direct naar inhoud van Planregels
Plan: Digitalisering analoge bestemmingsplannen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D139-VG01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Digitalisering analoge bestemmingsplannen met identificatienummer NL.IMRO.0150.D139-VG01 van de gemeente Deventer;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.7 autobedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het uitvoeren van onderhoud van auto's en andere vervoersmiddelen waarbij kleine reparatiewerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Tevens kan hierbij de verkoop van occasions behoren;

1.8 autoreparatiebedrijf

een bedrijf dat gericht is op het uitvoeren van onderhoud van auto's en andere vervoersmiddelen en het herstellen van schade aan auto's en andere voertuigen. De verkoop van occasions is hier niet toegestaan;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 Bed and Breakfast-voorziening:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 beroep of bedrijf aan huis:

een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevi:

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Tevens worden hiermee gasontvangststations voor aardgas, productie en opslag van biogas en productie, opslag en verkoop van LNG (Liquid natural gas) bedoeld. Ten slotte worden hiermee ook bedoeld de risicobronnen zoals genoemd in de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (EV/2006268085);

1.18 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in zowel functioneel als architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwmarkt:

een al dan niet overdekte verkoopruimte waarop het volledige assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelf artikelen uit voorraad wordt aangeboden, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1000 m2;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 bedrijfs- of bruto-vloeroppervlakte (bvo):

de gezamenlijke vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

Tot de bvo van een gebouw worden gerekend de oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en leidingschacht op elk vloerniveau. De oppervlakte van een vrijstaande uitwendige kolom, indien deze groter is dan 0,5 m².

De oppervlakte van buitenruimten zoals loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden niet tot de bvo van een gebouw gerekend.

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.33 evenement:

een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

Onderscheid kan worden gemaakt in grote, middelgrote, kleine en zeer kleine evenementen:

Groot evenement: een landelijk danwel regionaal evenement met meer dan 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op de woon- en leefomgeving van de stad of een dorp en/of sprake is van regionale gevolgen voor het verkeer;

Middelgroot evenement: een regionaal danwel lokaal evenement met 5.000 tot 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer;

Klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 5.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een beperkte impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer;

Zeer klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 100 bezoekers per dag, waarbij geen sprake is van impact op het directe woon- en leefklimaat en geen gevolgen heeft voor het verkeer. Deze evenementen zijn, mits niet incidenteel, overal toegestaan en niet specifiek per bestemming geregeld.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van welzijn, gezondheidszorg, religie, openbare diensten, onderwijs, jeugd-/kinderopvang, openbare speelterreinen/speelplaatsen en verenigingsleven;

1.38 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.39 onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens:

zijdelingse grens van een bouwperceel waarin of waarop krachtens dit plan de bouw van een hoofdgebouw niet is toegestaan;

1.40 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.44 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop of sekstheater, een seksautomatenhal, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een parenclub en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

een in de bijlage(n) opgenomen en van de planregels deel uitmakende lijst van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

1.46 Staat van horeca-activiteiten

een in de bijlage(n) opgenomen en van de planregels deel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.47 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, zoals omschreven in artikel 5:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

1.48 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.49 verkoopvloeroppervlakte (vvo)

het winkeloppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, ofwel het bedrijfs- of bruto-vloeroppervlak minus kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte, verwerkingsruimte en dergelijke;

1.50 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.51 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste artikel onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.52 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 1 oktober 2010 (Stb. 2008, 496) houdende regel inzake een vergunningsstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.53 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.54 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.55 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;

1.56 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.57 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.58 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.59 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.60 zorginstelling

een instelling waarvan de bewoners voortdurende verzorging of verpleging nodig hebben;

1.61 zorgwoning:

een woning voor de huisvesting van bepaalde categorieën van de bevolking, zoals ouderen, jongeren, of mensen met een beperking, waarbij de mate en de vorm van de geboden zorg en ondersteuning aan de bewoners dusdanig is dat niet langer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de diepte van een aan- of uitbouw:

de diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  • c. het incidenteel houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • d. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • e. groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, terreinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. Het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen;
  • c. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet meer dan 1 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van het evenemententerrein mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de parkeersituatie.
  • b. verder geldt het volgende:

Soort evenement   Maximum aantal evenementendagen (exclusief op- en afbouwdagen en exclusief pauzedagen) per jaar   Maximaal aantal bezoekers per dag   Maximale duur evenement per etmaal   Maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op gevels van woningen   Maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op winterdijk  
Groot   1   > 10.000   8 uur   65 dB(A)   55 dB(A)  
Middelgroot   2   10.000   8 uur   65 dB(A)   55 dB(A)  
Middelgroot   10   10.000   12 uur   51 dB(A)   55 dB(A)  
Klein (inclusief paaskermis)   30   5.000   12 uur   51 dB(A)   45 dB(A)
51 dB(A) paaskermis  

c. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.3 onder b mag het verschil tussen de gemeten dB(C) waarde en de gemeten dB(A) waarde op maximaal 25 meter afstand van de luidsprekers maximaal 15 dB(A) bedragen.

Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kwekerijen;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • c. erven en terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Agrarisch - Kwekerij' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

4.2.2 Gebouwen
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 en worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag worden verhoogd tot 2 m.

4.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  • c. het behoud en de versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;

met de daarbij behorende

  • d. groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, terreinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in deze gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven en ophogen;
  • b. het vergroten of verkleinen van bestaande plassen, kolken, meertjes of sloten, of het dempen van sloten;
  • c. het verharden of afgraven van de gronden ten behoeve van de opslag van (kuil)voer.

5.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was.
5.3.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;

met de daarbij behorende

  • c. voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, mestvoorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de tot 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend erf- of terreinafscheidingen en veekeringen zijn toegestaan waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).
6.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • e. voor het eenmalig ophogen van grond tot een hoogte van maximaal 25 cm met een maximale oppervlakte van 2.000 m²;
6.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in lid 6.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieu-categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
  • b. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieu-categorie 1 of 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'
  • c. een installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
  • d. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
  • e. een bouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
  • f. een autobedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf';
  • g. een autoreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf';
  • h. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • i. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met daaraan ondergeschikt een autowasserij, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • j. een gemeentewerf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf';
  • k. een grondverzetbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf';
  • l. een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • m. een schildersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
  • n. een elektronicareparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektronicareparatiebedrijf';
  • o. een groen- en bosbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'groen en bosbouwbedrijf';
  • p. een meubelfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek';
  • q. een smederij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij';
  • r. een risicobron van een Bevi, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron';
  • s. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • t. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen, e.d.;
  • u. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.

een en ander met uitzondering van:

  • v. bevi's, behoudens de bestaande, zodanige bedrijven met de bestaande risicobronnen aangeduid op de verbeelding.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
7.2.2 Gebouwen
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. overkappingen mogen worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.3 onder a en c en worden toegestaan dat de hoogte van erfafscheidingen of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan wordt verhoogd tot 2 m.

7.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 en worden toegestaan dat een bedrijf wordt gevestigd dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten danwel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorie 1 of 2.

7.5.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de parkeersituatie.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de betreffende bedrijfsactiviteiten dienen volledig te zijn beëindigd;
    • 2. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het maximum aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 woning;
    • 2. de afstand van de voorgevel van de woning tot de erfgrens mag niet minder dan 10 m bedragen;
    • 3. de zijdelingse vrije ruimte mag aan beide zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 4. de diepte van de woning mag niet meer dan 12 m bedragen;
    • 5. de goothoogte van de woning mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van de woning mag niet meer dan 10 m bedragen;
    • 7. voor het oprichten van aan-, uit- en bijgebouwen is artikel 27.2.3 van toepassing, met dien verstande dat de aan-, uit- en bijgebouwen op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn opgericht mogen worden;
    • 8. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is artikel 27.2.4 van toepassing;
    • 9. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
    • 10. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
    • 11. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of 'Wonen - Gestapeld', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de massa en de bouwhoogte van het bouwplan aansluiten bij de omgeving;
    • 2. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. een nutsvoorziening ten behoeve van de drinkwatervoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drinkwatervoorziening';
  • c. een waterschapsdepot ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterschapsdepot';
  • d. een rioolwaterzuiveringsinstallatie met de bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering';
  • e. een telecommast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommast';
  • f. een transformatorstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - transformatorstation';
  • g. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • h. terreinen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
8.2.2 Gebouwen
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommast' mag de bouwhoogte van een zendmast niet meer bedragen dan 45 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - transformatorstation' mag niet meer dan 35 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;

Artikel 9 Bedrijventerrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als:
    • 1. milieu-categorie 1 of 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    • 2. milieu-categorie 1, 2 of 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
    • 3. milieu-categorie 1, 2, 3.1 of 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
    • 4. milieu-categorie 1, 2, 3.1 of 3.2 of 4.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • b. bedrijven en instellingen met op het doelmatig functioneren van het bedrijfsterrein gerichte dienstverlenende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - bedrijfsgerichte dienstverlening' in de vorm van:
    • 1. ontvangst-, presentatie-, instructie- en vergaderaccommodatie
    • 2. horeca-accommodatie, zoals restaurants, andere eetgelegenheden en motels,
    • 3. andere toeleverende en ondersteunende bedrijven, zoals automatiserings-, reproductie- en beveiligingsbedrijven.
  • c. jeugd, kinder en naschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • d. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • e. groenvoorzieningen (in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.);
  • f. verkeersvoorzieningen (in de vorm van wegen, voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.);
  • g. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • h. overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

een en ander met uitzondering van:

  • i. bevi's, behoudens de bestaande, zodanige bedrijven met de bestaande risicobronnen aangeduid op de verbeelding.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • c. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatief' dienen de bedrijven een representatief karakter te hebben.
9.2.2 Gebouwen
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten en technische installaties mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen en pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan:

  • a. het bepalen van de zijdelingse perceelsgrens als bedoeld in artikel 9.2.2 onder a ter bewerkstelliging van een goede ruimtelijke inpassing en toegankelijkheid van de bebouwing op het perceel, ook in relatie tot de bebouwing en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende percelen;
9.3.2 Toepassingsvoorwaarden
  • a. De nadere eisen als bedoeld in artikel 9.3.1 onder a mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van:
    • 1. verkeersonveilige situaties;
    • 2. een onevenredige parkeerdruk in de omgeving van de activiteit;
    • 3. de stedenbouwkundige kwaliteit in de directe omgeving.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag buiten bouwwerken voor zover het betreft:
    • 1. gronden voor de voorgevels van gebouwen en het verlengde daarvan en naast de zijgevels van de gebouwen die het dichtst bij de weg zijn gesitueerd;
    • 2. onverminderd het bepaalde onder a, sub 1 voor opslag buiten bouwwerken, tot een hoogte van meer dan 2 m, voor zover het betreft gronden die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatief';
    • 3. opslag buiten bouwwerken, vanaf een hoogte die meer bedraagt dan de grootste hoogte van bij het betreffende bedrijf behorende bouwwerken, en in ieder geval vanaf een hoogte van meer dan 10 m;
  • b. detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. bedrijven, die inrichtingen zijn genoemd als vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen besluit Milieubeheer, in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 4 Inrichtingen Wet geluidhinder;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 onder a ten behoeve van (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor andere bedrijven, mits het betreft bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan krachtens artikel 9.1 onder a.

9.5.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de parkeersituatie.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. bescherming van landschapswaarden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende

  • f. paden, verhardingen, bruggen, e.d.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de tot 'Bos' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in deze gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen daarvan ten gevolge kunnen hebben, met uitzondering van erfbeplanting en behoudens bij wijze van geïntegreerd bosbeheer en bij wijze van onderhoud en verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • f. het beplanten met lijnvormige beplanting zoals singels, lanen, houtwallen e.d.
10.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was.
10.3.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 11 Centrum

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' het wonen niet is toegestaan;
  • b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 11.5.1 onder a;
  • c. detailhandel en bijbehorende en/of aanverwante dienstverlening, zoals showrooms, videotheken, kap- en schoonheidssalons en bijbehorende werkplaatsen en ateliers, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • d. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • e. horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2b of 3a, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' horecabedrijven niet zijn toegestaan;
  • f. maatschappelijke doeleinden, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. zijn maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verdieping', uitsluitend toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw;
  • h. praktijken ten behoeve van medische en/of therapeutische doeleinden, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • i. een autobedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf';
  • j. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat deze functie uitsluitend toegestaan is op de begane grond;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder j. zijn kantoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - verdieping' uitsluitend toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw;
  • l. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieu-categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • m. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder m. zijn sportvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - verdieping' uitsluitend toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw;
  • o. uitsluitend detailhandel en horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2b of 3a, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kiosk';

met de daarbij behorende

  • p. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen, e.d.;
  • q. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen e.d.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Centrum' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1000 m2, niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. op bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, niet meer dan 150 m2 bedragen.
  • c. het bebouwingspercentage  per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen.
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken' worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150m2;
    • 3. het aantal vestigingen niet meer mag bedragen dan 3.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag een overbouwing worden gerealiseerd waarbij de hoogte van de onderkant van de overbouwing gelijk is aan de onderkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag bebouwing uitsluitend worden opgericht met een bouwhoogte die niet minder dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse uitsluitend een draagconstructie ten behoeve van het hoofdgebouw is toegestaan;
  • f. onverminderd het bepaalde in artikel 11.2.2 onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een bouwvolume worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 500 m2.
11.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen mogen worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.2.2 onder a en worden toegestaan dat een erker of ander ondergeschikt bouwdeel zoals entreepartij of balkon aan een op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt, of niet meer dan 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 bedraagt;
    • 4. de breedte niet meer dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 5. de afstand tot de openbare ruimte niet minder dan 2,5 m bedraagt.
  • b. artikel 11.2.2 onder c en worden toegestaan dat de goothoogte aan de achterzijde van een hoofdgebouw wordt verhoogd met ten hoogste 2 m, ten behoeve van de realisering van een dakopbouw of een dakkapel;
  • c. artikel 11.2.3 onder a en worden toegestaan dat aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 20 m2, met dien verstande dat dit niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
  • d. artikel 11.2.3 onder f en worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden verkleind tot 0 m;
  • e. artikel 11.2.4 onder a en d en worden toegestaan dat de hoogte van erfafscheidingen en/of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan mag worden verhoogd tot 2 m.
11.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de parkeersituatie.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' mogen maximaal 2 horecavestigingen in de categorie tot en met 2b gevestigd worden, met dien verstande dat het vloeroppervlak per vestiging niet meer mag bedragen dan 300 m2.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)' mag het brutovloeroppervlak van de functies zoals bedoeld in artikel 4.1 onder c, d, e en f mag niet meer bedragen dan 15.000m2, met dien verstande dat expeditie- en techniekruimten hiertoe niet mee worden gerekend.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijven' zijn maximaal 3 horecabedrijven toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2b, 3a of 3b.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 11.1 onder b, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

11.5.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 12 Cultuur en ontspanning - Speeltuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. speelvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

Artikel 13 Detailhandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en bijbehorende en/of aanverwante dienstverlening, zoals showrooms, videotheken, kap- en schoonheidssalons en bijbehorende werkplaatsen en ateliers;
  • b. uitsluitend een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt';
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

en de daarbij behorende

  • d. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
  • e. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen e.d.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
13.2.2 Gebouwen
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • a. overkappingen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.3 onder b en worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel en/of het verlengde daarvan mag worden verhoogd tot 2 m.

13.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige artikel genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Gemengd

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;
  • b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 14.5.1;
  • c. detailhandel en bijbehorende en/of aanverwante dienstverlening, zoals showrooms, videotheken, kap- en schoonheidssalons en bijbehorende werkplaatsen en ateliers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • d. horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2b en 3a uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2b' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • e. horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2a, 2b en 3a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2a' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • g. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • h. openbare dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • i. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • j. een praktijkruimte ten behoeve van medische en/of therapeutische doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • k. sport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • l. bedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • m. een bakkersbedrijf en detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkersbedrijf' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • n. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • o. studentenhuisvesting ter plaatse van de aanduiding 'studentenhuisvesting';
  • p. bedrijven die in combinatie met een woning een woon-werkunit vormen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woon-werk';
  • q. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • r. een cateringbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cateringbedrijf;
  • s. een kookstudio ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kookstudio';

en de daarbij behorende

  • t. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
  • u. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen;
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1000 m2, niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. op bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, niet meer dan 150 m2 bedragen.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

14.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2.2 onder b en worden toegestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de voorgevel-bouwgrens wordt gebouwd;
  • b. artikel 14.2.2 onder d en worden toegestaan dat de goothoogte aan de achterzijde en/of de voorzijde van het hoofdgebouw mag worden verhoogd met ten hoogste 2 m, ten behoeve van de realisering van een dakopbouw of een dakkapel;
  • c. artikel 14.2.3 onder a en worden toegestaan dat een erker of ander ondergeschikt bouwdeel zoals entreepartij of balkon aan een op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt, of niet meer dan 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 bedraagt;
    • 4. de breedte niet meer dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 5. de afstand tot de openbare ruimte niet minder dan 2,5 m bedraagt.
  • d. artikel 14.2.3 onder a en worden toegestaan dat aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 20 m2, met dien verstande dat dit niet van toepassing is als er sprake is van een aanduiding 'bijgebouwen';
  • e. artikel 14.2.3 onder f worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden verkleind tot 0 m;
  • f. artikel 14.2.4 onder c worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan mag worden verhoogd tot 2 m.
14.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de parkeersituatie.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woon-werk' gelden de volgende aanvullende gebruiksregels:
    • 1. woningen mogen pas worden opgericht met of na de oprichting van het bedrijfsgebouw;
    • 2. het gebruik van de bedrijven dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 3. het gebruik van de bedrijven mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en er mag geen sprake zijn van een nadelige toename van de parkeerbehoefte.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)' met de waarde 400 m2 mag het bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de functie bedrijf tot en met categorie 2 per bouwvlak maximaal 400 m2 bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; bvo (m2)' met de waarde 600 m2 mag het bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de functie kantoor per bouwvlak maximaal 600 m2 bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum verkoopvloeroppervlakte; vvo (m2)' met de waarde 1750 m2 mag het verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de functie detailhandel per bouwvlak maximaal 1750 m2 bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum verkoopvloeroppervlakte; vvo (m2)' met de waarde 400 m2 mag het verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de functie detailhandel per bouwvlak maximaal 400 m2 bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum verkoopvloeroppervlakte; vvo (m2)' met de waarde 100 m2 mag het verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de functie detailhandel per bouwvlak maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijven' is maximaal 1 horecabedrijf die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten is aangeduid als categorie 2a toegestaan en maximaal 1 horecabedrijf die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten is aangeduid als categorie 2b.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 14.1 onder b, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

14.5.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. voet- en rijwielpaden, verhardingen;
  • c. uitsluitend bos, water en semi-agrarische doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene ruimte';
  • d. semi-agrarische doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide';
  • e. parkeervoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 15.4.1;
  • f. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
  • g. geluidbeperkende voorzieningen;
  • h. kunstobjecten;
  • i. waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen, faunapassages, e.d.;
  • j. recreatieve doeleinden (zoals een kinderboerderij, muziektent, etc.), ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • k. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken';
  • l. ten hoogste één paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak';
  • m. een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • n. tuinen en erven behorend bij een woning, uitstluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • o. een ontmoetingsterrein en (volks)tuinen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontmoetingsterrein';
  • p. nutsvoorzieningen;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mag de totale oppervlakte van bouwwerken niet meer bedragen dan 500 m2.
15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en/of recreatie zijn toegestaan, met dien verstande dat:
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene ruimte' geen gebouwen toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide' gebouwen ten behoeve van een dierenweide toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
    • 3. de maximale oppervlakte van gebouwen niet meer dan 45 m2 mag bedragen.
  • d. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken' ten hoogste één kiosk worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
    • 2. het totaal aantal vestigingen per aanduiding niet meer dan 1 mag bedragen.
  • e. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • f. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontmoetingsterrein' ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
    • 3. de maximale oppervlakte per bouwvlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de afmeting van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' mag niet meer bedragen dan 40 x 20 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a, b, en c mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene ruimte' niet meer dan 1 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2.2 onder a en worden toegestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

15.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie.
  • f. de sociale veiligheid.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
15.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 15.1 onder d, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van parkeervoorzieningen.

15.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien de noodzaak hiervan is aangetoond;
  • b. mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de groenstructuur.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

De gemeenteraad is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 4' de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Sport' met de functieaanduiding 'sportterrein', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak tot realiseren van een additionele sportaccommodatie, danwel de verplaatsing van een bestaande sportaccommodatie dient vast te staan;
  • b. het bebouwingspecentage van de gronden waarop deze wijzigingsbevoegdheid van toepassing is mag niet meer bedragen dan 5%;
  • c. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 1a, 1b, 2a, 2b, 3a of 3b ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1'
  • b. horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 1b, 2a, 2b, 3a of 3b ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1b';
  • c. horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2a, 2b, 3a of 3b, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2a';
  • d. horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2b, 3a of 3b ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2b';
  • e. horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 3a of 3b ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3a';
  • f. ten hoogste één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2 en met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning op de verdieping';

en de daarbij behorende

  • g. terrassen;
  • h. groenvoorzieningen (in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.);
  • i. verkeersvoorzieningen (in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.).
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • c. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen.
16.2.2 Gebouwen

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overkappingen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2.3 onder a en worden toegestaan dat de hoogte van erfafscheidingen of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan wordt verhoogd tot 2 m.

16.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige artikel genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 onder f en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebruikt als bedrijfswoning met dien verstande dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 16.2.

16.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 17 Kantoor

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

en de daarbij behorende

  • c. groenvoorzieningen (in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.);
  • d. verkeersvoorzieningen (in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.).
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Kantoor' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • c. Het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen.
17.2.2 Gebouwen
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. overkappingen mogen worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 17.2.3 onder b en d worden toegestaan dat de hoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan mag worden verhoogd tot 2 m.
17.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige artikel genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.1 onder b en worden toegestaan dat een gebouw wordt gebruikt als bedrijfswoning met dien verstande dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 17.2.

17.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 5' de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bepaalde in artikel 27 is van toepassing, met dien verstande dat nieuw te bouwen woningen als vrijstaand of twee onder een kap uitgevoerd dienen te worden;
    • 2. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 6' de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 18 Maatschappelijk

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van welzijn, gezondheidszorg, religie, openbare diensten, onderwijs, jeugd-/kinderopvang, openbare speelterreinen/speelplaatsen en verenigingsleven;
  • b. sport;
  • c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 2a, 3a of 3b, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2a';
  • e. horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als categorie 3b;
  • f. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;
  • g. standplaatsen en warenmarkten.

en de daarbij behorende

  • h. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
18.2.2 Gebouwen
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. overkappingen mogen worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 18.2.3 onder c en e en worden toegestaan dat de hoogte van erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan mag worden verhoogd tot 2 m.
18.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie;
  • e. de sociale veiligheid.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' met de waarde 700 m2 mag het vloeroppervlak ten behoeve van de functie horeca tot en met categorie 2a maximaal 700 m2 bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' met de waarde 100 m2 mag het vloeroppervlak ten behoeve van de functie detailhandel maximaal 600 m2 bedragen;
18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 7' de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen niet meer dan 2 vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van de woningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de woningen mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de woningen moeten worden voorzien van een kap;
  • e. de voorgevel van de woningen moet in één lijn staan met de voorgevels van de bestaande woningen aan de Dorpsstraat;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient voor het hoofdgebouw 2 m te bedragen en voor de aan-, uit- of bijgebouwen 1 m;
  • g. aan-, uit- en bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 5 m achter de voorgevelrooilijn opgericht mogen worden;
  • h. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
  • i. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de lijkbezorging;
  • b. instandhouding van graven;
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • d. groenvoorzieningen (in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken);
  • e. verkeersvoorzieningen (in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen).
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
19.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;

Artikel 20 Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. houtoogst;
  • d. water;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening;
  • b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

20.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod zoals genoemd in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming of de gebiedsaanduiding betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds moeten worden gemeld in het kader van de Boswet.

20.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 21 Recreatie - Volkstuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

met de daarbij behorende

  • b. paden;
  • c. voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Recreatie - Volkstuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals bouwwerken voor de opslag van tuingereedschappen en overige materialen die ter uitoefening van het tuinieren bestemd zijn.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de aanduiding 'bouwvlak' mag 40 m2 bedragen.
21.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde 21.2.1 onder b mag, buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 8 m2 bedragen per tuinperceel van 250 m2.

Artikel 22 Sport

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen en sportvelden;
  • b. uitsluitend tennisbanen ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  • c. uitsluitend sportvelden ter plaatse van de aanduiding 'sportvelden';
  • d. uitsluitend zwembaden ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • e. kinderopvang, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 22.3;
  • f. medische en/of therapeutische praktijken, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 22.3;
  • g. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;

met de daarbij behorende

  • h. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
  • i. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
22.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 22.2.2 sub a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden opgericht met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 50 m2, een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 m bedragen, met dien verstande dat de afstand van lichtmasten tot woningen ten minste 30 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
22.3 Afwijken van de gebruiksregels
22.3.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in:

  • a. artikel 22.1 onder e kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van kinderopvang;
  • b. artikel 22.1 onder f kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van medische en/of therapeutische praktijken.
22.3.2 Toepassingsregels

De in het vorige artikel genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 8' de bestemming 'Sport' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen niet meer dan 12 woningen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van de woning mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de woning mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 20%;
  • e. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden en verhardingen;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • d. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. kunstobjecten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen, faunapassages, e.d.;
  • k. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken';
  • l. standplaatsen en warenmarkten.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

23.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken' ten hoogste één kiosk worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
    • 2. het totaal aantal vestigingen per aanduiding niet meer dan 1 mag bedragen.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2.2 onder a en worden toegestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

23.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie.
  • f. de sociale veiligheid.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

Artikel 24 Verkeer - Railverkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het railverkeer;

alsmede voor

  • b. wegen, voet- en rijwielpaden;

met de daarbij behorende

  • c. kunstwerken;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. watergangen en andere waterpartijen;
  • h. bruggen, duikers en faunapassages.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

24.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 mag bedragen.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf de bovenste spoorstaaf mag niet meer dan 15 m bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2.1 en worden toegestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt.
24.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie.
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

Artikel 25 Verkeer - Verblijfsgebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. verblijfsvoorzieningen, waaronder pleinen;
  • c. voet- en rijwielpaden en verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • e. een onverharde weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg';
  • f. kunstwerken;
  • g. kunstobjecten;
  • h. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen, faunapassages, e.d.;
  • l. een muziekkoepel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziekkoepel';
  • m. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken';
  • n. tuinen en erven behorend bij een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • o. standplaatsen en warenmarkten;

en mede bestemd voor:

  • p. bestaande loopbruggen tussen gebouwen, trappen, balkons, galerijen en dergelijke bouwonderdelen ten behoeve van de tot Wonen bestemde woningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

25.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziekkoepel' een muziekkoepel worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van de muziekkoepel niet meer dan 5,5 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de muziekkoepel niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken' ten hoogste één kiosk worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
    • 2. het totaal aantal vestigingen per aanduiding niet meer dan 1 mag bedragen.
  • d. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:

  • a. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een speelvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2.2 onder a en worden toegestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

25.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie;
  • f. de sociale veiligheid.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • b. oeverstroken;
  • c. nutsvoorzieningen, zoals rioolgemalen;

met de daarbij behorende

  • d. bruggen;
  • e. dammen;
  • f. duikers;
  • g. kades;
  • h. taluds;
  • i. beschoeiingen e.d.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;
  • b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 27.4.1;
  • c. groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • d. verkeer- en verblijfsgebied ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied';
  • e. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

alsmede voor:

  • f. openbaar gebied ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende

  • g. tuinen en erven;
  • h. paden;
  • i. groenvoorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen;
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1.000 m2, niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. op bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2, niet meer dan 150 m2 bedragen.
27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de voorgevel-bouwgrens te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' mogen de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande maten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en de bouwhoogte over 70% van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag bebouwing uitsluitend worden opgericht met een bouwhoogte die niet minder dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse uitsluitend een draagconstructie ten behoeve van het hoofdgebouw is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overbebouwing' mag een overbouwing worden gerealiseerd waarbij de hoogte van de onderkant van de overbouwing gelijk is aan de onderkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
  • i. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan' uitsluitend de bestaande gebouwen toegestaan.
27.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan niet meer dan 1 m mag bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 27.2.2 onder b en worden toegestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de voorgevel-bouwgrens wordt gebouwd;
  • b. artikel 27.2.2 onder c en worden toegestaan dat de goothoogte aan de achterzijde van het hoofdgebouw wordt verhoogd met ten hoogste 2 m, ten behoeve van de realisering van een dakopbouw of een dakkapel;
  • c. artikel 27.2.3 onder a worden toegestaan dat een erker of ander ondergeschikt bouwdeel zoals entreepartij of balkon aan een op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt, of niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 bedraagt;
    • 4. de breedte niet meer dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 5. de afstand tot de openbare ruimte niet minder dan 2,5 m bedraagt.
  • d. artikel 27.2.3 onder f worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden verkleind tot 0 m.
27.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
27.4 Afwijken van de gebruiksregels
27.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 27.1 onder b, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

27.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 28 Wonen - Garageboxen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. garageboxen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen;

en de daarbij behorende

  • b. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op de tot 'Wonen - Garageboxen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

28.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
28.3 Specifieke gebruiksregels
28.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandel;
  • b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • c. een werkplaats.

 

Artikel 29 Wonen - Gestapeld

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende

  • c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Wonen - Gestapeld' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
29.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

29.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen',
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan 10%;
  • c. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, of niet meer dan 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat deze ten minste 1,5 m is gelegen onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens mag
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 300 m2 0 m bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 300 m2 niet minder dan 1 m bedragen.
29.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen voor de voorgevel en/of het verlengde hiervan niet meer mag bedragen dan 1 m.
29.3 Afwijken van de gebruiksregels
29.3.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 29.1 onder b, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

29.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 30 Wonen - Woonwagenstandplaats

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

en de daarbij behorende

  • b. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
  • c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen
30.2.2 Woonwagen

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

30.2.3 Aanbouwen uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

30.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

30.3 Specifieke gebruiksregels
30.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de plaatsing van caravans;
  • b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 9' de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat de regels behorende bij artikel 27 in acht moeten worden genomen en waarbij de maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw respectievelijk 6 en 10 meter bedraagt, mits:

  • a. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Artikel 31 Wonen - Zorgwoning

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Zorgwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende

  • d. voorzieningen ten behoeve van zorg en verpleging;
  • e. gemeenschappelijke ruimten en ondersteunende kantoren;
  • f. groenvoorzieningen in de vorm van gemeenschappelijke tuinen, plantsoenen, groenstroken, water en speelvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van het verbouwen van gewassen, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  • h. verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Wonen - Zorgwoning' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. Het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen. .
31.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.2.3 onder a en worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag worden verhoogd tot 2 m.

31.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 32 Woongebied - 1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden bedrijf conform het gestelde in artikel 51.2;
  • b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 32.4;
  • c. garageboxen;

met de daarbij behorende

  • d. tuinen en erven;

en tevens bestemd voor

  • e. groenvoorzieningen in de vorm van parken, groenstroken en speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • g. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Woongebied - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op percelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen;
    • 2. op percelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1000 m2, niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. op percelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, niet meer dan 150 m2 bedragen;
32.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid.
32.2.3 Aanbouwen uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend mogen worden gesitueerd op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een erker of ander ondergeschikt bouwdeel zoals entreepartij of balkon voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt, of niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
    • 3. de breedte niet meer dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. de afstand tot de openbare ruimte niet minder dan 2,5 m bedraagt.
  • c. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, of niet meer dan 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat deze ten minste 1,5 m is gelegen onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens mag
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 300 m2 0 m bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 300 m2 niet minder dan 1 m bedragen.
32.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met dien verstande dat overkappingen uitsluitend mogen worden gesitueerd op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 2 m bedragen.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 32.2.1 onder b en worden toegestaan dat het maximum bebouwingspercentage wordt vergroot;
  • b. artikel 32.2.3 onder g en worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden verkleind tot 0 m.
32.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.
32.4 Afwijken van de gebruiksregels
32.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 32.1 onder b, kan worden toegestaan dat gronden worden gebruikt ten behoeve van zorgwoningen.

32.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 33 Woongebied - 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf conform het gestelde in artikel 51.2;
  • b. zorgwoningen, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van zorg, verpleging en de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimten en kantoren;

met de daarbij behorende

  • c. tuinen en erven;

en tevens bestemd voor

  • d. groenvoorzieningen in de vorm van parken, groenstroken en speelvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • f. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Woongebied - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • b. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 60% bedragen;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op percelen met een oppervlakte tot 500 m2, niet meer dan 75 m2 bedragen;
    • 2. op percelen met een oppervlakte van 500 m2 tot 1000 m2, niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. op percelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, niet meer dan 150 m2 bedragen;
33.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
33.2.3 Aanbouwen uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, of niet meer dan 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat deze ten minste 1,5 m is gelegen onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens mag
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 300 m2 0 m bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 300 m2 niet minder dan 1 m bedragen.
33.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met dien verstande dat overkappingen uitsluitend mogen worden gesitueerd op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de naar de weg gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2.2 onder b en worden toegestaan dat het maximum aantal wooneenheden per bestemmingsvlak wordt overschreden met 10%.

33.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 34 Wonen - Uit te werken

34.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Wonen - Uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2;
  • b. al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • c. paden, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
34.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in het vorige lid omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder b van de Wet ruimtelijke ordening met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. alleen grondgebonden woningen en/of gestapelde appartementen zonder privé buitenruimte op de begane grond zijn toegestaan;
  • c. het binnenterrein dient autovrij te worden ingericht;
  • d. er dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernorm;
  • e. het bewonersparkeren dient zoveel mogelijk uit het zicht en bij voorkeur ondergronds en het bezoekersparkeren dient op maaiveld te worden gerealiseerd;
  • f. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • g. een luchtkwaliteitsonderzoek dient te worden uitgevoerd om aan te tonen dat het plan geen onevenredige aantasting van de milieusituatie ter plaatse veroorzaakt;
  • h. er dient een inventarisatie van beschermde dier- en plantsoorten te worden uitgevoerd;
  • i. er dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd ter plaatse van de dieseltank.
34.3 Bouwregels

Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat van kracht is geworden.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34.3 zolang een uitwerkingsplan nog niet van kracht is, mits wordt gebouwd in overeenstemming met een concept of ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en waartegen geen zienswijzen zijn ingebracht.

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas aanwezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. een gasleiding;

met de daarbij behorende

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. voorzieningen.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.2.1 worden toegestaan dat de in de desbetreffende andere bestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd.

35.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 35.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • c. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 35.3.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.
35.4 Specifieke gebruiksregels
35.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de leidingbeheerder.
35.5 Afwijken van de gebruiksregels
35.5.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.1 onder a en worden toegestaan dat onbebouwde gronden worden gebruikt ten behoeve van opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de leidingbeheerder.

35.5.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 35.5.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.
35.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.6.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 35.6.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • 3. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden, ontginnen, woelen, diepploegen, mengen, het aanleggen van drainage en overige grondbewerkingen;
  • 4. het aanleggen van geluid- en andere wallen;
  • 5. het aanbrengen of het rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen;
  • 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • 7. het permanent opslaan van goederen;
  • 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
35.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 35.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
35.6.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 35.6.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 36 Leiding - Hoogspanningsverbinding

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV. ;
  • b. de belemmerde strook;

met de daarbij behorende

  • c. voorzieningen.
36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 36.2 onder b en worden toegestaan dat, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, wordt gebouwd anders dan ten behoeve van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte kan worden uitgebreid, danwel gebouwd kan worden buiten de bestaande fundering.

36.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 36.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de in de belemmeringenstrook gelegen hoogspanningsleidingen niet worden geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 35.3.1 een positief schriftelijk advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 36.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • b. het aanleggen van geluid- en andere wallen;
  • c. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplantingen;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
36.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 36.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in lid 36.3;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
36.4.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen hoogspanningsleidingen niet worden geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 36.4.1 een positief schriftelijk advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 37 Leiding - Water

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 37.2 onder b en worden toegestaan dat, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, wordt gebouwd anders dan ten behoeve van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte kan worden uitgebreid, danwel gebouwd kan worden buiten de bestaande fundering.

37.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 37.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen waterleiding niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 37.3.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in 37.4.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het ophogen of verbreden van een dijk.
37.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 37.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in lid 37.3;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
37.4.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen waterleiding niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 37.4.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 38 Waarde - Archeologie - 2

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Archeologisch rapport

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 38.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • met een oppervlakte groter dan 1000 m2;
  • waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,5 m onder maaiveld, en
  • die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 38.1 , verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
38.2.2 Koppelen voorschriften

Indien uit het in lid 38.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • op en in de gronden als bedoeld in artikel 38.1 , en
  • over een oppervlakte groter dan 1000 m2,

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,50 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

38.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 38.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.

38.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 38.3.1 is verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.

38.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 38.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

38.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 2' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 39 Waarde - Archeologie - 3

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Archeologisch rapport

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 39.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • met een oppervlakte groter dan 200 m2;
  • waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,5 m onder maaiveld, en
  • die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 39.1 , verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
39.2.2 Koppelen voorschriften

Indien uit het in lid 39.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • op en in de gronden als bedoeld in artikel 39.1, en
  • over een oppervlakte groter dan 200 m2,

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,50 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

39.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 39.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
39.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.3.1 is verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.

39.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 39.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

39.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 3' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 40 Waarde - Archeologie - 4

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Vaststelling archeologische waarde

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 40.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • a. met een oppervlakte groter dan 200 m2;
  • b. waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,5 m onder maaiveld, en
  • c. die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 40.1, verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
40.2.2 Koppelen voorschriften archeologisch rapport

Indien uit het in lid 40.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

40.2.3 Visuele waarneming (oppervlakte tussen 100 en 200 m2)

Indien de ingreep meer dan 100m2 maar minder dan 200m2 bedraagt kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat gelegenheid moet worden geboden voor een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de gronden als bedoeld in artikel 40.1, en over een oppervlakte groter dan 200 m2, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,50 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het uitvoeren van sloopwerkzaamheden met een bodemverstorende werking.

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

40.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 40.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
40.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.3.1 is verplicht een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij

  • a. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat;
  • b. de werkzaamheden plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100m2 maar kleiner dan 200 m2.
40.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 40.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

40.3.5 Koppelen voorschriften
  • a. Indien de ingreep meer dan 100m2 maar minder dan 200m2 bedraagt kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden tot het bieden van gelegenheid voor een archeologische waarneming tijdens de werkzaamheden.
  • b. Indien uit het in artikel 40.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
40.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 4' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 41 Waarde - Archeologie - 5

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Archeologisch rapport

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 41.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • met een oppervlakte groter dan 10 m2;
  • waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld, en
  • die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 41.1, verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
41.2.2 Koppelen voorschriften

Indien uit het in lid 41.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • op en in de gronden als bedoeld in artikel 41.1, en
  • over een oppervlakte groter dan 10 m2,

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,30 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

41.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 41.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
41.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 41.3.1 is verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.

41.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 41.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

41.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 5' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 42 Waarde - Archeologie - 6

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

42.2 Bouwregels
42.2.1 Acheologisch rapport

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 42.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • met een oppervlakte groter dan 5 m2;
  • waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld, en
  • die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 42.1, verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
42.2.2 Koppelen voorschriften

Indien uit het in lid 42.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • op en in de gronden als bedoeld in artikel 42.1, en
  • over een oppervlakte groter dan 5 m2,

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,30 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

42.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 42.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
42.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 42.3.1 is verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.

42.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 42.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

42.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 6' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 43 Waarde - Archeologie - 7

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

43.2 Bouwregels
43.2.1 Acheologisch rapport

Onverminderd de bouwregels bij de andere in artikel 43.1 bedoelde bestemmingen, is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:

  • met een oppervlakte groter dan 0 m2;
  • waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld, en
  • die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 43.1, verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.
43.2.2 Koppelen voorschriften

Indien uit het in lid 43.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • op en in de gronden als bedoeld in artikel 43.1, en
  • over een oppervlakte groter dan 0 m2,

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van beplanting die dieper wortelt dan 0,30 m.;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;

voor zover deze werken of werkzaamheden bodemverstoringen met een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld tot gevolg hebben.

43.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 43.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
  • f. waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
43.3.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 43.3.1 is verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat.

43.3.4 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 43.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

43.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waarde - Archeologie - 7' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen en in voorkomend geval uit het plan te verwijderen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van gronden al dan niet behoudenswaardig zijn, niet langer aanwezig zijn of juist wel aanwezig blijken te zijn.

Artikel 44 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het behoud en het herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden, zoals beschreven in hoofdstuk 3.1.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan;
44.2 Bouwregels
44.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

44.3 Afwijken van de bouwregels
44.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. artikel 44.2 en toestaan dat de in de desbetreffende andere bestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd.
44.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 44.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de cultuurhistorische en monumentale waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 45 Waarde - Groeiplaats boom

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Groeiplaats boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van bomen (of locaties waar deze wenselijk zijn) die beeld- en sfeerbepalend zijn.
45.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.2.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in 45.2.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanwezige boombeplanting te verwijderen en/of aan te tasten;
  • b. de gronden op te hogen en/of af te graven;
  • c. verhardingen aan te brengen.
45.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 45.2.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was.
45.2.3 Toepassingsvoorwaarden
  • a. Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 45.2.1 onder a zijn slechts toelaatbaar indien de betreffende boom in een zodanige staat verkeert dat het voortbestaan niet mogelijk is en/of het historisch ruimtelijk beeld van het betreffende gebied niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 45.2.1 onder b en c zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor het voortbestaan van de waardevolle boom of bomen niet wordt bedreigd.

Artikel 46 Waterstaat - Waterbergingsgebied

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de waterberging;

met de daarbij behorende

  • b. voorzieningen.
46.2 Bouwregels
46.2.1 Algemeen

Op de tot 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

46.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 46.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;

46.3 Afwijken van de bouwregels
46.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46.2.1 en worden toegestaan dat de in de betreffende andere bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd.

46.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 46.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. het binnen de dubbelbestemming gelegen waterbergingsgebied niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 46.3.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende waterstaatsbeheerder.
46.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemmingsvlakken 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen, mits vooraf positief advies is uitgebracht door de desbetreffende waterstaatsbeheerder, waaruit blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaatskundige functies geen bezwaar bestaat.

Artikel 47 Waterstaat - Waterkering

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoofdwaterkering en daarbij behorende voorzieningen,
  • b. waterhuishouding en waterstaatkundige functies, en
  • c. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals ten behoeve van het scheepvaartverkeer.
47.2 Bouwregels
47.2.1 Algemeen
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op de tot 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
47.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 47.1 onder a bedoelde bestemming, geldt de volgende regel:

47.3 Afwijken van de bouwregels
47.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.2.1 en worden toegestaan dat de in de desbetreffende bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd.

47.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 47.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen waterkering niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 47.3.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende waterstaatsbeheerder.

Artikel 48 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs,
  • b. waterhuishouding,
  • c. aanleg, onderhoud en verbetering hoofdwaterkering,
  • d. vergroting van de afvoercapaciteit.
48.2 Bouwregels
48.2.1 Algemeen
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
48.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte ten behoeve van scheepvaarttekens mag niet meer bedragen dan 15 m ;
  • b. de bouwhoogte ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
48.3 Afwijken van de bouwregels
48.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 48.2.1 ten behoeve van:

  • a. vervangende herbouw/vernieuwing van een bestaand gebouw ten behoeve van de andere bestemming(en), mits de oppervlakte en het volume van het bouwwerk niet vergroot wordt ten opzichte van het ten tijde van het ter visie liggen van dit bestemmingsplan, aanwezige bouwoppervlakte en -volume;
  • b. het vergroten van de oppervlakte van een bestaand gebouw ten behoeve van de andere bestemming(en), mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10% ten opzichte van het huidige aanwezige oppervlak en volume;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en).
48.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 48.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen waterstaatfunctie niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 48.3.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende waterstaatsbeheerder.
48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in deze gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets-, ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het wijzigen van de waterhuishouding zoals draineren, het uitdiepen, dempen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • f. het beplanten met lijnvormige danwel afschermende beplanting zoals singels, lanen, houtwallen, hagen, e.d.;
48.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 48.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was;
  • d. werken en werkzaamheden in het kader van de maatregelen zoals voor het plangebied vermeld in de PKB Ruimte voor de Rivier deel 4;
  • e. werken en werkzaamheden in het kader van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden.
48.4.3 Toepassingsvoorwaarden

De in artikel 48.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de binnen de dubbelbestemming gelegen waterstaatfunctie niet wordt geschaad;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent vergunningverlening als bedoeld in artikel 48.4.1 een positief advies is uitgebracht door de betreffende waterstaatsbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 49 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 50 Algemene bouwregels

50.1 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, locatie of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, locatie of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

50.2 Loopbruggen, trappen, galerijen en dergelijke bouwonderdelen

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels zijn bestaande loopbruggen, trappen, galerijen en dergelijke bouwonderdelen, ten behoeve van de ontsluiting van bovenwoningen en die rechtens tot stand zijn gekomen, toegestaan, waarbij de bestaande maatvoering toegestaan is.

Artikel 51 Algemene gebruiksregels

51.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
51.2 Beroep of bedrijf aan huis

Gebruik van ruimten binnen een woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • b. alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage 2 Staat van bedrijfs- en beroepsactiviteiten aan huis zijn aangeduid als milieu-categorie 1, of beroepen en bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben;
  • d. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning (met in begrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen ), tot ten hoogste (en in totaal) 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • e. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • f. er mag geen horeca plaatsvinden, met dien verstande dat in afwijking hiervan een Bed and Breakfast-voorziening mag worden gerealiseerd mits:
    • 1. de toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid niet als zelfstandige wooneenheid functioneert (de realisatie van een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan);
    • 2. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning wordt gehandhaafd;
    • 3. het maximaal aantal bedden ten dienste van de Bed and Breakfast-voorziening niet meer dan 4 bedraagt.
  • g. er mag geen seksinrichting worden opgericht;
  • h. het beroep of bedrijf dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
51.3 Kleinschalige kinderopvang
51.3.1 Gebruiksregels

Gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van kleinschalige kinderopvang wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het maximaal aantal kinderen dat gelijktijdig mag worden opgevangen is 6;
  • b. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben.
51.3.2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in lid 51.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen), die geheel of gedeeltelijk ligt binnen de bestemming Leiding - Gas;
  • b. een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) die geheel of gedeeltelijk ligt binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg of Veiligheidszone - munitie';
  • c. een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) die geheel of gedeeltelijk ligt binnen een straal van 160 meter vanaf gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron';
  • d. een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) die geheel of gedeeltelijk ligt binnen een jaargemiddelde magneetveld langs hoogspanningslijnen hoger dan 0,4 microtesla (µT).
51.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen
  • a. Indien bij het gebruik van gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels sprake is van een parkeerbehoefte, dan moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vaststaan dat in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer” en de “Nota parkeernormen”.
  • b. Als de onder a bedoelde beleidsregels en de “Nota parkeernormen" worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
51.5 Laden en lossen

Indien bij het gebruik van gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels sprake is van behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, dan moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien.

Artikel 52 Algemene aanduidingsregels

52.1 Veiligheidszone - lpg
52.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een lpg-installatie.

52.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 52.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

52.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 52.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

52.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. het aanpassen van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron' c.q. het verkleinen van de lpg-doorzet, mits het verblijfsklimaat van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron' uit het plan wordt verwijderd.
52.2 Veiligheidszone - munitie
52.2.1 Aanduidingsomschrijving

ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met de opslag van munitie.

52.2.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 52.2 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

52.2.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 52.2.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

52.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie' indien kan worden aangetoond dat er geen dan wel minder dan 10.000 patronen worden opgeslagen, of dat het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van een schietvereniging is beëindigd en de eventueel aanwezige milieuvergunning is ingetrokken, mits het verblijfsklimaat van de aangrenzende gronden niet verslechtert.
52.3 Milieuzone - waterwingebied
52.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied' mag, onverminderd het overigens in deze regels bepaalde omtrent het bouwen en ander gebruik, het bouwen en ander gebruik uitsluitend geschieden met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betreffende waterwingebied omtrent de daarbij betrokken belangen van de waterwinning;
  • b. indien het onder a bedoelde advies daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken, uitsluitend ter voorkoming van onevenredige aantasting van de belangen van de waterwinning.
52.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'Milieuzone – waterwingebied ' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het desbetreffende beheerder van het waterwingebied waaruit blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterwinning functies geen bezwaar bestaat.

52.4 Vrijwaringszone - dijk
52.4.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van Hoofdstuk 2geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' de volgende regel:

  • a. de gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, de versterking, het beheer en het onderhoud van de dijk of het waterstaatswerk, met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing.
52.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 52.4.1 niet worden gebouwd.

52.4.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 52.4.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het belang van de dijk of het waterstaatswerk van overwegend belang in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de dijk of het waterstaatswerk gehoord.

52.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht
    Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 52.4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
    • 5. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.

  • b. Uitzonderingen
    Het in lid 52.4.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
    • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden vereist was.

  • c. Toepassingsvoorwaarden
    Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 52.4.4 onder a zijn slechts toelaatbaar:
    • 1. indien het uitvoeren van de werken en/of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de dijk of het waterstaatswerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. nadat het bevoegd gezag daarover een positief advies heeft verkregen van de beheerder van de dijk of het waterstaatswerk.
52.5 Geluidzone - industrie
52.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

52.5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' is de bouw van geluidgevoelige bebouwing als bedoeld in de Wet geluidhinder uitsluitend toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

52.5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'Geluidzone - industrie' naar ligging te verschuiven of naar omvang te vergroten of te verkleinen, indien na onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde en uit hoofde van de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder geen bezwaar bestaat.

Artikel 53 Algemene afwijkingsregels

53.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 54 Algemene wijzigingsregels

54.1 Bevoegdheid
54.1.1 Wijziging bestemmings- en bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  • a. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.
54.1.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat het gebied dat is aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 10' kan worden gewijzigd op die wijze dat de functies wonen, detailhandel en/of maatschappelijk worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwing krijgt de uitstraling van een aaneenschakeling van individuele panden naar de aard en schaal van Bathmen waarbij variatie aangebracht moet worden in:
    • 1. kaprichting en kapvorm;
    • 2. rooilijn;
    • 3. goot- en bouwhoogte.
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 12 m bedragen;
  • c. de goothoogte mag maximaal 7,5 meter bedragen;
  • d. in totaal mogen er maximaal 15 al dan niet gestapelde woningen gerealiseerd worden;
  • e. het bouwplan moet voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm;
  • f. in het wijzigingsgebied moet een bruto vloeroppervlak van minimaal 700 m2 voor voorzieningen (detailhandel en/of maatschappelijk) worden gerealiseerd;
  • g. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.
54.1.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat het gebied dat is aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 11' kan worden gewijzigd op die wijze dat de functies wonen, detailhandel, maatschappelijk, kantoor en/of dienstverlening worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 7,5 m bedragen;
  • c. het bouwplan moet voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm;
  • d. een minimale oppervlakte van 500 m2 voor voorzieningen (detailhandel, kantoor en/of maatschappelijk) wordt gerealiseerd;
  • e. er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelikheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 55 Overgangsrecht

55.1 Overgangsrecht bouwwerken
55.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
55.1.2 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van het bepaalde in artikel 55.1.1, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 55.1.1 met maximaal 10%.

55.1.3 Uitzondering

Artikel 55.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

55.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
55.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

55.2.2 Verbod verandering gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 55.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

55.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 55.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

55.2.4 Uitzondering

Artikel 55.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 56 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Digitalisering analoge bestemmingsplannen'.