woonwagens, loodsen, keten, tenten, en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand.

1.45 paardenbak:

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.46 peil:
  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte;
  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogste aangrenzende terreingedeelte;
  • indien het gebouw, gebouwencomplex of bouwwerk is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen, geldt het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw.
1.47 perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.48 praktijkruimte:

bedrijfsruimte ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen, zoals artsen, tandartsen, architecten, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.49 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een privéhuis of een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een seksautomatenhal;
  • een sekstheater, seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage bij deze regels.

1.53 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (openbare) nutsvoorzieningen.

1.54 voorgevel:
  • 1. de gevel aan de voorzijde van een gebouw;
  • 2. de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.55 vuurwerkbedrijf:

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.7 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw.

2.8 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.9 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:

wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld.

2.10 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.):

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren of bedrijven of andere functies, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld.

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;
  • b. bedrijfsactiviteiten die niet worden genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar welke naar de aard en milieuplanologische invloed gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • c. één verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • d. groenvoorzieningen en water;
  • e. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen, waaronder leidingen;

als mede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een vrachtautoparkeerterrein;

met de bij deze bestemming behorende:

  • h. gebouwen;
  • i. andere bouwwerken;
  • j. (toegangs)wegen;
  • k. parkeergelegenheden;
  • l. erven;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • m. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • n. Bevi-inrichtingen;
  • o. vuurwerkbedrijven;
  • p. kantoren;
  • q. activiteiten genoemd in kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit Milieueffectrapportage 1994 in de gevallen genoemd in kolom 2;
  • r. bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken

Voor bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw en overkappingen mogen uitsluitend binnen het 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kruipruimtes, zijn niet toegestaan;
  • c. de grondoppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m2 en niet meer bedragen dan 5.000 m2;
  • d. de bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 250 m2 en niet minder dan 25% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • e. de bebouwde oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen tot wegen mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • g. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de achterste perceelsgrenzen mogen niet minder dan 3 meter bedragen;
  • i. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet hoger zijn dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • j. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal:
    • 1. erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen: 1 meter;
    • 2. overige erfafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige andere bouwwerken binnen het bouwvlak: 10 meter.
  • k. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien door aanvrager aannemelijk is gemaakt dat er geen significant negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen en de natuurlijke waarden van Natura 2000-gebied 'Veluwe'.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grondoppervlakte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c voor een bouwperceel met een grondoppervlakte:

  • a. van meer dan 5.000 m2, maar maximaal 7.500 m2, mits dit voor een doelmatige inrichting of verkaveling gewenst is;
  • b. van meer dan 5.000 m2, maar maximaal 10.000 m2, mits het de verplaatsing betreft van een bestaand in de gemeente gevestigd bedrijf, dat door verplaatsing een bijdrage kan leveren aan de revitalisering van bestaand stedelijk gebied.
3.3.2 Bouwen t.o.v. perceelsgrens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h voor het bouwen tot 1 meter van de achterste perceelsgrens, mits:

  • a. de diepte van de gebouwen minder dan 60 meter bedraagt;
  • b. de achterzijde van een bouwperceel bereikbaar is ten behoeve van calamiteitenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens en/of prostitutie;
  • b. het opslaan en opgeslagen houden van afvalstoffen;
  • c. bewoning;
  • d. het gebruik voor detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of voortgebrachte goederen;
    • 2. e-commerce zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder opslag van goederen, als nevenactiviteit;
    • 3. e-commerce zonder fysieke bezoekmogelijkheid maar met opslag en distributie van goederen;
    • 4. e-commerce met fysieke bezoekmogelijkheid, waar naast het afhalen en/of inleveren van via het internet bestelde artikelen, ook andere activiteiten (kopen, bestellen, omruilen en uitstallen) plaatsvinden, mits volumineus.
  • e. e-commerce zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder opslag van goederen als hoofdfunctie;
  • f. e-commerce met fysieke bezoekmogelijkheid waar bestelde goederen kunnen worden afgehaald en/of geretourneerd;
  • g. e-commerce met fysieke bezoekmogelijkheid, waar naast het afhalen en/of inleveren van via het internet bestelde artikelen, ook andere activiteiten (kopen, bestellen, omruilen en uitstallen) plaatsvinden, niet zijnde volumineus.
3.4.2 Uitzondering

Het in 3.4.1 genoemde strijdige gebruik is niet van toepassing op:

  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, open terreinen en watergangen;
  • c. het parkeren van motorvoertuigen;
  • d. opslag van materialen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Hogere categorie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' bedrijfsactiviteiten in één categorie hoger worden toegestaan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande woon- en leefklimaat in de directe omgeving en met dien verstande dat bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsactiviteiten de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling worden betrokken: geurproductie, stofuitworp, geluidhinder, gevaar, verkeersaantrekking, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging;

3.5.2 Risicovolle inrichting

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en kan een Bevi-inrichting worden toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de PR 10-6-contour mag niet buiten de terreingrens/erfgrens van het bedrijf liggen; en
  • b. het groepsrisico mag niet boven de oriënterende waarde liggen.
3.5.3 Detailhandel in volumineuze goederen en bouwmarkten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.4.1 onder d voor:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen en bouwmarkten, mits:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 1.500 m2, waarbij buitenruimte die wordt gebruikt voor het uitstallen van volumineuze goederen of bouwmarktgoederen bij deze oppervlakte wordt meegerekend;
    • 2. daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot, hetgeen moet blijken uit een in opdracht van de aanvrager opgesteld onderzoek;
    • 3. in voldoende mate is verzekerd dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;
  • b. detailhandel in brandgevaarlijke en/of brandbare stoffen, onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting optreedt van het woon- en leefklimaat op aangrenzende percelen.
3.5.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Uit te werken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsdoeleinden;
  • b. verkeersdoeleinden en parkeerdoeleinden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. en andere tot de bedrijfsvoering behorende voorzieningen;

met de bij deze bestemming behorende bouwwerken en erven;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • g. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • h. Bevi-inrichtingen;
  • i. vuurwerkbedrijven;
  • j. kantoren;
  • k. activiteiten genoemd in kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit Milieueffectrapportage 1994 in de gevallen genoemd in kolom 2;
  • l. bedrijfswoningen.
4.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 4.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een uitwerkingsplan wordt aangesloten bij de regels en de systematiek van artikel 3, waaronder begrepen de zonering van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van milieugevoelige functies;
  • b. een uitwerkingsplan wordt pas vastgesteld als de geldende bedrijfsbestemming niet meer kan voorzien in voldoende uitgeefbare bedrijfsgrond en aannemelijk is gemaakt dat er voldoende behoefte is aan uitgeefbare bedrijfsgrond.
4.3 Bouwregels

Zolang het in 4.2 bedoelde uitwerkingsplan niet in werking is getreden, mag op de gronden niet worden gebouwd.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.3 ten behoeve van een bouwwerk dat in overeenstemming is met het vastgestelde uitwerkingsplan, of indien het uitwerkingsplan nog niet is vastgesteld, het ontwerp-uitwerkingsplan.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Zolang het in 4.2 bedoelde uitwerkingsplan niet in werking is getreden, mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5 ten behoeve van het bouwrijp maken van de gronden in overeenstemming met het vastgestelde uitwerkingsplan, of indien het uitwerkingsplan nog niet is vastgesteld, het ontwerp-uitwerkingsplan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken;
  • b. plantsoenen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen' voor afschermende groenvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de ecologische verbindingszone in de vorm van een natte natuurontwikkelingszone;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor perceelontsluitingswegen en ontsluitingswegen voor het aangrenzende bedrijventerrein, dan wel binnen een afstand van 25 meter van die aangeduide gronden;
  • f. inzijgvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. kunstwerken;
  • i. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • j. andere groen- en speelvoorzieningen en water;

met de bij deze bestemming behorende:

  • k. andere bouwwerken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede duikers en bruggen.
5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken noodzakelijk voor de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de hoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 meter mag bedragen;
  • c. schuttingen niet zijn toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, prostitutie en/of parkeren.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een stroomfunctie van doorgaande aard
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;

met de bij deze bestemming behorende andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 6.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken noodzakelijk voor en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 10 meter en van de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens en/of prostitutie.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen van niet-doorgaande aard;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;

met de bij deze bestemming behorende andere bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair alsmede bruggen en duikers, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 7.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken noodzakelijk voor en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 10 meter en van de overige andere bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens en/of prostitutie.

Artikel 8 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. waterlopen en waterpartijen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de ecologische verbindingszone in de vorm van een natte natuurontwikkelingszone;

met de bij deze bestemming behorende andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 8.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend andere bouwwerken noodzakelijk voor en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens en/of prostitutie.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één bestaande woning per bestemmingsvlak
  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van per woning en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van per woning en bijbehorende gebouwen, met een maximum van 150 m2;
  • c. wegen en paden;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, water en de bestaande nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 9.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels.

9.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte is maximaal 4 meter;
  • c. de bouwhoogte is maximaal 8 meter;
  • d. de inhoud is maximaal 750 m3;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 meter, dan wel de bestaande kleinere afstand.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. deze worden gebouwd minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 per woning;
  • c. de goothoogte is maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte is maximaal 6 meter;
9.2.3 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • c. overkappingen worden gebouwd achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bedraagt maximaal 20 m2;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen is maximaal 2,7 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zoals pergola's, is maximaal 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens en/of prostitutie.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 voor het toestaan van aan huis verbonden bedrijven, mits het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van per woning en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van per woning en bijbehorende gebouwen, met een maximum van 150 m2 en mits:

  • a. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
  • b. geen gebruik plaats vindt dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet Milieubeheer zoals die luidde op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. geen detailhandel of horeca plaatsvindt;
  • d. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
  • e. geen reclame uitingen worden aangebracht.
9.4.2 Bed en breakfast

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1, voor het toestaan van bed en breakfast voorzieningen in een woning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening niet meer bedraagt dan 40% van het gebruiksvloeroppervlak van de woning met een oppervlak van maximaal 100 m2;
  • b. onder de gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening wordt gerekend een bad-, douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de (hoofd)bewoner(s) van de woning en maximaal 4 slaapkamers en een gemeenschappelijke ruimte, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 bedraagt, en welke gemeenschappelijke ruimte niet meetelt als gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening;
  • c. de bed en breakfast voorziening uitsluitend wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoners van de woning;
  • d. een separate kookvoorziening niet is toegestaan;
  • e. op eigen terrein per slaapkamer minimaal één parkeerplaats beschikbaar is;
  • f. door de bed en breakfast voorziening geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaat.
9.4.3 Paardenbak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 voor het gebruik van de gronden ten behoeve van één paardenbak, mits:

  • a. oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
  • b. het zicht op het vrije veld door de paardenbak niet onevenredig wordt aangetast.
9.4.4 Recreatief rustpunt

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 voor het toestaan van een recreatief rustpunt, mits:

  • a. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen
11.1.1 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, mits de overschrijding van de voorgevelbouwgrens maximaal 25 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met maximaal 50 cm overschrijden;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens maximaal 1 meter overschrijden;
  • e. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 meter overschrijden.
11.1.2 Afwijken overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsregels voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 meter, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • f. balkons en galerijen;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen.
11.2 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van funderingen.

11.3 Parkeer-, laad- en losruimte
11.3.1 Parkeerruimte

Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk of een perceel daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in of op het bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort. Hierbij worden de parkeernormen en uitgangspunten in acht genomen zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeernota.

11.3.2 Laad- en losruimte

Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan of in dat bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.

11.3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.

11.3.4 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van Bijlage 2 Parkeernota worden afgeweken van het bepaalde in 11.3.1 en 11.3.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Bijzonder gebruiksverbod
12.1.1 Onbebouwde gronden

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden (grond zonder gebouwen) voor:

  • a. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. prostitutiedoeleinden;
  • e. een functie met een parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's als bedoeld in 11.3.1; dit geldt niet voor verleende vergunningen waarbij een andere parkeernorm is gehanteerd.
12.1.2 Bouwwerken

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor:

  • a. detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de regels;
  • b. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen;
  • c. een functie met een parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's als bedoeld in 11.3.1; dit geldt niet voor verleende vergunningen waarbij een andere parkeernorm is gehanteerd.
12.2 Uitzondering gebruiksverbod
12.2.1 Uitzondering gebruiksverbod

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
  • c. het stallen van maximaal één toercaravan op het erf van een woning.
12.3 Afwijken van het gebruiksverbod

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voor wat betreft doeleinden als bedoeld onder 12.1.1 onder d en 12.1.2 onder b, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen, met een inhoud van maximaal 50 m3 en een hoogte van maximaal 3,50 meter en andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut met een maximale hoogte van 15 meter, zoals:
    • 1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en lichtmasten;
    • 2. transfomatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutgebouwtjes;
  • b. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoeringen voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de omgevingsvergunningaanvragen voor het bouwen waarvan de realisering wenselijk of noodzakelijk is;
  • c. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bestemmings- of bebouwingsgrens, uitsluitend indien bij definitieve uitmeting en/of verkaveling blijkt, dat deze nadere aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, waarbij:
    • 1. de grenzen met niet meer dan 2 meter mogen worden verschoven;
    • 2. de grenzen met niet meer dan 5 meter mogen worden verschoven;
  • d. het oprichten van andere bouwwerken met een hoogte van maximaal 15 meter;
  • e. het gebruik van gronden conform de naastgelegen bestemming over een strook van maximaal 5 meter uit de bestemmingsgrens;
  • f. het oprichten van een bouwwerk ten behoeve van gezamenlijke reclamedoeleinden tot een hoogte van maximaal 5 meter.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oprichten van transformatiehuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een maximale inhoud van 75 m3 en een maximale goothoogte van 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 13 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel het bouwvlak, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel dan wel het bouwvlak niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen deze wijzigingen nodig zijn;
  • d. het wijzigen van de categorie-indeling, dan wel het opnemen van nieuwe inrichtingen in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien zulks wenselijk is tengevolge van technische ontwikkelingen;
  • e. het mogelijk maken van de vestiging van kantoren binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' met een totale bruto-vloeroppervlakte van maximaal 6.000 m2.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Nadere eisen
16.1.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten op een terrein in relatie tot hindergevoelige functies in de omgeving;
  • b. de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, met dien verstande dat afhankelijk van de situering en het doel een hoogte kan worden geëist tussen 0,2 meter en 2,5 meter;
  • c. de situering van nutsgebouwen, waarbij geëist kan worden dat de gebouwen inpandig in bedrijfsbebouwing gerealiseerd worden;
  • d. de inrichting van het bedrijventerrein en de situering van bouwwerken, op grond van door de raad vastgestelde beleidsregels voor welstand, waarbij geëist kan worden:
    • 1. situering van bouwwerken op de meest zichtbare locaties;
    • 2. situering van de meest 'representatieve' bedrijfsfuncties aan de meest zichtbare zijde van een bouwperceel;
    • 3. een minder zichtbare situering van laad- en losvoorzieningen en parkeerterreinen;
    • 4. een minder zichtbare situering van opslag.
16.1.2 Afwegingskader

De in artikel 16.1.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. planologisch-stedenbouwkundige belangen, met inbegrip van beeldkwaliteit;
  • c. verkeersveiligheidsbelangen;
  • d. het voorkomen van onevenredige aantasting van de na te streven beeldkwaliteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering

Artikel 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 17.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering

Artikel 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Broeklanden 2015.

april 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Elburg op 13 april 2015.