direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Druten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0225.BPbuitengebied-1603

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Druten' met identificatienummer NL.IMRO.0225.BPbuitengebied-1603 van de gemeente Druten.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 aan het buitengebied gebonden bedrijf:

een bedrijf dat door zijn aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden is. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/-stalling, kennel/dierenasiel en hondensportaccommodatie.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch bedrijfsgebouw:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.10 agrarisch bouwvlak:

bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf.

1.11 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische en zorgfuncties. Ook dienstverlening op het gebied van bosbouw, natuurbeheer, weg- en waterbouw of milieudienstverlening wordt hieronder verstaan.
Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: loonbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen.

1.12 akkerbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van akkerbouwgewassen in de volle grond.

1.13 bassin:

een reservoir voor de opslag van dunne mest of andere vloeibare stoffen in de vorm van een bassin.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 beroepsmatige activiteiten:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten (niet zijnde vrije beroepen), waarvan de omvang van de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.20 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. bij gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt: het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt indien dit gebruik op de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.21 bestaande ammoniakemissie:

de ammoniakemissie behorende bij de bestaande veestapel en het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  • a. bestaande veestapel: aantal en soort dieren zoals legaal aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • b. bestaande stalsysteem: het stalsysteem zoals legaal aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen met bijbehorende emissiefactoren zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav).
1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat ook via een doorbraak op de eerste verdieping sprake mag zijn van een verbinding met het hoofdgebouw.

1.25 biomassa:
  • a. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten;
  • b. plantaardig afval uit land- of bosbouw;
  • c. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
  • d. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
  • e. kurkafval;
  • f. houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten.
1.26 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bruto vloeroppervlakte/bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, technische ruimten en overige dienstruimten, gemeten tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of de het hart van de scheidingsmuren.

1.34 bunkerwinkelschip:

bevoorradingsschip ten behoeve van de scheepvaart, met een verkoopfunctie met betrekking tot proviand, brandstof en dergelijke.

1.35 dagrecreatie:

vormen van recreatie waarbij geen recreatief nachtverblijf mogelijk is.

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.38 escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

1.39 extensief dagrecreatief medegebruik:

vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen.

1.40 gebiedsgebonden bedrijf:

agrarisch verwante bedrijven zoals bedoeld in lid 1.11 alsmede aan het buitengebied gebonden bedrijven als bedoeld in lid 1.6.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 Gelders natuurnetwerk:

Samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.43 glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen, geheel of nagenoeg geheel met behulp van glasopstanden (kassen) van minimaal 2.500 m².

1.44 Groene ontwikkelingszone:

Zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders natuurnetwerk en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderijen, akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Paardenfokkerijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.46 grondgebonden veehouderij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het houden van dieren, waarbij het voer en de mest in hoofdzaak gewonnen respectievelijk aangewend worden op onbebouwde gronden waarover het bedrijf kan beschikken en die in de omgeving liggen van het bedrijf.

1.47 handel in biomassa

een bedrijf dat op de bedrijfslocatie biomassa voorbewerkt, verkleint voor eindgebruik, verhandelt en verwerft. Deze verwerving geschiedt door aanlevering van derden en door snoei- en rooiwerk bij derden.

1.48 herbouw:

het opnieuw bouwen van een bouwwerk, al dan niet met dezelfde verschijningsvorm.

1.49 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.50 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt (niet zijnde een kleinschalige logiesaccommodatie) één en ander al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • a. Horeca categorie 1: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
  • b. Horeca categorie 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereidde snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
  • c. Horeca categorie 3: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
1.51 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen. Grondgebonden (melk)rundveehouderijen en het houden van schapen en paarden worden niet aangemerkt als intensieve veehouderij. Een intensieve veehouderij is niet afhankelijk van agrarische grond als productiemiddel en is als zodanig een agrarische bedrijfstak waarbij de bedrijfsuitoefening in hoofdzaak niet functioneel aan de grond gebonden is.

1.52 kampeermiddelen:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.53 kampeerplaats:

een terreingedeelte bestemd voor het plaatsen van 1 kampeermiddel, waarbij het is toegestaan om maximaal 1 bijzettent, die toebehoort aan de eigenaar van het hoofdkampeermiddel, op een en dezelfde kampeerplaats te plaatsen.

1.54 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.55 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

1.56 kleinschalige biomassavergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen afkomstig van het eigen bedrijf door bacteriën, waarbij methaangas vrijkomt.

1.57 kleinschalige dagrecreatie:

ondergeschikte, aan de bedrijfsvoering of aan de toeristische omgeving gerelateerde activiteiten, zoals rondleidingen, openstellingen, demonstraties of workshops, waarbij het bieden van nachtverblijf niet is toegestaan.

1.58 kleinschalige duurzame energie opwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte.

1.59 kleinschalige horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en licht alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse, met dien verstande dat de horeca ondergeschikt dient te zijn aan de hoofdfunctie.

1.60 kleinschalig kamperen:

kampeerterrein waarop maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan (met uitzondering van stacaravans), uitsluitend in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober, en waar de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden voorzien.

1.61 kleinschalige logiesaccommodatie:

het verlenen van logies in een woning en/of bijbehorende bouwwerken aan steeds wisselend publiek, zoals bed&breakfast en recreatiewoningen/ -appartementen.

1.62 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.63 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding tussen de levende en niet-levende natuur.

1.64 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

1.65 manege:

een bedrijf dat is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, en/of pony's, ondersteunende horeca (kantine), verenigingsaccommodatie, en het houden van wedstrijden en of andere evenementen.

1.66 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.67 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige (habitats voor) flora- en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.68 nevenactiviteit:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel.

1.69 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.70 normaal onderhoud:

werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.71 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.72 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.73 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.74 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.75 paardenbak:

al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.

1.76 paardenfokkerij:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm.

1.77 paardenhouderij:

een bedrijf dat is gericht op het houden, africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden (waaronder begrepen pensionstalling), het geven van instructie aan derden alsmede de handel in paarden, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken van paarden.

1.78 peil:
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld.
1.79 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.

1.80 plattelandswoning:

een woning in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de woning in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord.

1.81 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden gekweekt, vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.82 prostitutiebedrijf:

een persoon, een groep van personen of een rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, zich via openlijke of besloten prostitutie beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.

1.83 recreatiehaven:

een haven waar gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen, historische vaartuigen en vaartuigen voor personenvervoer over water (zoals een watertaxi of cityhopper).

1.84 regenkap:

een niet door wanden omsloten bouwwerk, geen gebouw zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal, bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag.

1.85 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.86 schuilstal:

gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan dieren.

1.87 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.

1.88 sleufsilo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met opstaande randen voor het opslaan van veevoeder.

1.89 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.90 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 meter begrepen.

1.91 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren, te onderscheiden in:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie zijn toegestaan zo lang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden per jaar, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnel- of boogkassen, hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen. De (constructie)palen ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn permanent toegestaan.
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden per jaar op dezelfde locatie zijn toegestaan, zoals containervelden, bakken op stellingen (met regenkappen), stellages met en voor regenkappen bij de grondgebonden teelt van (zacht)fruit en teeltondersteunende kassen.
1.92 tenthuisje:

een bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

1.93 theetuin:

het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat reguliere horeca, hieronder inbegrepen exploitatie van een zaalaccommodatie, uitdrukkelijk niet is toegestaan.

1.94 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.95 tuincentrum:

detailhandel in boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, niet-elektrisch of niet-gemotoriseerd handtuingereedschap (spade, schoffel e.d.), artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen (potgrond, meststoffen e.d.), tuininrichtingsartikelen (géén bestrating en tuinhuisjes) en aanverwante artikelen (zoals bloempotten en plantenbakken en tuingerelateerde cadeau- en sfeerartikelen).

Hoveniersactiviteiten zijn daarbij uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan.

1.96 tunnel(kas):

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.97 verblijfsrecreatie:

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt in een recreatief nachtverblijf.

1.98 verkoopoppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief voor het publiek toegankelijke kweekruimte, de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.99 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie overwegend plaatsvindt in de volle grond.

1.100 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met de omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht, dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden uitgeoefend.

1.101 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.102 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.103 vrij beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten waaronder wordt begrepen de uitoefening van tand- en dierenarts, fysiotherapeut, advocaat, accountant, notaris en makelaar door de gebruiker van de woning. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf wordt niet onder een vrij beroep begrepen.

1.104 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.105 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.106 wooneenheid:

eenheid in de vorm van een woning.

1.107 woonunit:

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of bewoning door één of meer personen, waaronder ook een stacaravan wordt verstaan.

1.108 zorgboerderij:

een zelfstandige zorginstelling in het kader van een agrarische neventak waar mensen met een zorg- of hulpvraag een passende dagbesteding vinden.

1.109 zorgboerderij als nevenactiviteit:

een agrarisch bedrijf waar mensen met een zorg- of hulpvraag een passende dagbesteding vinden of meewerken op het agrarische bedrijf.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  • b. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  • h. de bouwhoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de uiterste punt van de wiek in de hoogste stand.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  • b. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning', twee bedrijfswoningen per agrarisch bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. vrije beroepen;
  • d. kleinschalig kamperen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • e. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 35.1 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • f. water(gangen), waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden;
  • h. kleinschalige duurzame energieopwekking, waaronder kleinschalige biomassavergisting, uitsluitend binnen het bouwvlak en als onderdeel van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf;

alsmede voor:

  • i. niet-agrarische bedrijven ter plaatse van de in de onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en tot de daarbij aangegeven maximale gezamenlijke vloeroppervlakte:
Ter plaatse van de aanduiding   Bedrijf   Maximale gezamenlijke vloeroppervlakte  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 1   loonbedrijf
boerderijkamers  
100 m²
210 m²  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 2   manege   1.320 m²
 
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 3   loonbedrijf   339 m²
 
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 4   kaasboerderij   285 m²
 
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 5   loonbedrijf   520 m²
 
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 6   instructie-/cursusdoeleinden m.b.t. agrarisch bedrijf   125 m²
 
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 7   tuincentrum, als bedoeld in lid 1.95   2500 m²  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 8   veehandelsbedrijf   650 m²  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 9   landwinkel, bereiding streekproducten, kleinschalige horeca en kleinschalige dagrecreatie   475 m²  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 10   tuincentrum, als bedoeld in lid 1.95   2500 m²  
specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 11   reparatie- en onderhoudsbedrijf voor agrarische werktuigen en machines   420 m²  

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', een glastuinbouwbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een kleinschalige logiesaccommodatie;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', een plattelandswoning zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', een evenemententerrein;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie', dagrecreatie;
  • r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, (landbouw)wegen, (onderhouds)paden en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • s. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', uitsluitend een combinatie van een paardenhouderij en paardenfokkerij met bijbehorende voorzieningen is toegestaan;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - veehouderij', geen veehouderij is toegestaan;
  • u. tuinen, erven en parkeervoorzieningen die behoren bij de onder a t/m d en h t/m n en s genoemde functies uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande tuinen, erven en parkeervoorzieningen buiten het bouwvlak.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur', een schuur ten behoeve van het onderhoud van de aangrenzende historische hoogstamboomgaard is toegestaan, waarbij geldt dat:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 45 m²;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', één sanitairgebouw ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij geldt dat:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
      • de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur 2', een schuur ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen en bijbehorende opslag is toegestaan, waarbij geldt dat:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 45 m²;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie', een gebouw is toegestaan in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte.
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur 3', een veldschuur ten behoeve van opslag voor een tuinbouwbedrijf is toegestaan, waarbij geldt dat:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet meer dan 300 m2 mag bedragen.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalige duurzame energie opwekking mogen niet meer dan 15 meter bedragen.

3.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag de bestaande oppervlakte aan glasopstanden niet worden uitgebreid;
  • c. de goothoogte van kassen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 9 meter bedragen;

3.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden, indien en voorzover het bouwwerken betreft, de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - regenkappen' regenkappen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - containerteelt', containerteelt ook buiten het bouwvlak is toegestaan;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 200 m²;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3 meter, uitgezonderd hagelnetten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen en voorzieningen voor fruitteelt waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
    • 3. de (constructie)palen ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen permanent zijn toegestaan.

3.2.5 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan op het moment dat bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak aanwezig zijn;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen.

 

3.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken, overkappingen, bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, water- en andere bassins, spoelplaatsen, bouwwerken voor kleinschalige duurzame energie opwekking en anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. kadaverplaatsen zijn uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
    erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
    paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
    mestsilo's en verlichtingsmasten   6 meter  
    veevoedersilo's   12 meter  
    sleufsilo's   3 meter  
    bouwwerken voor kleinschalige duurzame energie opwekking   15 meter  
    vlaggenmasten, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - waaronder begrepen kadaverplaatsen en bouwwerken ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d. - mag buiten het bouwvlak niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van informatieborden ten behoeve van dagrecreatief medegebruik en evenementen maximaal 2,5 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Uitbreiding oppervlakte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b om ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een eenmalige uitbreiding van de bestaande oppervlakte aan glasopstanden toe te staan, mits:

  • a. de oppervlakte aan glasopstanden met maximaal 20% wordt uitgebreid ten opzichte van de op 29 juni 2005 aanwezige oppervlakte;
  • b. de uitbreiding in zijn geheel binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • f. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.3.2 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder a om een grotere oppervlakte aan teeltondersteunende kassen toe te staan, mits:

  • a. de teeltondersteunende kassen ten dienste staan van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  • b. de teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan teeltondersteunende kassen niet meer dan 1.500 m² per bouwvlak bedraagt;
  • e. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. de bouw van de teeltondersteunende kassen geen omschakeling naar een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf tot gevolg heeft;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Hogere bouwhoogte veevoedersilo's en hooibergen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.7 onder c om veevoedersilo's en hooibergen met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. de veevoedersilo's en hooibergen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.3.4 Schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
  • d. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.3.5 Schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:

  • a. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
  • c. er niet meer dan één schuilstal per eigenaar/gebruiker wordt toegestaan;
  • d. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.3.6 Sanitairgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om binnen het bouwvlak een sanitairgebouw ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan, mits:

  • a. er maximaal één sanitairgebouw per bouwvlak wordt toegestaan;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.

3.3.7 Woonunits/caravans voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om tijdelijke woonunits/caravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers toe te staan, mits:

  • a. tevens de in lid 3.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • b. aangetoond is dat binnen de bestaande bedrijfsgebouwen geen ruimte is voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • c. de woonunits/caravans binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de woonunits/caravans niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • e. de woonunits/caravans alleen tijdens de piekperiode op het bedrijf aanwezig zijn gedurende een periode van maximaal 4 maanden per jaar, en daarna weer worden verwijderd;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de woonunits/caravans;
  • g. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.3.8 Anti-hagelkanonnen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en lid 3.2.7 onder a om anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak toe te staan ten behoeve van fruitteeltbedrijven, mits:

  • a. de oppervlakte van een anti-hagelkanon niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon niet meer dan 4 meter bedraagt, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • c. het anti-hagelkanon noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde milieuwet- en -regelgeving;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het anti-hagelkanon;
  • g. het anti-hagelkanon geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. het aanbrengen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak, is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - containerteelt', containerteelt wel buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel ten behoeve van een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 7' en 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 10', waarbij geldt dat maximaal 2500 m2 verkoopoppervlakte is toegestaan;
    • 2. detailhandel ten behoeve van een landwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 9';
    • 3. productiegebonden detailhandel, waaronder detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte producten, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • c. binnen gebouwen mag uitsluitend de begane grondlaag gebruikt worden voor het bedrijfsmatig houden van dieren, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - etagestal', de bestaande stalvorm is toegestaan waarbij ook één of meer verdiepingen zijn ingericht voor dierplaatsen;
  • d. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, waaronder begrepen kuilvoer- en mestopslag, is niet toegestaan;
  • e. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor niet als bouwwerk aan te merken mest- of andere bassins is niet toegestaan;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag', is (gesloten) mestopslag met een oppervlakte van meer dan 750 m² niet toegestaan.

3.4.2 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van een vrij beroep uitsluitend in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

3.4.3 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. gebruik ten behoeve van evenementen is uitsluitend als medegebruik toegestaan;
  • b. er zijn uitsluitend evenementen ten behoeve van de kynologenclub toegestaan;
  • c. er is maximaal 8 keer per jaar een evenement toegestaan;
  • d. de duur van een evenement mag niet meer dan 3 dagen per evenement bedragen, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.

3.4.4 Trouwlocatie

Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch 1' mogen mede worden gebruikt als trouwlocatie.

3.4.5 Kleinschalige biomassavergisting

Kleinschalige biomassavergisting is binnen het bouwvlak toegestaan, mits:

  • a. er uitsluitend gebruik wordt gemaakt van mest en/of organische (bij)producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • b. de output van de vergister (het digestaat) uitsluitend op bij het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt;
  • c. de verwerkingscapaciteit maximaal 25.000 m³ mest en/of organische (bij)producten per jaar bedraagt;
  • d. de totale biogasopslagcapaciteit niet groter is dan 2.000 m³.

3.4.6 Spuitzones

Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', is niet toegestaan, uitgezonderd:

  • a. het bouwvlak behorende bij het bedrijf dat de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt uitoefent;
  • b. bestaand gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt;

Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

3.4.7 Kleinschalige logiesaccommodaties

Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is een kleinschalige logiesaccommodatie toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht;
  • b. de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. indien de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw van de (bedrijfs)woning dient de woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden;
  • d. permanent verblijf niet is toegestaan.

3.4.8 Dagrecreatie

Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie' mogen uitsluitend door de eigenaren van het perceel en/of de bebouwing worden gebruikt voor dagrecreatie.

3.4.9 Ammoniakemissie

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel, danwel een wijziging van het bestaande stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de bestaande ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. niet meer dan 50 m2 van de gebouwen daarvoor wordt aangewend;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

3.5.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven toe te staan, mits:

  • a. het nevenactiviteiten betreft zoals vermeld in de 'Lijst van kleinschalige nevenactiviteiten' in Bijlage 1, dan wel voor wat betreft aard, hinder en omvang daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • b. de nevenactiviteiten worden gevestigd in bestaande bedrijfsgebouwen die binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  • c. per agrarisch bedrijf niet meer dan 25% van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt voor nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² voor kleinschalige horeca mag worden gebruikt;
  • d. de nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering; het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de nevenactiviteiten geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

3.5.3 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of gedeelte daarvan, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak, danwel in tijdelijke woonunits/caravans indien tevens de in lid 3.3.7 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • b. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • c. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen niet meer dan 6 maanden per jaar bedraagt en in tijdelijke woonunits/caravans niet meer dan 4 maanden per jaar;
  • e. er voldaan wordt aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  • f. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • g. aangetoond is dat de omvang van de tijdelijke huisvesting (aantal logieseenheden) is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.
  • k. de huisvesting geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.5.4 Kleinschalig kamperen buiten het agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder d voor het toestaan van kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn om kleinschalig kamperen binnen het bouwvlak te realiseren;
  • b. het kleinschalig kamperen direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte van het kampeerterrein niet meer dan 5.000 m² bedraagt;
  • d. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
  • e. het kleinschalig kamperen uitsluitend in de periode 1 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • f. alle gebouwde voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, zoals sanitair, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • g. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het kampeerterrein, en de uitvoering van dit inpassingsplan wordt geborgd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. het kampeerterrein geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

3.5.5 Verkleining spuitzones

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.6 voor het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.

3.5.6 Toename ammoniakemissie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.9 voor het toestaan van een toename van de ammoniakemissie als gevolg van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel, danwel een wijziging van het bestaande stalsysteem, indien:

  • a. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie binnen gevoelige Natura 2000-gebieden, of;
  • b. anderszins is aangetoond dat geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de in het schema in lid 3.6.2 genoemde vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Schema omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden   Omgevingsvergunning nodig ter plaatse van de aanduiding overige zone - landschapstype*  
    Maaskommen   Rivierduinen met vlakten en donken   Waalkommen   Waaloeverwallen  
Bodem en water  
1   Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet of provinciale ontgrondingenverordening   Nee   Ja   Nee   Nee  
2   Het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter   Nee   Ja   Nee   Nee  
3   Het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels   Ja   Ja   Ja   Nee  
4   Het dempen van waterlopen, sloten en greppels   Ja   Ja   Ja   Nee  
5   Werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.   Nee   Ja   Nee   Nee  
Beplanting en grondgebruik  
6   Het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist)   Nee
 
Ja   Nee   Ja  
7   Het beplanten met houtgewas, waaronder mede begrepen, bebossen, de aanplant van productiebos, fruitbomen en het kweken en telen van struiken, bomen en heesters, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.6   Ja   Nee   Ja   Nee  
8   Het omzetten van gronden in sierteelt   Ja   Nee   Ja   Nee  
Infrastructuur en voorzieningen  
9   Het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²   Ja   Ja   Ja   Ja  
10   Het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur   Nee   Ja   Nee   Nee  
11   De aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen   Nee   Nee   Nee   Nee  
12   Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het geen bouwwerken betreft)   Nee   Nee   Nee   Nee  
Ja = vergunningplichtig  
Nee = niet vergunningplichtig  
* = aanduiding 'overige zone - landschapstype waaluiterwaarden' komt niet voor binnen de bestemming Agrarisch  

3.6.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • d. die worden uitgevoerd in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan.

3.6.4 Toetsingscriteria

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Vormaanpassing agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vormaanpassing een agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.7.2 Vergroting bouwvlak agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. er een compacte bouwvlakvorm blijft bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • c. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf of indien het geen volwaardig agrarisch bedrijf betreft is aangetoond dat door vergroting van het bouwvlak het bedrijf zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de noodzakelijke bebouwing;
  • f. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • g. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • h. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.7.3 Landgoed Molendam

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' kan worden gewijzigd ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw landgoed, zijnde een ruimtelijke eenheid van landschap, tuin en gebouw(en) met een oppervlakte van minimaal 5 hectare, onder de voorwaarden dat:

  • a. er één woongebouw van allure met daarin maximaal 3 wooneenheden is toegestaan met een totale gezamenlijke inhoud van maximaal 3500 m2;
  • b. de goot- en bouwhoogte van het woongebouw niet meer dan respectievelijk 7 en 12 meter bedragen;
  • c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per wooneenheid maximaal 100 m² bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan respectievelijk 4 en 7 meter bedragen;
  • e. het woongebouw alsmede bijbehorende bouwwerken op minimaal 50 meter afstand van woningen van derden worden gesitueerd;
  • f. behoudens het onder a genoemde woongebouw en de onder c genoemde bijbehorende bouwwerken, geen andere gebouwen zijn toegestaan;
  • g. er natuurontwikkeling van openbaar toegankelijk bos- of natuurgebied met een oppervlakte van minimaal 5 hectare plaatsvindt;
  • h. het privédomein maximaal 10% van de oppervlakte van het landgoed beslaat en de rest openbaar toegankelijk is;
  • i. aan de ontwikkeling een inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan ten grondslag ligt waarmee de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft ingestemd;
  • j. de ontwikkeling voldoet aan het gestelde in de Natuurschoonwet;
  • k. de ontwikkeling vanuit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en er, op grond van landschapsanalyse, sprake is van landschappelijke en cultuurhistorische inpassing in de omgeving;
  • l. de ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van natuur, landschap en het recreatief netwerk van wandel- en/of fietspaden;
  • m. de ontwikkeling de kenmerken van het Waaloeverwallenlandschap, zoals verwoord in het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan, versterkt;
  • n. bij de ontwikkeling beplantingen, soorten en landschapselementen worden toegepast die kenmerkend zijn voor het Waaloeverwallenlandschap, zoals verwoord in het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan;
  • o. de ontwikkeling bijdraagt aan de realisatie van gebiedsdoelstellingen, zoals opgenomen in gemeentelijk, regionaal en/of provinciaal beleid;
  • p. de ontwikkeling vanuit verkeerskundig oogpunt (verkeersaantrekkende werking, verkeersafwikkeling, veiligheid) aanvaardbaar is;
  • q. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • r. er voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • s. de ontwikkeling vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
  • t. het landgoed geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • u. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • v. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
  • w. de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid zoals verwoord in het 'Landschapsontwikkelingsplan' en de 'Structuurvisie Druten';
  • x. de ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsverordening Gelderland.

3.7.4 Nieuw agrarisch bouwvlak Deestersteeg ong.

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' een agrarisch bouwvlak voor één grondgebonden agrarisch bedrijf met maximaal één bedrijfswoning wordt toegevoegd, onder de voorwaarden dat:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • c. er geen veehouderij wordt toegestaan en het bouwvlak daarvoor wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - veehouderij';
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • e. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • g. het bouwvlak vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak;
  • c. vrije beroepen;
  • d. kleinschalig kamperen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • e. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 35.1 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • f. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden;
  • g. water(gangen), waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden;
  • i. kleinschalige duurzame energieopwekking, waaronder kleinschalige biomassavergisting, uitsluitend binnen het bouwvlak en als onderdeel van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf;

alsmede voor:

  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, (landbouw)wegen, (onderhouds)paden en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - veehouderij', geen veehouderij is toegestaan;
  • l. tuinen, erven en parkeervoorzieningen die behoren bij de onder a t/m d en i genoemde functies uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande tuinen, erven en parkeervoorzieningen buiten het bouwvlak.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kleinschalige duurzame energie opwekking mogen niet meer dan 15 meter bedragen.

4.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. kassen zijn niet toegestaan.

4.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden, indien en voor zover het bouwwerken betreft, de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 200 m²;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de (constructie)palen ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen permanent zijn toegestaan.

4.2.5 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan op het moment dat bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak aanwezig zijn;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen.

 

4.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken, overkappingen, bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, water- en andere bassins, spoelplaatsen, bouwwerken voor kleinschalige duurzame energie opwekking en ant-hagelkanonnen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. kadaverplaatsen zijn uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
    erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
    paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
    mestsilo's en verlichtingsmasten   6 meter  
    veevoedersilo's   12 meter  
    sleufsilo's   3 meter  
    bouwwerken voor kleinschalige duurzame energie opwekking   15 meter  
    vlaggenmasten, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - waaronder begrepen kadaverplaatsen en bouwwerken ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d. - mag buiten het bouwvlak niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van informatieborden ten behoeve van dagrecreatief medegebruik maximaal 2,5 meter mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder a om een grotere oppervlakte aan teeltondersteunende kassen toe te staan, mits:

  • a. de teeltondersteunende kassen ten dienste staan van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  • b. de teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan teeltondersteunende kassen niet meer dan 1.500 m² per bouwvlak bedraagt;
  • e. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. de bouw van de teeltondersteunende kassen geen omschakeling naar een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf tot gevolg heeft;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • j. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.3.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder b om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits:

  • a. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype waaluiterwaarden';
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, uitgezonderd hagelnetten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen en voorzieningen voor fruitteelt waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • c. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.3.3 Hogere bouwhoogte veevoedersilo's en hooibergen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.7 onder c om veevoedersilo's en hooibergen met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. de veevoedersilo's en hooibergen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

4.3.4 Schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
  • d. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.3.5 Schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:

  • a. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
  • c. er niet meer dan één schuilstal per eigenaar/gebruiker wordt toegestaan;
  • d. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.3.6 Sanitairgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om binnen het bouwvlak een sanitairgebouw ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan, mits:

  • a. er maximaal één sanitairgebouw per bouwvlak wordt toegestaan;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.

4.3.7 Woonunits/caravans voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om tijdelijke woonunits/caravans voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers toe te staan, mits:

  • a. tevens de in lid 4.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • b. aangetoond is dat binnen de bestaande bedrijfsgebouwen geen ruimte is voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • c. de woonunits/caravans binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de woonunits/caravans niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • e. de woonunits/caravans alleen tijdens de piekperiode op het bedrijf aanwezig zijn gedurende een periode van maximaal 4 maanden per jaar, en daarna weer worden verwijderd;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de woonunits/caravans;
  • g. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.3.8 Anti-hagelkanonnen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en lid 4.2.7 onder a om anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak toe te staan ten behoeve van fruitteeltbedrijven, mits:

  • a. de oppervlakte van een anti-hagelkanon niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon niet meer dan 4 meter bedraagt, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • c. het anti-hagelkanon noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde milieuwet- en -regelgeving;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het anti-hagelkanon;
  • g. het anti-hagelkanon geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • j. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Strijdig gebruik
  • a. het aanbrengen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak, is niet toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel, waaronder detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte producten, uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • c. binnen gebouwen mag uitsluitend de begane grondlaag gebruikt worden voor het bedrijfsmatig houden van dieren;
  • d. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, waaronder begrepen kuilvoer- en mestopslag, is niet toegestaan;
  • e. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor niet als bouwwerk aan te merken mest- of andere bassins is niet toegestaan;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • h. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die in het schema in lid 4.6.2 zijn aangemerkt als strijdig, is niet toegestaan.

4.4.2 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is de uitoefening van een vrij beroep uitsluitend in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

4.4.3 Kleinschalige biomassavergisting

Kleinschalige biomassavergisting is binnen het bouwvlak toegestaan, mits:

  • a. er uitsluitend gebruik wordt gemaakt van mest en/of organische (bij)producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • b. de output van de vergister (het digestaat) uitsluitend op bij het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt;
  • c. de verwerkingscapaciteit maximaal 25.000 m³ mest en/of organische (bij)producten per jaar bedraagt;
  • d. de totale biogasopslagcapaciteit niet groter is dan 2.000 m³.

4.4.4 Spuitzones

Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', is niet toegestaan, uitgezonderd:

  • a. het bouwvlak behorende bij het bedrijf dat de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt uitoefent;
  • b. bestaand gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt;

Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

4.4.5 Ammoniakemissie

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel, danwel een wijziging van het bestaande stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de bestaande ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. niet meer dan 50 m2 van de gebouwen daarvoor wordt aangewend;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
4.5.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven toe te staan, mits:

  • a. het nevenactiviteiten betreft zoals vermeld in de 'Lijst van kleinschalige nevenactiviteiten' in Bijlage 1, dan wel voor wat betreft aard, hinder en omvang daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • b. de nevenactiviteiten worden gevestigd in bestaande bedrijfsgebouwen die binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  • c. per agrarisch bedrijf niet meer dan 25% van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt voor nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² voor kleinschalige horeca mag worden gebruikt;
  • d. de nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering; het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de nevenactiviteiten geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

4.5.3 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of gedeelte daarvan, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak, danwel in tijdelijke woonunits/caravans indien tevens de in lid 4.3.7 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • b. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • c. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen niet meer dan 6 maanden per jaar bedraagt en in tijdelijke woonunits/caravans niet meer dan 4 maanden per jaar;
  • e. er voldaan wordt aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  • f. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • g. aangetoond is dat de omvang van de tijdelijke huisvesting (aantal logieseenheden) is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten op het bedrijf;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone;
  • m. de huisvesting geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • n. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

4.5.4 Kleinschalig kamperen buiten het agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder d voor het toestaan van kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn om kleinschalig kamperen binnen het bouwvlak te realiseren;
  • b. het kleinschalig kamperen direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte van het kampeerterrein niet meer dan 5.000 m² bedraagt;
  • d. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
  • e. het kleinschalig kamperen uitsluitend in de periode 1 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • f. alle gebouwde voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, zoals sanitair, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • g. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het kampeerterrein, en de uitvoering van dit inpassingsplan wordt geborgd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. het kampeerterrein geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • n. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.

4.5.5 Verkleining spuitzones

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.4 voor het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.

4.5.6 Toename ammoniakemissie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.5 voor het toestaan van een toename van de ammoniakemissie als gevolg van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel, danwel een wijziging van het bestaande stalsysteem, indien:

  • a. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie binnen gevoelige Natura 2000-gebieden, of;
  • b. anderszins is aangetoond dat geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de in het schema in lid 4.6.2 genoemde vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden uit te voeren.

4.6.2 Schema omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden   Omgevingsvergunning nodig ter plaatse van de aanduiding overige zone - landschapstype*  
    Rivierduinen met vlakten en donken   Waalkommen   Waaloeverwallen   Waaluiterwaarden  
Bodem en water  
1   Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet of provinciale ontgrondingenverordening   Ja   Nee   Nee   Ja  
2   Het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter   Ja   Ja   Ja   Ja  
3   Het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels   Ja   Ja   Nee   Ja  
4   Het dempen van waterlopen, sloten en greppels   Ja   Ja   Ja   Ja  
5   Werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.   Ja   Ja   Ja   Ja  
Beplanting en grondgebruik  
6   Het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist)   Ja   Nee   Ja   Nee  
7   Het beplanten met houtgewas, waaronder mede begrepen, bebossen, de aanplant van productiebos, fruitbomen en het kweken en telen van struiken, bomen en heesters, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.4   Nee   Ja   Nee   Ja  
8   Het omzetten van gronden in sierteelt   Ja   Ja   Ja   Strijdig  
Infrastructuur en voorzieningen  
9   Het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m²   Ja   Ja   Ja   Ja  
10   Het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur   Ja   Nee   Nee   Ja  
11   De aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen   Ja   Ja   Ja   Ja  
12   Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het geen bouwwerken betreft)   Ja   Ja   Ja   Strijdig  
Ja = vergunningplichtig  
Nee = niet vergunningplichtig  
Strijdig = niet toegestaan  
* = aanduiding 'overige zone - landschapstype maaskommen' komt niet voor binnen de bestemming Agrarisch met waarden  

4.6.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 4.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • d. die worden uitgevoerd in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan.

4.6.4 Toetsingscriteria

De in lid 4.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Vormaanpassing agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vormaanpassing een agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone;
  • f. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
4.7.2 Vergroting bouwvlak agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak voor een agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. er een compacte bouwvlakvorm blijft bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • c. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf of indien het geen volwaardig agrarisch bedrijf betreft is aangetoond dat door vergroting van het bouwvlak het bedrijf zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de noodzakelijke bebouwing;
  • f. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • g. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone;
  • j. uit een landschappelijk inpassingsplan blijkt dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

4.7.3 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits de betreffende gronden zijn verworven ten behoeve van natuurontwikkeling, danwel de huidige eigenaar wijziging wenst.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in onderstaande tabel zijn aangegeven:
Ter plaatse van de aanduiding   Bedrijf   Max. opp. bedrijfs-
gebouwen  
Ligging  
specifieke vorm van bedrijf - 1   Loonwerkersbedrijf   283 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 2   Garagebedrijf, inclusief stalling machines   496 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 3   Klussenbedrijf   116 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 4   Aannemersbedrijf   1.278 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 5   Loon- en grondverzetbedrijf annex landbouwmachineverhuur   880 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 6   Handelsonderneming   317 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 7   Houtbewerkingsbedrijf   550 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 8   Aannemersbedrijf   529 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 9   Loonwerkersbedrijf en grondverzetbedrijf   2.100 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 10   Hoveniersbedrijf   246 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 11   Tankstation   366 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 12   Loonwerkersbedrijf en grondverzetbedrijf   3.000 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 13   Molenaarsbedrijf en detailhandel dierenspeciaalzaak   586 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 14   Transportbedrijf en garagebedrijf   354 m²   GO  
specifieke vorm van bedrijf - 15   Garagebedrijf, inclusief stalling machines   977 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 16   Detailhandel fietsen   610 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 17   Loonwerkersbedrijf   249 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 18   Loonwerkersbedrijf en grondverzetbedrijf   907 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 19   ICT - dienstverlening   273 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 20   Garagebedrijf   500 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 21   Loonwerkersbedrijf, transportbedrijf en grondverzetbedrijf, kleinschalige dagrecreatieve activiteiten   1.600 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 22   Installatiebedrijf   2.558 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 23   Agrarisch loonbedrijf, handel in biomassa als bedoeld in lid 1.47   2.200 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 24   Agrarisch loonbedrijf   1.066 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 25   Kleiopslag   0 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 26   Classeerinstallatie   200 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 27   opslag en stalling van materieel en diverse materialen ten behoeve van agrarisch loonwerk   1000 m²   NGO  
specifieke vorm van bedrijf - 28   Handelsonderneming   0 m²   NGO  
NGO = niet in Groene Ontwikkelingszone
GO = in Groene Ontwikkelingszone  

  • b. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning', twee bedrijfswoningen per bestemmingsvlak zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', opslag van stamhout en snoeihout in diverse vormen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een kleinschalige logiesaccommodatie;
  • e. vrije beroepen;
  • f. daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 25', uitsluitend de opslag van klei is toegestaan.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen
  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 20' de bouwhoogte niet meer dan 5,9 meter mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13' de bouwhoogte van de molen niet meer dan 30 meter mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan voor de betreffende aanduiding in de tabel in lid 5.1 onder a is aangegeven.

5.2.3 Bedrijfswoning
  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
vlaggenmasten, verlichtingsmasten, bedrijfsinstallaties en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  
paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
verlichtingsmasten bij paardenbakken   6 meter  
luifels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11'   6 meter  
reclamezuilen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11'   7 meter  
transportverbindingen, lichtmasten en overige bedrijfsinstallaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 26'   25 meter  
5.3 Nadere eisen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen:

  • a. met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is om:
    • 1. de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    • 2. een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    • 3. een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    • 4. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
  • b. met betrekking tot de situering en maatvoering van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, voor zover deze bijbehorende bouwwerken zijn geprojecteerd op en afstand van meer dan 50 meter gemeten uit het hoofdgebouw en zulks nodig is om:
    • 1. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, te beschermen;
    • 2. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b voor een eenmalige uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen binnen het bestemmingsvlak, mits:

  • a. bij gebiedsgebonden bedrijven de uitbreiding niet meer bedraagt dan 40% van de in de tabel in lid 5.1 onder a bij de betreffende aanduiding aangegeven oppervlakte, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 12' een maximum van 1000 m² geldt;
  • b. bij niet-gebiedsgebonden bedrijven die zijn gelegen in de Groene ontwikkelingszone (zoals aangegeven in de tabel in lid 5.1 onder a) de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20% van de in de tabel in lid 5.1 onder a bij de betreffende aanduiding aangegeven oppervlakte, tot een maximum van 375 m²;
  • c. bij niet-gebiedsgebonden bedrijven die niet zijn gelegen in de Groene ontwikkelingszone (zoals aangegeven in de tabel in lid 5.1 onder a) de uitbreiding niet meer bedraagt dan:
    • 1. indien de bestaande omvang aan bedrijfsgebouwen 500 m² of minder bedraagt: 40% van de in de tabel in lid 5.1 onder a bij de betreffende aanduiding aangegeven oppervlakte;
    • 2. indien de bestaande omvang aan bedrijfsgebouwen meer dan 500 m² bedraagt: 30% over de eerste 500 m² plus 10% van de resterende oppervlakte.
  • d. de uitbreiding bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;
  • e. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de uitbreiding geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • h. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • i. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • j. er geen significante negatieve effecten zijn voor de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone, indien het bestemmingsvlak gelegen is in deze zone (zoals aangegeven in de tabel in lid 5.1 onder a);
  • k. deze afwijking niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4'.

5.4.2 Hogere bouwhoogte bedrijfsinstallaties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 om een hogere bouwhoogte voor bedrijfsinstallaties toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • b. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

5.5.1 Algemeen
  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, uitgezonderd een motorbrandstofverkooppunt met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11';
  • b. bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in ruiterbenodigdheden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6';
    • 3. detailhandel ten behoeve van een tankstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11' tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 120 m²;
    • 4. detailhandel ten behoeve van een dierenspeciaalzaak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13'
    • 5. detailhandel in fietsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 16'
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is opslag van stamhout en snoeihout in diverse vormen toegestaan tot een maximale hoogte van 5 meter en een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 21' zijn kleinschalige dagrecreatieve activiteiten toegestaan tot een maximale oppervlakte van 350 m2.

5.5.2 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

5.5.3 Kleinschalige logiesaccommodaties

Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is een kleinschalige logiesaccommodatie toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht;
  • b. de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. indien de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw van de (bedrijfs)woning dient de woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden;
  • d. permanent verblijf niet is toegestaan.

5.5.4 Paardenbakken

Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor hobbymatig gebruik door de bewoners van het betreffende perceel.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Vestiging ander type bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a, voor het toestaan van een ander type bedrijf, mits:

  • a. het een bedrijf betreft dat in de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 2 is aangeduid als categorie 1 of 2, danwel, naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk kan worden gesteld;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt.

5.6.2 Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 om bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. niet meer dan 50 m2 van de gebouwen daarvoor wordt aangewend;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, Wro wijzigen, in die zin dat de geldende bestemming 'Bedrijf' binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kan worden gewijzigd in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water', zodra de specifieke bedrijfsactiviteiten ter plaatse (kleidepot) zijn beëindigd.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektriciteitsstation', een elektriciteitsstation;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation', een pompstation ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema', een afsluiterschema ten behoeve van een aardgastransportleiding;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation', een gasdrukmeet- en regelstation;
  • f. daarbij behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

met dien verstande dat:

  • g. een bedrijfswoning niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Elektriciteitsstation

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektriciteitsstation' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 20 meter;
    • 2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 meter.

6.2.2 Pompstation

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van pompgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere bouwwerken' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

6.2.3 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 25 m²;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter.

6.2.4 Afsluiterschema

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

6.2.5 Gasdrukmeet- en regelstation

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation', gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Bouwen buiten het bouwvlak
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - buiten bouwvlak' het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak toe te staan, mits:
    • 1. is aangetoond dat bodemsanering niet noodzakelijk is, dan wel zeker gesteld is dan wel vóór uitvoering van de omgevingsvergunning zal plaatsvinden;
    • 2. is aangetoond dat beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vervangende nieuwbouw' het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak toe te staan, mits:
    • 1. het bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te slopen gebouw' wordt gesloopt;
    • 2. de oppervlakte van de bebouwing maximaal 1.150 m² bedraagt;
    • 3. is aangetoond dat bodemsanering niet noodzakelijk is, dan wel zeker gesteld is dan wel vóór uitvoering van de omgevingsvergunning zal plaatsvinden;
    • 4. is aangetoond dat beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 7 Bedrijf - Uiterwaarden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Uiterwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1', een scheepsbouw- en reparatiebedrijf met bijbehorende havens en (vaar-)water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -2', een steenfabriek met bijbehorende terreinen voor opslag;
  • c. daarbij behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, verhardingen, erven, tuinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfs-/dienstwoning met bijbehorende erven en tuinen is toegestaan.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Scheepsbouw- en reparatiebedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' gelden de volgende bouwregels:

  • a. toegestaan zijn bedrijfsgebouwen, werkschepen, stevendokken, droogdokken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van en in verband met de bestemming als bedoeld onder lid 7.1, onder a;
  • b. in totaal is niet meer dan 20.700 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij in onderstaande tabel is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
lichtmasten   6 meter  
(hijs)kranen, afmeerconstructies en overige bedrijfsinstallaties   35 meter  
droogdokken en stevendokken   8 meter  
erf- of perceelafscheidingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  

  • e. de bouwhoogte van bouwwerken op / in het water worden gemeten vanaf de waterlijn;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d, geldt dat de bouwhoogte van droogdokken en stevendokken inclusief bijbehorende kranen, waaronder loopkatkranen, niet meer mag bedragen dan 18 meter.

7.2.2 Steenfabriek

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangeduide bouwvlak;
  • b. in totaal is niet meer dan 7.780 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij in onderstaande tabel is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
schoorstenen   25 meter  
erf- of perceelafscheidingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  

7.2.3 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  • a. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangeduide bouwvlak;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m3 bedragen, of indien de bestaande inhoud meer dan 800 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer 5 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

7.3.1 Algemeen
  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegestaan, uitgezonderd een scheepsbouw- en reparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. logies is niet toegestaan, met uitzondering van tijdelijk onderdak aan personen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' die normaliter gehuisvest zijn op het schip dat op de scheepswerf wordt gerepareerd en / of wordt verbouwd.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomend bos met daarop afgestemde bosbouw;
  • b. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 35.1 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • d. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - multifunctioneel', een multifunctionele ruimte als onderdeel van het Landgoed Horssen zoals bedoeld in de bestemming 'Groen - Landhuis';
  • g. daarbij behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat:

  • a. per 60 hectare te onderhouden/beheren bos één onderhoudsschuur is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 60 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - multifunctioneel' een gebouw is toegestaan in ten hoogste de bestaande oppervlakte en ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • b. het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
  • f. het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist);
  • g. het aanleggen en verharden van wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 20 m²;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • i. de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.

8.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 8.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die worden uitgevoerd in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan.
  • d. die worden uitgevoerd in het kader van een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan voor het Landgoed Horssen.

8.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 8.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en natuurwaarden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Groen - Landhuis

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van het karakter van het landhuis in cultuurhistorisch, landschappelijk en natuurwetenschappelijk opzicht;
  • b. een landhuis met maximaal 9 woningen;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een kleinschalige logiesaccommodatie;
  • d. bijbehorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, zorgvoorzieningen, kassen, orangerie, bergingen (o.a. opslag landgoedmaterieel en ten behoeve van de woonfunctie), groenvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 973 m²;
  • b. de goothoogte van het landhuis mag (ook bij herbouw/uitbreiding) niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van het landhuis mag (ook bij herbouw/uitbreiding) niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval die goothoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 7 meter, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval die goothoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten en verlichtingsmasten   5 meter  
overkappingen   3 meter  
erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  
9.3 Nadere eisen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bebouwing indien en voor zover dat nodig is om:

  • a. de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. het cultuurhistorisch karakter van het landhuis te behouden en zo mogelijk te versterken.
9.4 Specifieke gebruiksregels

9.4.1 Trouwlocatie

Gronden en bouwwerken met de bestemming 'Groen - Landhuis' mogen mede worden gebruikt als trouwlocatie.

9.4.2 Kleinschalige logiesaccommodaties

Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is een kleinschalige logiesaccommodatie toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht;
  • b. permanent verblijf niet is toegestaan.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Groen - Landhuis' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • b. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het beplanten van gronden met houtgewas, waaronder mede begrepen bebossen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist);
  • f. het aanleggen en verharden van wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

9.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 9.5.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die worden uitgevoerd in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan;
  • d. die worden uitgevoerd in het kader van een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan voor het Landgoed Horssen.

9.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 9.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden van het gebied en/of de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Groen - Landhuis' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk' van het bevoegde gezag een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

9.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 9.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

9.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 9.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door het slopen, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van (afschermende) beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
  • b. water en waterberging.

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist);
  • b. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

10.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 10.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die worden uitgevoerd voor de aanleg van parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

10.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 10.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke inpassing, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die inpassing niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca categorie 1;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 per bouwperceel.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', een zorgboerderij zoals omschreven in lid 1.108;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. één dienstwoning per bestemmingsvlak;
  • e. daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

12.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid.

12.2.3 Dienstwoning
  • a. de inhoud van een dienstwoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. een dienstwoning mag niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
vlaggenmasten, verlichtingsmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 meter  
12.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

12.3.1 Spuitzone
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - gevoelige functie', is het gebruik van gronden voor functies die gevoelig zijn voor chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan. Onder voor chemische bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.
  • b. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' voor een zorgboerderij als bedoeld in lid 12.1 onder b is, onverminderd het bepaalde onder a, uitsluitend toegestaan indien de bestaande hagen die aanwezig zijn langs de fruitboomgaarden ten noorden en ten oosten van deze aanduiding in stand worden gehouden.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 35.1 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • c. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • d. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik, uitsluitend voor zover dit ten dienste staat van het natuurbeheer;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. daarbij behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden.

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visclub', een gebouw ten behoeve van een visclub;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', een ijsbaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – ontzanding':
    • 1. de opvulling met, de verwerking van en het transport over water van oppervlaktedelfstoffen;
    • 2. tijdelijke ontsluitingswegen, inclusief bereikbaarheidsvoorzieningen, ten behoeve van de winning van oppervlaktedelfstoffen.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verwerking van oppervlaktedelfstoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ontzanding' maximaal 3 meter mag bedragen;
  • b. per 60 hectare te onderhouden/beheren natuurgebied één onderhoudsschuur is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 60 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter;
  • c. per 60 hectare natuurgebied één jachthut is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 60 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visclub' een gebouw ten behoeve van een visclub is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • b. het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
  • f. het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist);
  • g. het beplanten van gronden met houtgewas, waaronder mede begrepen bebossen;
  • h. het aanleggen en verharden van wegen, (fiets)paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 20 m²;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • j. de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.

13.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 13.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die worden uitgevoerd in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan.

13.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 13.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en natuurwaarden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurspeeltuin', een natuurspeeltuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - survival', dagrecreatie ten behoeve van een survivalvereniging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uiversnest':
    • 1. verblijfsrecreatie met een overnachtingscapaciteit van maximaal 45 bedden;
    • 2. extensief dagrecreatief medegebruik;
    • 3. detailhandel met een brutovloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
    • 4. vergaderruimte met een brutovloeroppervlakte van maximaal 150 m²;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. kleinschalige horeca;
    • 2. dienstverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', verblijfsrecreatie in de vorm van:
    • 1. maximaal 25 campingplaatsen;
    • 2. maximaal 10 tenthuisjes, als bedoeld in lid 1.92;
    • 3. maximaal 2 logiesruimten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch', ondergeschikte grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet bedrijf', een grondverzet bedrijf met een brutovloeroppervlakte van maximaal 500 m²;
  • h. daarbij behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • i. een bedrijfs-/dienstwoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uiversnest'.
    • 2. de aanduiding 'kampeerterrein'.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Volkstuinen

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.

14.2.2 Natuurspeeltuin

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurspeeltuin' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 meter.

14.2.3 Survivalvereniging

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - survival' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

14.2.4 Uiversnest

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uiversnest', gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.200 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 110 m², waarvan 60 m² uitsluitend is bedoeld voor trekkershutten;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 meter, respectievelijk 5,5 meter;
  • e. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten en verlichtingsmasten   5,5 meter  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3,5 meter  

14.2.5 Verblijfsrecreatie

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.750 m², met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van de tenthuisjes als bedoeld in lid 14.1, sub e onder 2, niet tot de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen wordt gerekend;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • c. buiten het bouwvlak zijn gebouwen slechts in de vorm van tenthuisjes toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte per tenthuisje maximaal 36 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • d. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten en verlichtingsmasten   5,5 meter  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3,5 meter  

14.2.6 Dagrecreatie

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie' gelden de volgende bouwregels:

  • a. uitsluitend de bestaande gebouwen zijn boegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel is niet toegestaan, met dien verstande dat detailhandel tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van maximaal 100 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uiversnest' wel is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca is niet toegestaan, met dien verstande dat kleinschalige horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uiversnest' wel is toegestaan.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een jongerencentrum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportpark', een sportpark;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietvereniging', een schietvereniging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 1', een manege;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 2', een manege;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', een paardenfokkerij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - rijvereniging', een paardrijvereniging;
  • h. vrije beroepen;
  • i. daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • j. een bedrijfs-/dienstwoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 2'.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Jongerencentrum

Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  

15.2.2 Sportpark

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportpark' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
ballenvangers en klimwanden   8 meter  
verlichtingsmasten   18 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  

15.2.3 Schietvereniging

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietvereniging' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.920 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  

15.2.4 Manege 1 (Gelenbergweg)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 1' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 2.350 m²;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
verlichtingsmasten   6 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  

15.2.5 Manege 2 (Molenweg) en paardenfokkerij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 2' en 'paardenfokkerij' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • e. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • k. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
verlichtingsmasten   6 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  

15.2.6 Paardrijvereniging

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardrijvereniging' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   5,5 meter  
paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
verlichtingsmasten   6 meter  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 om een grotere oppervlakte aan gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, toe te staan, mits:

  • a. de vergroting maximaal 15% van de in lid 15.2 bij de betreffende aanduiding genoemde oppervlakte bedraagt;
  • b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

15.4.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportpark', 'specifieke vorm van sport - schietvereniging', 'specifieke vorm van sport - manege 1' en 'specifieke vorm van sport - manege 2' is ondersteunende horeca in de vorm van een kantine toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 1' en 'specifieke vorm van sport - manege 2' zijn bij een manege horende evenementen, zoals dressuur- en springwedstrijden, toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. per manege per jaar maximaal 10 evenementen zijn toegestaan;
    • 2. per evenement maximaal 100 deelnemers zijn toegestaan;
    • 3. de duur van een evenement niet meer dan 3 dagen per evenement mag bedragen, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege 2' ondergeschikte detailhandel in de vorm van een ruitershop wel is toegestaan.

15.4.2 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Sport' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

15.5.1 Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 om bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning toe te staan, mits:

  • a. niet meer dan 50 m2 van de gebouwen daarvoor wordt aangewend;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportpark' te wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het sportpark, waarbij sporthallen, zwembad, bijbehorende ondersteunende horeca en sportgerelateerde activiteiten mogen worden gerealiseerd, mits:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen met maximaal 9.000 m² wordt vergroot;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 10 meter;
  • c. de herinrichting vanuit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de herinrichting vanuit verkeerskundig oogpunt (verkeersaantrekkende werking, verkeersafwikkeling, veiligheid) aanvaardbaar is;
  • e. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de herinrichting vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • h. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

Artikel 16 Tuin - Appeltern

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Appeltern' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. toeristische, educatieve en wetenschappelijke doeleinden gebaseerd op tuinen en parken;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinen 1';
  • c. een retentievoorziening ten behoeve van de waterhuishouding en waterberging met een oppervlakte van minimaal 6.794 m²
  • d. daarbij behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.2.1 Algemeen

De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen binnen alle bestemmingsvlakken 'Tuin - Appeltern' gezamenlijk en inclusief de gebouwen die zich bevinden op gronden die behoren tot de Tuinen van Appeltern die gelegen zijn in de gemeente West Maas en Waal mag niet meer bedragen dan 15.000 m².

16.2.2 Specifieke bouwaanduiding - tuinen 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinen 1' gelden de volgende bouwregels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 500 m²;
  • b. buiten het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • c. de afstand van gebouwen buiten het bouwvlak tot de bestemmingsgrens dient minimaal 25 meter te bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. binnen het bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 800 m³ bedragen;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • k. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • l. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 meter  

16.2.3 Specifieke bouwaanduiding - tuinen 2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinen 2' gelden de volgende bouwregels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 8.000 m²;
  • b. buiten het bouwvlak is één bedrijfsgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • c. de afstand van een bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak tot de oostelijke bestemmingsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 meter  

16.2.4 Specifieke bouwaanduiding - tuinen 3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinen 3' gelden de volgende bouwregels:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 1.200 m², met dien verstande dat de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsgrens dient minimaal 25 meter te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   3 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 meter  

16.2.5 Gebouwen als tuinhuisjes en kassen

Onverminderd het bepaalde in lid 16.2.2 tot en met 16.2.4 geldt met betrekking tot gebouwen als tuinhuisjes en kassen dat deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in lid 16.2.1.

16.3 Nadere eisen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van gebouwen, indien en voor zover dat nodig is om:

  • a. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, te beschermen;
  • b. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel is niet toegestaan, met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel wel is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca is niet toegestaan, met dien verstande dat ondersteunende horeca wel is toegestaan;
  • c. evenementen die gerelateerd zijn aan de in lid 16.1 onder a genoemde functies zijn toegestaan, waaronder begrepen vakcongressen, symposia, tuinbeurzen, tentoonstellingen, cursussen en voorstellingen;
  • d. het bieden van overnachtingsfaciliteiten is niet toegestaan.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, taluds, duikers en bruggen;
  • f. straatmeubilair, speelvoorzieningen en objecten van beeldende kunst;
  • g. daarbij behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, faunapassages en voorzieningen voor het openbaar vervoer;

alsmede voor:

  • h. parkeervoorzieningen voor vrachtvoertuigen en nachtverblijf in gestalde vrachtvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtautoparkeerterrein'.
17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
geluidwerende voorzieningen   4 meter  
viaducten, ecoducten, tunnels, bruggen en bouwwerken ten behoeve van verkeersgeleiding   12 meter  
objecten van beeldende kunst   5 meter  
hekwerken   3 meter  
lichtmasten   12 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor de plaatsing van geluidschermen tot een bouwhoogte van maximaal 8 meter.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
  • b. Het gebruik van gronden als vrachtautoparkeerterrein als bedoeld in lid 17.1, onder h, is alleen dan toegestaan indien een hekwerk rond het vrachtautoparkeerterrein en een voorziening waarmee de toegang tot het vrachtautoparkeerterrein kan worden gecontroleerd worden geplaatst en in stand gehouden.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
  • c. waterberging;
  • d. scheepvaart, waaronder begrepen veerverbindingen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – ontzanding':
    • 1. de winning van, de opvulling met, de verwerking van en het transport over water van oppervlaktedelfstoffen;
    • 2. tijdelijke ontsluitingswegen, inclusief bereikbaarheidsvoorzieningen, ten behoeve van de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – werkponton', een werkponton als onderdeel van het scheepsbouw- en reparatiebedrijf binnen de bestemming 'Bedrijf - Uiterwaarden' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiehaven', een recreatiehaven met bijbehorende voorzieningen, zoals loopbruggen, steigers en spudpalen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bunkerwinkelschip', maximaal één bunkerwinkelschip met bijbehorende voorzieningen;
  • k. daarbij behorende voorzieningen zoals sluizen, kaden, keermuren, bruggen, duikers, stuwen, aanlegsteigers, meerpalen en andere voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 3 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bunkerwinkelschip' een bunkerwinkelschip is toegestaan waarvoor geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van het bunkerwinkelschip niet meer bedragen mag dan 800 m²;
    • 2. de bouwhoogte, gemeten vanaf de waterlijn, mag niet meer bedragen dan 10 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

18.3.1 Werkponton

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – werkponton' is het tijdelijk aanmeren van schepen toegestaan.

18.3.2 Bunkerwinkelschip

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bunkerwinkelschip' zijn:

  • a. maximaal 3 bedrijfswoningen toegestaan;
  • b. geen risicovolle inrichtingen toegestaan.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat maximaal 1 woning per bestemmingsvlak is toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • b. bijbehorende tuinen en erven;
  • c. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • d. vrije beroepen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling', een caravanstalling met een brutovloeroppervlakte van maximaal 2.550 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed & breakfast 2', een bed & breakfast-accommodatie met een brutovloeroppervlakte van maximaal 200 m²;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - beroep aan huis 2', het uitoefenen van beroepsmatige activiteiten met een brutovloeroppervlakte van maximaal 180 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', het parkeren van één auto-ambulance en elementenstellers;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', een bloembinderij en bijbehorende activiteiten, waaronder opslag;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming in agrarische machines en werktuigen', een handelsonderneming in agrarische machines en werktuigen met oppervlakte van maximaal 350 m2, voor een periode van maximaal drie jaar gerekend vanaf vaststelling van het bestemmingplan. De bedrijfsactiviteiten mogen zowel inpandig als uitpandig plaatsvinden.
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

19.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is maximaal 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan.

19.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak aanwezig is, mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud van het hoofdgebouw, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 800 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval die inhoud (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval die goothoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval die bouwhoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • e. bij aangrenzende bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' dient de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval die afstand (ook bij herbouw/uitbreiding) als minimum geldt;
  • f. herbouw van een hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak.

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 meter;
  • f. herbouw van bijbehorende bouwwerken is, indien de gezamenlijke bestaande oppervlakte meer dan 70 m² dan wel 100 m² bedraagt (bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m²) en alleen voor zover het betreft dat meerdere, uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' herbouw van bijbehorende bouwwerken ook buiten de bestaande locatie is toegestaan.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten en verlichtingsmasten   5 meter  
kinderspeelwerktuigen   3 meter  
paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
verlichtingsmasten bij paardenbakken   6 meter  
erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 meter  
19.3 Afwijken van de bouwregels

19.3.1 Verkleining afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 19.2.2 onder f om het bouwen van hoofdgebouwen op een kleinere afstand van de zijdelingse perceelsgrens of tot in de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van bereikbaarheid door hulpdiensten bij calamiteiten aanvaardbaar is;
  • b. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. het aantal woningen niet toeneemt;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

19.3.2 Grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 19.2.3 onder a en b om het bouwen van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel niet minder bedraagt dan 2.000 m²;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 200 m²;
  • c. de grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ruimtelijk inpasbaar is;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

19.3.3 Sanering bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.3 onder f, voor het toestaan van herbouw van bijbehorende bouwwerken op een andere locatie dan de bestaande locatie teneinde toe te staan, dat de bestaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door een nieuw bijbehorend bouwwerk dan wel in aantal worden teruggebracht tot één bijbehorend bouwwerk welke voor wat betreft de oppervlakte mag worden vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na deze vervangende nieuwbouw c.q. herbouw is teruggebracht tot maximaal 70 m² dan wel 100 m² (bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m²), vermeerderd met 50% van de bestaande oppervlakte boven die 70 m² dan wel 100 m², tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • b. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt een aanzienlijk betere situatie ontstaat.

19.3.4 Herbouw hoofdgebouwen op andere locatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder g om herbouw van hoofdgebouwen op een andere locatie dan de bestaande locatie binnen het betreffende bestemmingsvlak toe te staan, mits:

  • a. er vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt een aanzienlijk betere situatie ontstaat;
  • b. dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  • c. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de herbouw geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. is verzekerd dat het bestaande hoofdgebouw zal worden afgebroken;
  • g. de herbouw qua verschijningsvorm aansluit op de bouwvorm van de bestaande bebouwing en op het landelijke karakter van het gebied;
  • h. voor de te herbouwen woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

19.4.1 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep in een woning toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

19.4.2 Paardenbakken

Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor hobbymatig gebruik door de bewoners van het betreffende perceel.

19.4.3 Boeisestraat 1

Het gebruik van het perceel Boeisestraat 1 voor wonen als bedoeld in lid 19.1 onder a is uitsluitend toegestaan indien de betreffende hagen en sloot (zoals aangegeven in de notitie spuitzone welke als bijlage is opgenomen bij de toelichting) die verkleining van de spuitzones mogelijk maken aanwezig zijn en blijven en er geen gebruik wordt gemaakt van het bestrijdingsmiddel Captan.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.5.1 Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 om bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bouwwerken toe te staan, mits:

  • a. niet meer dan 50 m2 van de gebouwen daarvoor wordt aangewend;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid

19.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor het splitsen van bestaande woningen in meerdere wooneenheden, mits:

  • a. de te splitsen woning een gemeentelijk- of rijksmonument betreft;
  • b. de inhoud van de te splitsen woning, exclusief bijbehorende bouwwerken, meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • c. de splitsing mede gericht is op het behoud en herstel van de bebouwing;
  • d. de inhoud van elke woning na splitsing minimaal 300 m³ bedraagt;
  • e. de bouwmassa niet wordt vergroot; de extra woning(en) dienen binnen het bestaande gebouw te worden gerealiseerd;
  • f. de kenmerkende verschijningsvorm van het gebouw gehandhaafd blijft;
  • g. de woningsplitsing past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • h. de splitsing geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. voor de nieuwe woning(en) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • k. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • l. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • m. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

20.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Gas' mede bestemde gronden.

20.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de gasleiding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m²
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 20.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bouw verenigbaar is met de belangen van de gasleiding;
  • b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • c. de leidingbeheerder omtrent het bepaalde onder a en b heeft geadviseerd;
  • d. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanbrengen van gesloten verhardingen.

20.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding en/of onderhoud aan de leiding;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • e. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

20.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 20.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de gasleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

21.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mede bestemde gronden.

21.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 48 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 21.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de hoogspanningsverbinding en de leidingbeheerder daarover schriftelijk heeft geadviseerd.

21.4 Specifieke gebruiksregels

De gronden mogen niet worden gebruikt voor functies waarbij kinderen van 0 t/m 15 jaar langdurig verblijven onder de hoogspanningsverbinding.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;
  • b. het vellen of rooien van houtgewas;
  • c. het ophogen, bodemverlagen of afgraven.

21.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

21.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 21.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsverbinding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Riool' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

22.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Riool' mede bestemde gronden.

22.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de rioolpersleiding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m².
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het verbod in lid 22.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

22.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding en/of onderhoud aan de leiding;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

22.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 22.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de rioolpersleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 50 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

23.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 100 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

24.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

24.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 500 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

25.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 5.000 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

26.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 5

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 10.000 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

27.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 28 Waarde - Archeologisch monument

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische monumenten. Bescherming vindt plaats in het kader van de Monumentenwet 1988.

Artikel 29 Waterstaat - Waterbergingsgebied

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de berging en het transport van kwelwater;
  • b. de waterhuishouding;

waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

29.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  • a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  • b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
29.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 29.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. worden aangelegd volgens het ontwerp van de kwelbergingsvijver Koningstraat;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.4.3 Verlening

De in 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de waterstaatkundige functie van de gronden voldoende is gewaarborgd;
  • b. de beheerder van de gronden vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde werken en/of werkzaamheden.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

30.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

30.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

30.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. bouwwerken overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) waarvoor al een toets in het kader van de vergunning of ontheffing van de Keur is vereist.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 30.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Artikel 31 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering;
  • b. een duurzame hoogwaterbescherming ten behoeve van de veiligheid;
  • c. waterberging en afvoer van hoogwater, sediment en ijs;
  • d. de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken;
  • e. de veiligheid van het scheepvaartverkeer en de begeleiding daarvan, uitsluitend voor zover het betreft de gronden die gelegen zijn binnen een zone van 25 meter van de Waal,

waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

31.2 Bouwregels

31.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' mede bestemde gronden.

31.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 31.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' met een maximale bouwhoogte van 4 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van begeleiding van de scheepvaart maximaal 10 meter mogen bedragen;
  • b. bouwwerken overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) waarvoor al een toets in het kader van de watervergunning is vereist.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 31.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en de waterhuishouding en de waterbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
33.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, is ondergronds bouwen ter plaatse van agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals een mestput en melkput, toegestaan;
  • c. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw van (bedrijfs)woningen of bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, de bouw niet plaatsvindt onder bedrijfsgebouwen en de ondergrondse bouwwerken dienen ten behoeve van het woongenot;
  • e. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken onder bedrijfsgebouwen, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast en de ondergrondse bouwwerken dienen ten behoeve van de bedrijfsvoering.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

34.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs-/dienst)woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behouden voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
34.2 Algemene parkeerregel
  • a. Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen, indien er niet wordt voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van parkeren. Indien een bouwplan en/of het feitelijk gebruik daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan en/of het feitelijk gebruik behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 3 Nota parkeernormen zijn van toepassing.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in Bijlage 3 Nota parkeernormen.
  • c. Ruimte(n) voor het parkeren van auto's, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de Nota Parkeernormen (Bijlage 3) is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
34.3 Evenementen

Alle gronden zijn tevens bestemd voor evenementen.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 Landschapstypen

35.1.1 Landschapstypen en kernkwaliteiten
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype maaskommen' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het maaskommenlandschap, met de volgende kernkwaliteiten: open gebied met daarin verspreid liggende bosjes, akkerbouw, daarnaast wei- en hooiland, infrastructuur met laanbeplanting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype rivierduinen met vlakten en donken' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de rivierduinenlandschap met vlakten en donken, met de volgende kernkwaliteiten: kleinschalige rivierduinen met afwisseling van bos, vennen, houtwallen en open essen, microreliëf en plaatselijk grillige lokale wegen, onregelmatige blokvormige verkaveling, bebouwing geconcentreerd in dorpen en buurtschappen en verspreid langs open essen en wegen, beslotenheid door bos en historische bebouwing, kastelen, boerderijen en oude heerlijkheden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype waalkommen' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het waalkommenlandschap, met de volgende kernkwaliteiten: grootschalig, open, rationele verkaveling, recht en ritmisch, lange weteringen en lange rechte wegen met strakke wegbeplantingen, vooral veehouderij, grote erven als groene eilanden in het open gebied, rendabel landbouwgebied, en bovenregionale infrastructuur met beplante noord-zuid oversteken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype waaloeverwallen' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het waaloeverwallenlandschap, met de volgende kernkwaliteiten: kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen, zeer groene uitstraling door erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen, afwisselend beeld en groene zones tussen de dorpen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype waaluiterwaarden' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het waaluiterwaardenlandschap, met de volgende kernkwaliteiten: natuurlijke uitstraling, dynamiek van de rivier, plaatselijk agrarische of extensief beheerde gronden, natuur en (steen)fabrieken contrastrijk, beide grootschalig en extensief recreatief medegebruik.

35.1.2 Regels

Voor de in lid 35.1.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.

35.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hier gelden, naast de regels van dit plan, de regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland.

35.3 Veiligheidszone - bevi

35.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt de veiligheidszone van een risicovolle inrichting en is, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), het oprichten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

35.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de betreffende risicovolle inrichting is beëindigd.

35.4 Veiligheidszone - lpg

35.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt de veiligheidszone van een lpg-tankstation en is, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), het oprichten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

35.4.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-tankstation is beëindigd.

35.5 Vrijwaringszone - dijk 1

35.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering.

 

35.5.2 Bouwregels

Op de in lid 35.5.1 genoemde gronden mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is op bouwwerken overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) waarvoor al een toets in het kader van de vergunning of ontheffing van de Keur is vereist.

 

35.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.5.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
  • b. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag advies inwint van de beheerder van de waterkering.
35.6 Vrijwaringszone - dijk 2

35.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn mede bestemd voor de bescherming van de waterkering.

35.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

35.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor het beschermen van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

35.7.2 Bouwregels

Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ dienen nieuwe bouwwerken, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), te voldoen aan de volgende regels:

  • a. Op een afstand van minder dan 200 meter tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 meter.
  • b. Op een afstand tussen de 200 meter en 400 meter tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 meter + 0,019 x (de afstand tot de molen – 200 meter).

35.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.7.2 voor het oprichten van nieuwe bouwwerken met een grotere bouwhoogte, mits:

  • a. de vrije windvang van de molen en de waarde van de molen als landschapsbepalend element al is beperkt vanwege de aanwezige bebouwing en de windvang van de molen en waarde van de molen als landschapsbepalend element niet verder wordt beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing, of;
  • b. door de bouwwerken, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht, of;
  • c. toepassing van de in lid 35.7.2 bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

35.7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag op of in gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de in lid 35.7.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de in lid 35.7.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    • 3. het aanbrengen van constructies, installaties en apparatuur hoger dan de in lid 35.7.2 aangegeven maximale bouwhoogte.
  • b. Het in lid 35.7.4 onder a genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor het normale beheer en onderhoud van de gronden;
    • 2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
  • c. De in lid 35.7.4 onder a genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement en de molenbeheerder daarover heeft geadviseerd.
35.8 Vrijwaringszone - straalpad

35.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' zijn mede bestemd voor een straalverbinding.

 

35.8.2 Bouwregels

Op de in lid 35.8.1 genoemde gronden mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 37 m.

35.9 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder1 en zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet geluidhinder.

35.10 Veiligheidszone - barim 1

35.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' geldt de veiligheidscontour van een gasdrukmeet- en regelstation en zijn, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

35.10.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasdrukmeet- en regelstation is beëindigd.

35.11 Veiligheidszone - barim 2

35.11.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2' geldt de veiligheidscontour van een gasdrukmeet- en regelstation en zijn, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

35.11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasdrukmeet- en regelstation is beëindigd.

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

36.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:

  • a. afwijkingen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages;
  • b. geringe overschrijdingen van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid, een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • c. het bouwen van werken van beeldende kunst tot een bouwhoogte van 15 meter;
  • d. het bouwen van gebouwtjes ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken,, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • e. het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 meter, met dien verstande dat:
    • 1. per geval dient vast te staan dat binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of van andere bestaande hoge objecten, zoals reclamezuilen of hoogspanningsmasten;
    • 2. de locatie dient te zijn gelegen nabij wegen en bij voorkeur bij knooppunten van wegen of parkeerplaatsen en aansluitend bij bestaande bebouwing;
    • 3. de mast door situering en uitvoering ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig mag aantasten.
36.2 Afwijking mantelzorg

36.2.1 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1, onder f en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk of een tijdelijke woonunit bij een (bedrijfs-/dienst)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er bestaat aantoonbare behoefte aan mantelzorg, dan wel de mantelzorgbehoevende(n) is (zijn) ouder dan 70 jaar. De behoefte aan mantelzorg kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige;
  • b. voorzieningen die het bijbehorend bouwwerk geschikt maken voor bewoning mogen slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van het bijbehorend bouwwerk is beëindigd;
  • c. de tijdelijke woonunit mag slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd;
  • d. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen;
  • f. het bijbehorend bouwwerk of de tijdelijke woonunit is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 meter;
  • g. de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of tijdelijke woonunit bedraagt niet meer dan 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet mag worden overschreden;
    • 2. bij mantelzorg in een tijdelijke woonunit overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan.
  • h. de bewoning in het kader van mantelzorg vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijbehorend bouwwerk;
  • i. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving en belangen van derden;
  • j. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning, waarbij rekening moet worden gehouden met aspecten zoals veiligheid, geluid en milieu;
  • k. het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de aanwezige landschapswaarden, gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.

36.2.2 Intrekken omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van het eerste sublid in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

36.3 Afwijking kleinschalige logiesaccommodaties

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodaties bij een (bedrijfs-/dienst)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht;
  • b. de aanvrager is verplicht een nachtregister bij te houden;
  • c. permanent verblijf is niet toegestaan;
  • d. de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. de woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden;
  • f. aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • g. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit hierover om advies gevraagd;
  • h. de omgevingsvergunning mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • i. de omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  • j. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de woning voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
36.4 Afwijking theetuinen en kleinschalige dagrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van de exploitatie van een theetuin en kleinschalige dagrecreatie bij een (bedrijfs/dienst)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. afwijking is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden';
  • b. de omvang van het terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd in vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. de oppervlakte aan uitstalruimte voor verkoop ten behoeve van de theetuin bedraagt niet meer dan 4 m²;
  • e. ten behoeve van slechtweervoorzieningen en/of sanitaire voorzieningen mag maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten, tot een maximum oppervlakte van 45 m²;
  • f. de functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden;
  • g. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning;
  • h. de betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • i. aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • j. de omgevingsvergunning levert geen onevenredig nadelige gevolgen op voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • k. de omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  • l. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden bij de woning voor een theetuin en kleinschalige dagrecreatie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
36.5 Afwijking startende bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om binnen de bestemming

tijdelijke vestiging van startende niet-agrarische bedrijven toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreffende bedrijf mag, gemeten vanaf de start van de bedrijfsactiviteiten, maximaal 3 jaar ter plaatse aanwezig zijn;
  • b. het bedrijf mag in de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 2 ten hoogste zijn aangeduid als categorie 3.1, of kan naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk worden gesteld;
  • c. het bedrijf wordt gevestigd in bestaande gebouwen en mag uitsluitend inpandig worden geëxploiteerd;
  • d. er mag geen buitenopslag plaatsvinden ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen die ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt mag niet meer bedragen dan 350 m²;
  • f. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het bedrijf mag geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het bedrijf mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking hebben;
  • i. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • j. het bedrijf mag geen werknemers in dienst hebben;
  • k. het bedrijf mag geen grote voorraden hebben;
  • l. degene die de bedrijfsactiviteit uitvoert is tevens bewoner van de (bedrijfs)woning.

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Wijziging Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' of 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of toe te kennen, indien dit op basis van archeologisch onderzoek gewenst is.

37.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het bouwvlak te verwijderen, waarbij de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt, mits:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • b. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de volgende compensatieregelingen:
    • 1. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mogen nieuwe woongebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   Compensatie woongebouwen in m³  
0-500 m²   geen nieuw woongebouw  
500-1000 m²   1 woongebouw van maximaal 750 m³  
1.000-2.500 m²   1 woongebouw van maximaal 1.200 m³  
>2.500 m²   1 woongebouw van maximaal 1.600 m³  

      • de oppervlakte van een nieuw woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
      • de goothoogte van woongebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
      • in de nieuwe woongebouwen dienen wooneenheden te worden gerealiseerd volgens de regeling in onderstaande tabel:
Omvang woongebouw   Aantal wooneenheden  
<750 m³   minimaal 1 wooneenheid  
750 - 900 m³   minimaal 2 wooneenheden  
900 - 1600 m³   minimaal 3 wooneenheden  
>1.600 m³   minimaal 4 wooneenheden  

      • de inhoud van een wooneenheid dient minimaal 300 m³ te bedragen;
      • bij een woongebouw met meerdere wooneenheden zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan volgens de regeling in onderstaande tabel:
Woongebouw   Gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in m²  
woongebouw met 2 wooneenheden   maximaal 80 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk)  
woongebouw met 3 wooneenheden   maximaal 120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk ) of maximaal 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
woongebouw met 4 wooneenheden   maximaal 150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk ) of maximaal 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken )  

      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 meter bedragen;
      • het nieuwe woongebouw en bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken;
      • het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand.
    • 1. in plaats van woongebouwen zoals bedoeld onder 1, mogen in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen vrijstaande woningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • er bestaan landschappelijke, stedenbouwkundige of economische redenen tegen de bouw van een woongebouw;
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   vrijstaande woningen in m³  
0-1000 m²   geen nieuwe woning  
1000 - 2.500 m²   1 woning van maximaal 800 m³  
>2.500 m²   2 woningen van elk maximaal 800 m³  

      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand;
      • voor de overige bouwregels voor de vrijstaande woning(en) en bijbehorende bouwwerken wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen'.
    • 1. de eigenaren van verschillende percelen kunnen de handen ineenslaan, en in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen op meerdere percelen, waarbij de oppervlakte van op meerdere percelen gesloopte bedrijfsgebouwen bij elkaar mag worden opgeteld (saldering), nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen realiseren volgens de regeling onder 1 of 2, en onder de volgende voorwaarden:
      • per perceel dient minimaal 250 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt;
      • voor elk perceel geldt dat alle voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen;
      • de nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen dienen te worden gerealiseerd op het perceel waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is.
    • 2. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken bij de te behouden voormalige bedrijfswoning worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • voor elke vierkante meter gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen, mag 60% worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken, tot een maximale oppervlakte van 250 m², inclusief de bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat onder terugbouwen ook het behouden van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen kan worden verstaan die dan worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk en in welk geval een afwijking van de bepaling dat alle voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt is toegestaan;
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer dan 6 meter bedraagt;
    • 3. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra uitbreidingsmogelijkheden worden verkregen voor de inhoud van de te behouden voormalige bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
      • de bestaande woning kan worden uitgebreid volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   Extra uitbreiding van de bestaande woning in m³  
0-750 m²   0,5 m³ per gesloopte m²  
>750 m²   0,35 m³ per gesloopte m²  
met dien verstande dat sprake is van een gestaffelde regeling: wordt meer dan 750 m² gesloopt, dan mag de woning voor de eerste 750 m² aan sloop per gesloopte m² met 0,5 m³ worden uitgebreid, daarboven mag per gesloopte m² nog eens 0,35 m³ worden toegevoegd.  

      • de extra inhoud mag worden opgeteld bij de inhoud die bij recht voor een woning is toegestaan (800 m³);
      • de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
      • de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
      • de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 meter, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
  • c. de te slopen bedrijfsgebouwen met een vergunning zijn opgericht en minstens 5 jaar rechtmatig zijn gebruikt;
  • d. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • e. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. voor de (nieuwe) woning(en) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • h. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • i. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • j. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • k. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • m. voor zover de betreffende gronden gelegen zijn in de Groene ontwikkelingszone de kernkwaliteiten van het betreffende gebied niet significant worden aangetast.
37.3 Wijziging naar wonen glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

  • 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak en de aanduiding 'glastuinbouw';
  • 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak en de aanduiding 'glastuinbouw';

te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het bouwvlak te verwijderen, waarbij de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt, mits:

  • a. alle glasopstallen en overige opstallen worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de volgende compensatieregelingen:
    • 1. in ruil voor de sloop van glasopstallen mogen nieuwe woongebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte glasopstallen   Compensatie woongebouwen in m³  
0-3.500 m²   geen nieuw woongebouw  
3.500-20.000 m²   1 woongebouw van maximaal 1.200 m³  
> 20.000 m²   1 woongebouw van maximaal 1.600 m³  

      • de oppervlakte van een nieuw woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte glasopstallen;
      • de goothoogte van woongebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
      • in de nieuwe woongebouwen dienen wooneenheden te worden gerealiseerd volgens de regeling in onderstaande tabel:
Omvang woongebouw   Aantal wooneenheden  
<750 m³   minimaal 1 wooneenheid  
750 - 900 m³   minimaal 2 wooneenheden  
900 - 1600 m³   minimaal 3 wooneenheden  
>1.600 m³   minimaal 4 wooneenheden  

      • de inhoud van een wooneenheid dient minimaal 300 m³ te bedragen;
      • bij een woongebouw met meerdere wooneenheden zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan volgens de regeling in onderstaande tabel:
Woongebouw   Gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in m²  
woongebouw met 2 wooneenheden   maximaal 80 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk)  
woongebouw met 3 wooneenheden   maximaal 120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of maximaal 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
woongebouw met 4 wooneenheden   maximaal 150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk ) of maximaal 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  

      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 meter bedragen;
      • het nieuwe woongebouw en bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken ;
      • het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand.
    • 1. in plaats van woongebouwen zoals bedoeld onder 1, mogen in ruil voor de sloop van glasopstallen vrijstaande woningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • er bestaan landschappelijke, stedenbouwkundige of economische redenen tegen de bouw van een woongebouw;
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte glasopstallen   vrijstaande woningen in m³  
0-3.500 m²   geen nieuwe woning  
3.500 - 20.000 m²   1 woning van maximaal 800 m³  
>20.000 m²   2 woningen van elk maximaal 800 m³  

      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ;
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand;
      • voor de overige bouwregels voor de vrijstaande woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen'.
    • 1. de eigenaren van verschillende percelen kunnen de handen ineenslaan, en in ruil voor de sloop van glasopstallen op meerdere percelen, waarbij de oppervlakte van op meerdere percelen gesloopte glasopstallen bij elkaar mag worden opgeteld (saldering), nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen realiseren volgens de regeling onder 1 of 2, en onder de volgende voorwaarden:
      • per perceel dient minimaal 1.000 m² aan glasopstallen te worden gesloopt;
      • voor elk perceel geldt dat alle glasopstallen en overige opstallen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen;
      • de nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen dienen te worden gerealiseerd op het perceel waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is.
    • 2. in ruil voor de sloop van glasopstallen kunnen extra vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken bij de te behouden voormalige bedrijfswoning worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • voor elke vierkante meter gesloopte glasopstallen, mag 20% worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken, tot een maximale oppervlakte van 250 m², inclusief de bestaande bijbehorende bouwwerken;
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.
    • 3. in ruil voor de sloop van glasopstallen kunnen extra uitbreidingsmogelijkheden worden verkregen voor de inhoud van de te behouden voormalige bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
      • de bestaande woning kan worden uitgebreid volgens de regeling in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte glasopstallen   Gesloopte oppervlakte glasopstallen  
0-1.000 m²   0,2 m³ per gesloopte m²  
>1.000 m²   0,05 m³ per gesloopte m²  
met dien verstande dat sprake is van een gestaffelde regeling: wordt meer dan 1.000 m² gesloopt, dan mag de woning voor de eerste 1.000 m² aan sloop per gesloopte m² met 0,2 m³ worden uitgebreid, daarboven mag per gesloopte m² nog eens 0,05 m³ worden toegevoegd.  

      • de extra inhoud mag worden opgeteld bij de inhoud die bij recht voor een woning is toegestaan (800 m³);
      • de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
      • de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
      • de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 meter, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
  • b. de te slopen glasopstallen met een vergunning zijn opgericht en minstens 5 jaar rechtmatig zijn gebruikt;
  • c. hergebruik van glasopstallen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • d. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. voor de (nieuwe) woning(en) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • g. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • j. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. voor zover de betreffende gronden gelegen zijn in de Groene ontwikkelingszone de kernkwaliteiten van het betreffende gebied niet significant worden aangetast.
37.4 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en het bouwvlak te verwijderen, om vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor niet-agrarische bedrijven, mits:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • b. het agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven betreft;
  • c. de milieucategorie van de bedrijven niet meer dan 3.2 bedraagt op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • d. de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mogen voor 100% worden hergebruikt;
  • e. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet wordt uitgebreid;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd productiegebonden detailhandel;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • i. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • l. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • m. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • n. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • o. voor zover de betreffende gronden gelegen zijn in de Groene ontwikkelingszone de kernkwaliteiten van het betreffende gebied niet significant worden aangetast.
37.5 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

  • 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak en de aanduiding 'glastuinbouw';

te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en het bouwvlak te verwijderen, om in ruil voor de sloop van alle glasopstallen nieuwe bedrijfsgebouwen op te richten voor de vestiging van niet-agrarische bedrijven, mits:

  • a. het agrarische verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven betreft;
  • b. de milieucategorie van de bedrijven niet meer dan 3.2 bedraagt op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • c. sloop van glasopstallen en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
gesloopte oppervlakte glasopstanden   compensatie niet-agrarische bedrijfsgebouwen in m² agrarisch verwante bedrijven   compensatie niet-agrarische bedrijfsgebouwen in m² aan buitengebied gebonden bedrijven  
0-3.500 m²   geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfsgebouwen   geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfsgebouwen  
3.500-20.000 m²   maximaal 250 m² nieuwe bedrijfsgebouwen   maximaal 500 m² nieuwe bedrijfsgebouwen  
>20.000 m²   maximaal 500 m² nieuwe bedrijfsgebouwen   maximaal 1.000 m² nieuwe bedrijfsgebouwen  

  • d. de bouwhoogte van nieuwe bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 9 meter;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd productiegebonden detailhandel;
  • f. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. hergebruik van glasopstallen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • h. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • k. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • n. voor zover de betreffende gronden gelegen zijn in de Groene ontwikkelingszone de kernkwaliteiten van het betreffende gebied niet significant worden aangetast.
37.6 Wijziging naar plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning middels het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan de woning (inclusief daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, tuin en erf), mits:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  • b. de bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning functioneert;
  • c. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • d. de omzetting geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder meer uit het oogpunt van luchtkwaliteit;
  • f. er ten behoeve van het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort geen nieuwe bedrijfswoning wordt toegestaan;
  • g. voor de plattelandswoning dezelfde bouwregels gelden als voor agrarische bedrijfswoningen.
37.7 Wijzigen naar water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Water', mits:

  • a. het gebruik voor water geen onevenredige belemmering oplevert voor het agrarisch gebruik van agrarische percelen;
  • b. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 35.1, niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Druten'.