direct naar inhoud van Artikel 30 Wonen
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding wonen uitgesloten geen woonhuis is toegestaan;
  • b. het hobbymatig houden van dieren met een bedrijfsomvang van maximaal 10 nge;
  • c. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd voormalig bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  • d. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  • e. boerderijkamers en boerderijappartementen, indien en voor zover deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  • f. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  • g. landschappelijke inpassing;
  • h. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • i. ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk tevens een zorgboerderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding bedrijf, indien en voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, tevens de volgende nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de maximale gezamenlijke bebouwingsoppervlakte die voor deze activiteit wordt gebruikt niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte zoals genoemd in de tabel:
adres   activiteit   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte  
Alsteedseweg 46b   aannemersbedrijf   120 m2   240 m2  
Alsteedseweg 54   hoefsmederij   75 m2   150 m2  
Benteloseweg 13   tandtechnisch laboratorium   220 m2   220 m2  
Boonkweg 21   veetransport- veehandelsbedrijf   1.090 m2   1.375 m2  
Bosweg 5   detailhandel in elders geslacht vlees   155 m2   155 m2  
Broekheurnerweg 82   tingieterij   325 m2   650 m2  
Diepenheimseweg 51   koeltechniek, telecommunicatie, alarmsystemen   565 m2   850 m2  
Eibergsestraat 185a   opslag   420 m2   840 m2  
Eibergsestraat 264   dierenpension   655 m2   985 m2  
Goorsestraat 233a   transportbedrijf   400 m2   800 m2  
Grintbosweg 27   autosleepdienst   430 m2   860 m2  
Haaksbergerweg 12   kantoor   200 m2   200 m2  
Hasseltweg 13   praktijkarts   240 m2   480 m2  
Hengelosestraat 51   adviesbureau   60 m2   60 m2  
Hengelosestraat 65a   autoherstelinrichting en verkoop van auto's   250 m2   350 m2  
Mentinksweg 8   landbouwmechanisatiebedrijf   160 m2   320 m2  
Niekerkerweg 9   loon-/vrachtwagenver-
huurbedrijf  
495 m2   990 m2  
Oude Boekeloseweg 109   vervaardiging schoeisel, met bijbehorend atelier en ruimte voor workshops   175 m2   350 m2  
Rietmolenweg 50   timmerbedrijf   100 m2   200 m2  
Urkerweg 1   aannemersbedrijf   500 m2   750 m2  
Wottelweg 7   bloemenhuis   530 m2   765 m2  

met daarbijbehorende:

  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • m. andere-werken;
  • n. buitenrijbakken, met dien verstande dat:
    • 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    • 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    • 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • o. tuinen;
  • p. erven.
30.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

30.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 37 (Algemene bouwregels);
  • b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woning aanwezig zijn, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. inwoning van de woning is toegestaan onder de voorwaarden dat sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk is. Ook dient de woning de verschijningsvorm van één woning te hebben;
  • d. de inhoud exclusief kelder mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek geldt dat de aaneengebouwde woningen niet mogen worden gesplitst in vrijstaande woningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor de onderstaande adressen dat de inhoud exclusief kelder niet meer dan 450 m3 mag bedragen:
    adres  
    Alsteedseweg 50b  
    Bosgaarderweg 2  
    Broekheurnerweg 49  
    Buursestraat 199  
    Haaksbergerweg 39c  
    Hambree 7  
    Hambree 10  
    Hambree 19  
    Hambree 29  
    Hambree 33  
    Langenbergweg 7- Z  
    Langenbergweg 9d  
    Langenbergweg 12  
    Langenbergweg 17  
    Langenbergweg 18  
    Meijersgaardenweg 1b  
    Meijersgaardenweg 9  
    Oostendorperweg 15  
    Rekkenseweg 2  
    Rekkenseweg 6 -Z  
    Stendermolenweg 1  
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  • i. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  • j. de breedte van een woonhuis dient minimaal 6,00 m te bedragen;
  • k. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
  • l. een kelder dient binnen de begrenzing van de woning gelegen te zijn;
  • m. bouwdelen waarvan de nok op minder dan 2,00 m uit de nok van de woning liggen, welke aan de woning zijn aangebouwd, worden beschouwd als onderdelen van de woning.
30.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan liggen;
  • b. een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gebouwd te worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor de in tabel in 30.2.1 onder g genoemde adressen een maximale gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van niet meer dan 50 m2;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen  dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - schuur een schuur is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 450 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 6,55 m mag bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - oale schöppe en schaapskooi dat de gezamenlijke oppervlakte mag worden vermeerderd met de oppervlakte van de oale schöppe en schaapskooi;
  • h. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen dient minimaal 2,00 m minder dan de bouwhoogte van de woning te bedragen;
  • j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte de bouwhoogte mag bedragen zoals die op de verbeelding is aangegeven;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
30.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen op tenminste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m bedragen.
30.2.4 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 30.2.1 , 30.2.2 , en 30.2.3 , geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
30.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 30.1 onder j om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 30.1 onder j opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    • 3. de uitbreiding ten behoeve van de nevenactiviteiten landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de nevenactiviteiten meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    • 5. deze bevoegdheid niet geldt voor de locaties Boonkweg 21, Broekheurnerweg 82, Diepenheimseweg 51, Eibergsestraat 185a, Goorsestraat 233a, Hasseltweg 13, Hengelosestraat 65a, Mentinksweg 8, Niekerkerweg 9, Rietmolenweg 50, Urkerweg 1 en Wottelweg 7; [AbRS 22-4-2015 onder III d17]
  • b. 30.2  aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 30.6 is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de bij voorwaarden die in 30.6 onder d zijn genoemd;
  • c. 30.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    • 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    • 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    • 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    • 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    • 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    • 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    • 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    • 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  • d. 30.2.1 onder d ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    • 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    • 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  • e. 30.2.1 onder g om toe te staan dat de maximale inhoud exclusief kelder wordt vergroot tot 750 m3, met dien verstande dat de uitbreiding ten behoeve van de woning landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  • f. 30.2.1 onder h om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  • g. 30.2.1 onder k om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  • h. 30.2.1 onder l om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • i. 30.2.2 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  • j. 30.2.2 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • k. 30.2.2 onder c om toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 250 m2, mits een zodanig oppervlakte aan bestaande bebouwing wordt gesloopt dat sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. 30.2.2 onder d om toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte bij de in de tabel in 30.2.1 onder g genoemde adressen wordt vergroot tot 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn, met dien verstande dat deze afwijkingsregel uitsluitend kan worden toegepast in combinatie met 30.4 onder f;
  • m. 30.2.2 onder h om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  • n. 30.2.2 onder j en k om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  • o. 30.2.3 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    • 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
30.4.1 Afwegingskader

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
30.5 Specifieke gebruiksregels
30.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van opstallen ten behoeve van mantelzorg.
30.5.2 Voorwaardelijke verplichting

De gebouwen binnen de bestemming 'Wonen' voor het landgoed Eppenzolder aan de Schoolkaterdijk 39 mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 6 Beplantingsplan Landgoed Eppenzolder opgenomen beplantingsplan zijn gerealiseerd.

30.5.3 Archeologische waarden

Ter plaatse van de aanduiding archeologische waarden is het verboden om zonder toezicht van een gecertificeerd archeoloog de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, (af)graven, egaliseren, diepploegen en/of ontginnen van gronden;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
30.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 30.1 onder d ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. bij eenzelfde voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    • 3. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    • 5. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    • 6. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    • 7. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    • 8. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    • 10. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 11. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  • b. 30.1  onder e ten behoeve van boerderijkamers en boerderijappartementen, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. boerderijkamers en boerderijappartementen binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd, tenzij dit niet mogelijk is, in dat geval wordt herbouw overwogen;
    • 3. de oppervlakte van één boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijkamers niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    • 4. de oppervlakte van één boerderijappartement niet meer mag bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijappartementen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    • 5. in geval van een combinatie van boerderijkamers en boerderijappartementen mag de totale oppervlakte aan boerderijkamers en boerderijappartementen niet meer bedragen dan 300 m2;
    • 6. het aantal slaapplaatsen niet meer mag bedragen dan 15;
    • 7. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    • 8. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • c. 30.1 onder j, met dien verstande dat een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.4  onder a is of wordt verleend, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, indien en voor zover:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    • 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    • 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    • 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    • 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    • 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    • 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    • 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    • 15. het gebouwen betreft die niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en die niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    • 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel. omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    • 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    • 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    • 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2 Rood voor Rood en VAB beleid 2011 van toepassing is;
  • d. 30.1 onder j ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  • a. 30.5.1 onder b ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:
    • 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    • 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
30.6.1 Afwegingskader

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;

in aanvulling van het bepaalde onder a tot en met d geldt voor 30.6 onder d:

  • e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
  • f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • g. de bijdrage aan de sociaal-economische doelstellingen;
  • h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
  • i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
  • j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.
30.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. door middel van het opnemen van aanduidingen toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen;
    • 3. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of een veelvoud van 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2 Rood voor Rood en VAB beleid 2011 ;
    • 4. de landschapontsierende bedrijfsgebouwen moeten op peildatum 1 januari 2007 agrarisch in gebruik zijn geweest;
    • 5. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 6. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 7. de extra woning of woningen worden gerealiseerd op de plaats van de gesloopte bebouwing of direct aansluitend aan de locatie van de gesloopte bebouwing;
    • 8. de inhoud van de extra woning niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 9. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 10. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    • 11. het bepaalde in Artikel 30 Wonen van toepassing is;
    • 12. het beleid Rood voor Rood zoals opgenomen in Bijlage 2 Rood voor Rood en VAB beleid 2011 van toepassing is;
  • b. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan, met dien verstande dat:
    • 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    • 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • c. en de aanduiding bedrijf ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten opnemen, met dien verstande dat: in een bedrijfsbestemming, een maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    • 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    • 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    • 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    • 7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    • 10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    • 12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    • 13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    • 14. het gebouwen betreft die niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en die niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    • 15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel. omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    • 16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    • 18. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    • 19. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    • 20. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 21. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2 Rood voor Rood en VAB beleid 2011 van toepassing is.
  • d. de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - oale schöppe en schaapskooi opnemen, indien en voor zover:
    • 1. sprake is van een voormalige agrarische bedrijfslocatie;
    • 2. sprake is van verplaatsing van een bestaande oale schöppen of schaapskooi, waarbij de aard en omvang van de oale schöppe of de schaapskooi gelijk blijft:
    • 3. uit een inventarisatie is gebleken dat het om een waardevolle oale schöppe of schaapskooi gaat.
30.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;

in aanvulling van het bepaalde onder a tot en met d geldt voor 30.6 onder d:

  • e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
  • f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • g. de bijdrage aan de sociaal economische doelstellingen;
  • h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
  • i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
  • j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.