direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Hardenberg, herziening regels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00266-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, herziening regels van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00266-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wijzigingen

Het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00165-VG03 met de bijbehorende regels en bijlagen wordt als volgt gewijzigd:

2.1 Artikel 3.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.2 Aan artikel 3.1wordt toegevoegd:

m. hobbynatige agrarische activiteiten.

2.3 Artikel 4.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.4 Aan artikel 4.1 wordt toegevoegd:

o. hobbymatige agrarische activiteiten.

2.5 Aan artikel 4.2.3, onder f, wordt toegevoegd:
Schuilgelegenheden buiten bouwvlakken   2,5 m   5 m   18o  
2.6 Artikel 4.2.2 komt als volgt te luiden:

4.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond;
  • e. gebouwen en andere (bouw)werken ten behoeve een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan".
2.7 Artikel 5.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.8 Aan artikel 5.1 wordt toegevoegd:

p. hobbymatige agrarische activiteiten.

2.9 Artikel 5.2.2 komt als volgt te luiden:

5.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond;
  • e. gebouwen en andere (bouw)werken ten behoeve van modeltuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - modeltuinen".
2.10 Artikel 6.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.11 Aan artikel 6.1 wordt toegevoegd:

q. hobbymatige agrarische activiteiten.

2.12 Artikel 6.2.2 komt als volgt te luiden:

6.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond.
2.13 Artikel 7.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.14 Aan artikel 7.1 wordt toegevoegd:

m. hobbymatige agrarische activiteiten.

2.15 Artikel 7.2.2 komt als volgt te luiden:

7.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining.

Voor tijdelijke teeltondesteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. deze zijn alleen toegestaan tijdens de periode 1 maart t/m 30 november, voor een maximale duur van 7 maanden per kalenderjaar;
  • 2. de afstand tot aangrenzende woonbestemmingen dient mimimaal 10 m te bedragen, voor zover de teeltondersteunende voorziening hoger is dan 1,5 m.
2.16 Artikel 8.1, onder a, komt als volgt te luiden:
  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agarisch bedrijf is toegestaan;
2.17 Aan artikel 8.1 wordt toegevoegd:

s. hobbymatige agrarische activiteiten.

2.18 Artikel 8.2.2 komt als volgt te luiden:

8.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. mestbassins, uitsluitend in de vorm van foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. gebouwen en andere (bouw)werken ten behoeve van volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "volkstuin".

Voor tijdelijke teeltondesteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 3. deze zijn alleen toegestaan tijdens de periode 1 maart t/m 30 november, voor een maximale duur van 7 maanden per kalenderjaar;
  • 4. de afstand tot aangrenzende woonbestemmingen dient mimimaal 10 m te bedragen, voor zover de teeltondersteunende voorziening hoger is dan 1,5 m.
2.19 Artikel 8.2.3, onder f, wordt als volgt gewijzigd:

De voorgeschreven minimale dakhelling voor gebouwen ten behoeve van een composteerbedrijf komt te vervallen.

2.20 Aan artikel 9.5 wordt toegevoegd:

c. zijn genoemd in categorie 1 of 2 van bijlage 8 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op locaties waar volgens artikel 9.1 uitsluitend andere bedrijven zijn toegestaan, in geval er sprake is van gehele of gedeeltelijke beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten.

2.21 Aan artikel 10.5 wordt toegevoegd:

c. zijn genoemd in categorie 1 of 2 van bijlage 8 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op locaties waar volgens artikel 10.1 uitsluitend andere bedrijven zijn toegestaan, in geval er sprake is van gehele of gedeeltelijke beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten.

2.22 Aan artikel 11.5 wordt toegevoegd:

c. zijn genoemd in categorie 1 of 2 van bijlage 8 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op locaties waar volgens artikel 11.1 uitsluitend andere bedrijven zijn toegestaan, in geval er sprake is van gehele of gedeeltelijke beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten.

2.23 Aan artikel 14.5 wordt toegevoegd:

c. zijn genoemd in categorie 1 of 2 van bijlage 8 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op locaties waar volgens artikel 14.1 uitsluitend andere bedrijven zijn toegestaan, in geval er sprake is van gehele of gedeeltelijke beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten.

2.24 Aan artikel 15.5 wordt toegevoegd:

c. zijn genoemd in categorie 1 of 2 van bijlage 8 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op locaties waar volgens artikel 15.1 uitsluitend andere bedrijven zijn toegestaan, in geval er sprake is van gehele of gedeeltelijke beëindiging van deze bedrijfsactiviteiten.

2.25 Artikel 21.3.2 komt als volgt te luiden:

21.3.2 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits dit past binnen de aard, schaal en het beeld van (de gebouwen op) het perceel.

2.26 Artikel 22.3.2 komt als volgt te luiden:

22.3.2 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits dit past binnen de aard, schaal en het beeld van (de gebouwen op) het perceel.

2.27 Artikel 23.3 komt als volgt te luiden:

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2.2, onder b, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van dienstgebouwen danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits dit past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

2.28 Artikel 23.4 komt als volgt te luiden:

23.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte en geonden horeca.

2.29 Artikel 23.5 komt als volgt te luiden:

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1, voor het gebruik voor een ander soort maatschappelijke voorziening dan genoemd in artikel 23.1 onder a, mits deze, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met de voorziening die op de betreffende plaats is toegestaan.

2.30 Artikel 24.3 komt als volgt te luiden:

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.2, onder b, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van dienstgebouwen danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits dit past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

2.31 Artikel 24.4 komt als volgt te luiden:

24.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte en geonden horeca.

2.32 Artikel 24.5 komt als volgt te luiden:

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1, voor het gebruik voor een ander soort maatschappelijke voorziening dan genoemd in artikel 24.1 onder a, mit deze, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met de voorziening die op de betreffende plaats is toegestaan.

2.33 Artikel 25.1, onder h, komt als volgt te luiden:

h. paden en wegen;

2.34 Artikel 26.1, onder g, komt als volgt te luiden:

g. paden en wegen;

2.35 Artikel 27.1, onder g, komt als volgt te luiden:

g. paden en wegen;

2.36 Artikel 28.1, onder g, komt als volgt te luiden:

g. paden en wegen;

2.37 Artikel 29.1, onder g, komt als volgt te luiden:

g. paden en wegen:

2.38 Artikel 30.3.3 komt als volgt te luiden:

30.3.3 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2.2 onder o, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of eenhogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
2.39 Artikel 31.3.4 komt als volgt te luiden

31.3.4 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.2.2 onder n, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of eenhogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
2.40 Artikel 32.3.4 komt als volgt te luiden:

32.3.4 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2.2 onder n, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of eenhogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
2.41 Artikel 33.3.3 komt als volgt te luiden:

33.3.3 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2.2 onder j, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of eenhogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
2.42 Àrtikel 40.2.2, onder i, komt als volgt te luiden:

een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het betemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergeunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.43 Artikel 41.2.2, onder i, komt als volgt te luiden:

een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het betemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergeunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.44 Artikel 42.2.2, onder j, komt als volgt te luiden:

een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder f, g, h en i en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het betemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergeunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.

2.45 Artikel 43.2.2, onder i, komt als volgt te luiden:

een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het betemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergeunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.46 Artikel 44.2.2, onder i, komt als volgt te luiden:

een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e, f, g en h en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het betemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergeunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.47 Artikel 47.3.1, onder a, komt als volgt te luiden:

a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 100m2 of meer bedraagt;

2.48 Artikel 48.3.1, onder a, komt als volgt te luiden:

a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 250m2 of meer bedraagt;

2.49 Artikel 49.3.1, onder a, komt als volgt te luiden:

a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 275 m2 of meer bedraagt;

2.50 Artikel 50.3.1, onder a, komt als volgt te luiden:

a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 500m2 of meer bedraagt;

2.51 Artikel 51.3.1, onder a, komt als volgt te luiden:

a. het ophogen van de bodem, wanneer de oppervlakte 2500m2 of meer bedraagt;

2.52 Artikel 59.1.1, aanhef, komt als volgt te luiden:

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels van het plan, mits de maximale (bouw)hoogte niet meer is dan 118 meter:

2.53 Aan artikel 59.1.1 wordt toegevoegd:

g. voor de aanleg van ondergrondse nutsvoorzieningen.

2.54 Artikel 61.5 komt als volgt te luiden:

61.5 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of afwijken van de regels dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Het aantal parkeerplaatsen per voertuig wordt bepaald op basis van beleidsregels die zijn opgenomen in de Nota parkeernormering (of een later door burgemeester en wethouders vast te stellen vervangend beleidsdocument dat verwijst naar deze regels);
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;

2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.

  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:

1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of

2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

  • e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, herziening regels.