direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen Stad, Coevorden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.200BP00004-0003

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Stad, Coevorden met identificatienummer NL.IMRO.0109.200BP00004-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

Een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- en bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming met de woonfunctie is;

1.6 archeologische waarde

De waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

Een percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bed and breakfast:

Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accomodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige (woon)eenheid;

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, met inbegrip van bedrijfsrestaurant;

1.11 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) de eigenaar of een werknemer van het bedrijf waartoe de woning behoort;

1.13 bestaand gebruik

Gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal bestond;

1.14 bestaande bebouwing

Bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan legaal bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

Een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.21 bouwmarkt

Een vorm van detailhandel in volumineuze goederen specifiek gericht op bouwmaterialen en aanverwante artikelen zoals gereedschap en woondecoratieartikelen, waarbij ondergeschikte branchevreemde artikelen zijn toegestaan tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak;

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwvoor

De bovenste, veel bewerkte laag van de grond;

1.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die hetzij direct en duurzaam met de aarde is verbonden is;

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen supermarkten;

1.28 detailhandel grootschalig

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak groter dan 1.000 m2, met uitzondering van supermarkten;

1.29 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, meubels, keukens, sanitair, auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen. Een bouwmarkt valt hier ook onder. Bij detailhandel in volumineuze goederen is ondergeschikte kleinschalige detailhandel tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak toegestaan;

1.30 dienstverlening

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, kapperszaken, schoonheidsinstituten en een seksinrichting;

1.31 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.32 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken

Het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 geluidgevoelige functies

Bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.35 geluidgevoelige gebouwen

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidsbelasting

Etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.37 geluidsruimte

Equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.38 geluidszone

Geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.40 grenswaarde

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.41 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.42 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.43 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.44 internetwinkel

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag, distributie en afhalen plaatsvindt, en het tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.45 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.46 kernwinkelgebied

Het in het 'distributie-planologisch onderzoek Coevorden' als zodanig aangewezen gebied, bestaande uit winkelcentrum de Gansehof, de Friesestraat, een gedeelte van de Bentheimerstraat en een gedeelte van de Sallandsestraat;

1.47 kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.48 landschappelijke waarden

De cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.49 lpg-doorzet

De afzet van lpg in m3 per jaar;

1.50 maaiveld

Het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.51 nadere eisen

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.53 omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.54 peil
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.55 perceelsgrens

De grens van een kadastraal perceel;

1.56 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.57 risicovolle inrichting

Een inrichting, bij welke een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.58 verkooppunt motorbrandstoffen

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen en branchevreemde artikelen tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak;

1.59 watergang

Een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.60 Wgh-inrichting

Een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.61 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.62 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 vuurwerkbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;

2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil;

2.1.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen);

2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 De afstand tot de grens van een bouwperceel

De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;

2.1.7 De breedte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.8 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot de as van een windturbine;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • 1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  • 2. Overstekende daken;
  • 3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

Buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Gasontvangstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 2';
  • b. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.1';
  • c. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.2';
  • d. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.1';
  • e. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.2';
  • f. de bestaande bedrijfswoningen;
  • g. de detailhandel, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van bestaande detailhandelsvestigingen', met dien verstande dat de genoemde vormen van detailhandel uitsluitend op de genoemde adressen en tot maximaal de genoemde oppervlakte uitgevoerd mogen worden;
  • h. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • i. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoren';
  • j. de bestaande detailhandel in volumineuze goederen;
  • k. groothandel;
  • l. internetwinkels;
  • m. een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • n. een afvalscheidingsstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalscheidingsstation';
  • o. een betonfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonfabriek';
  • p. een betonmortelcentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonmortelcentrale';
  • q. een handboogvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - handboogvereniging';
  • r. een kartonfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kartonfabriek';
  • s. een kunststoffabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kunststoffabriek';
  • t. een potgrondfabrief ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - potgrondfabriek';
  • u. een rioolwaterzuiveringsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - rioolwaterzuivering';
  • v. uitsluitend spoorgerelateerde bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – spoorgerelateerde bedrijven';
  • w. een binnenspeelvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – speelvoorziening';
  • x. een fitnesscentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitnesscentrum';
  • y. een schietbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan';
  • z. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met en/of zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat een vulpunt voor lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’ mag worden gesitueerd. Ter plaatse van het 'vulpunt lpg' vindt geen verkoop van motorbrandstoffen plaats;
  • aa. een windturbine inclusief de hierbij behorende (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • ab. geluidzoneringsplichtige inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder';
  • ac. bestaande risicovolle inrichtingen;
  • ad. spoorwegontsluitingen;
  • ae. productiegebonden detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • af. ontsluitingswegen en paden;
  • ag. parkeervoorzieningen;
  • ah. groen- en speelvoorzieningen;
  • ai. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • aj. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal het percentage genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal het aantal meters genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal het aantal meters genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. de gezamelijke oppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 250 m2;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal 3,5 m respectievelijk 8 m;
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning en niet meer dan 25 m van de dichtstbijzijnde gevel van de woning;
  • h. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedragen maximaal 3 m respectievelijk 6 m;
  • i. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze afstand minder bedraagt dan 3 m.
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt ten hoogste 10.000 m².
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoren' bedraagt ten hoogste 10.000 m²;
4.2.2 Windturbines

Voor windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van windturbines als bedoeld in artikel 4.1 onder ab bedraagt maximaal 105 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een reclamemast zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast";
  • b. de bouwhoogte van een reclamemast bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal de ter plaatse geldende maximale bouwhoogte voor de bedrijfsgebouwen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Algemene afwijkingen van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak;
  • b. lid 4.2.1 onder j voor het verkleinen van de afstand tot de perceelsgrens of het bouwen in de perceelsgrens;
  • c. lid 4.2.3 onder d voor het hoger bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 35 m, mits noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • d. lid 4.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 1.500 m².

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het woon- en leefmilieu;
  • de verkeersveiligheid,
  • de brandveiligheid.
4.4.2 Hoger bouwen Holwert

Bij een omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijking bouwhoogte Holwert' worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c en lid 4.2.3 onder d voor het hoger bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m, mits dit geen afbreuk doet aan het aanzien van het bedrijventerrein vanaf de zijde van de Wethouder J.B. Hemelweg en de wijk Ballast-Zuid, respectievelijk vanaf Stationsstraat en Wilhelminasingel.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van een bedrijfswoning als (reguliere) woning;
  • b. het gebruik van gebouwen voor bewoning, indien op het betreffende perceel geen bedrijfsbebouwing aanwezig is.
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan detailhandel, toegestaan op grond van lid 4.1.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1, mits:
    • 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ter plaatse aangeduide categorieën van bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  • b. lid 4.1 voor het toestaan van dienstverlenende bedrijven, mits:
    • 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  • c. lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven van één milieucategorie hoger dan op grond van de bestemming is toegestaan, mits:
    • 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  • d. lid 4.1 juncto lid 4.5 voor het toestaan van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen dan wel in volumineuze goederen, danwel grootschalige detailhandel, mits:
    • 1. het perceel direct grenst aan tenminste één van de wegen de 'Printer', de 'Monierweg', de 'Edisonweg', de 'Parallelweg' en de 'Holwert';
    • 2. het brutovloeroppervlak van de detailhandelsvestiging minimaal 1.000 m2 bedraagt;
    • 3. aangetoond wordt dat voldoende parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid.
    • 5. de afwijking niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de detailhandelsbranche in het kernwinkelgebied van de stad Coevorden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (ontsluitings)wegen, paden en verhardingen;
  • c. spoorwegontsluitingen;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • g. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • h. een handboogvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - handboogvereniging';

met daaraan ondergeschikt:

  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.2 Windturbines

Voor windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van windturbines bedraagt maximaal 105 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. een reclamemast zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast";
  • b. de bouwhoogte van een reclamemast bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een snackbar;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. ontsluitingswegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en reclamemasten bedraagt maximaal 6 m
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan genoemd in lid 6.1.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. ontsluitingswegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal het aantal meters genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en reclamemasten bedraagt maximaal 6 m
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze, educatieve, sociaal-culturele en medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen;
  • b. een maalderij in een als beschermd monument aangegeven windmolen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ontsluitingswegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak ;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte;
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en reclamemasten bedraagt maximaal 6 m
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;

Artikel 9 Maatschappelijk - Militair Terrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militair Terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire voorzieningen, waaronder opslag- en onderhoudvoorzieningen voor militair materieel;
  • b. een munitiedepot ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot';
  • c. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ontsluitingswegen, verhardingen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage bedragen maximaal het aantal meters en het bebouwingspercentage genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal het aantal meters genoemd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.
9.2.2 Windturbines

Voor windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van windturbines bedraagt maximaal 105 m.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bliksemafleiders bedraagt maximaal 15 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 12 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. spoorwegontsluitingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

10.2.2 Windturbines

Voor windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van windturbines bedraagt maximaal 105 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. gelijkvloerse kruisingen ten behoeve wegen, wandel- en fietspaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 3 m bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. spoorwegontsluitingen;
  • e. (spoor)bruggen;
  • f. één woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • g. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

12.2.2 Windturbines

Voor windturbines gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van windturbines bedraagt maximaal 105 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van (spoor)bruggen bedraagt maximaal 12 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • c. een paardenbak ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'.
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 woning gebouwd worden, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • c. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 8 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is;
  • e. de dakhelling van een woning moet minimaal 45° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze hoger is;
  • g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze hoger is;
  • h. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van het woonhuis en op een afstand van maximaal 25 m van de dichtstbijzijnde gevel van het hoofdgebouw;
  • i. het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 80%;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • k. de afstand van de woning en van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak tot ten hoogste 5 m achter de achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels, mits:

  • a. de bestaande maatvoering, zoals blijkend uit de goot- en bouwhoogte en de dakhelling, in acht wordt genomen;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan bewoning van de van de woning vrijstaande gebouwen.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer, onderhoud en bescherming van de leiding.

met daarbijbehorende:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

14.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
14.3.2 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met het bouwwerk de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding kan worden geschaad.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
14.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
14.4.3 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

14.4.4 Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) de integriteit en werking van de buisleiding worden geschaad.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Leiding - Gas, inclusief belemmeringsstroken verwijderen indien een deel van of de gehele leidingstrook komt te vervallen.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  • b. veiligheidszones;

met daarbij behorende

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

15.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet wordt geschaad.

15.3.2 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met het bouwwerk de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding kan worden geschaad.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het permanent opslaan van goederen.

15.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 15.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
15.4.3 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

15.4.4 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsleiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van voorden, zandkopjes, veentjes (dobbes, pingo's, uitblazingskommen, depressies) en celtic fields, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen bouwwerken met een diepte van meer dan 0,3 m uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

16.3.2 Afwegingskader

Een in 16.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in 16.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3.3 Overleg provinciaal archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op bijlage 2 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas, voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
  • b. het aanbrengen van drainage, diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen en het aanleggen of vergraven van veldsloten.
16.4.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen;
  • b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 1. hiertoe behoren: grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld en niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor;
    • 2. hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m, afgraven dieper dan 0,3 m, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
16.4.3 Overleg

Overleg provinciaal archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op bijlage 2 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

16.4.4 Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 17 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemming(en) van primaire betekenis is.

17.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

17.3.2 Afwegingskader

Een in 14.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in 14.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.3.3 Overleg provinciaal archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op bijlage 2 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m;
  • b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  • c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
17.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen;
  • b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 1. hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m beneden maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage;
    • 2. hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
17.4.3 Overleg provinciaal archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op bijlage 2 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

17.4.4 Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische en aardkundige waarden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 en toestaan dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. door het bouwen dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het landschap.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijn, en werkzaamheden te verrichten:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
18.4.3 Criteria

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de werken en werkzaamheden dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het landschap.

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels

  • a. In die gevallen dat de bestaande, legaal tot stand gekomen goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  • b. In die gevallen dat een bestaand, legaal tot stand gekomen bebouwingspercentage meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een 'bed and breakfast' voorziening;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Geluidzone - industrie
22.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industie' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein.

22.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

22.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.1.2 en de bouw van nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan, mits de bestemmingsregels dit toelaten en de geluidsbeslasting op de gevels van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.

22.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bouwwerken voor een doelmatige akoestische afscherming ten behoeve van de bescherming van de beschikbare geluidsruimte.

22.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

22.2 Veiligheidszone - bedrijven
22.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

22.2.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in 22.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

22.2.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 22.2.2 genoemde functies.

22.3 Veiligheidszone - bevi
22.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

22.3.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in 22.3.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

22.3.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 22.3.2 genoemde functies.

22.3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 22.3.2 en 22.3.3 voor het bouwen van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, voor zover in overeenstemming met de andere bestemmingen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ter plaatse kan een aanvaardbaar verblijfsklimaat gerealiseerd worden;
  • b. er mag geen nachtelijk verblijf in de vorm van overnachting plaatsvinden;
  • c. het geen zelfstandig kantoorgebouw betreft;
  • d. de ter plaatse verblijvende personen hebben minimaal een gemiddelde zelfredzaamheid.
22.3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bevi', mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bevi', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bevi-inrichting wordt beëindigd.
22.4 Veiligheidszone - leiding
22.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

22.4.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in 22.4.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

22.4.3 Bouwregel

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

22.4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 22.4.3 en 22.4.2 voor het bouwen van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, voor zover in overeenstemming met de andere bestemmingen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ter plaatse kan een aanvaardbaar verblijfsklimaat gerealiseerd worden;
  • b. er mag geen nachtelijk verblijf in de vorm van overnachting plaatsvinden;
  • c. het geen zelfstandig kantoorgebouw betreft;
  • d. de ter plaatse verblijvende personen hebben minimaal een gemiddelde zelfredzaamheid.
22.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - leiding', mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - leiding', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de leiding wordt beëindigd.
22.5 Veiligheidszone - lpg
22.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

22.5.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de bestemmingen geldt dat op 22.5.1 bedoelde gronden geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

22.5.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 22.5.2 genoemde functies.

22.5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 22.5.2 en 22.5.3 voor het bouwen van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, voor zover in overeenstemming met de andere bestemmingen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ter plaatse kan een aanvaardbaar verblijfsklimaat gerealiseerd worden;
  • b. er mag geen nachtelijk verblijf in de vorm van overnachting plaatsvinden;
  • c. het geen zelfstandig kantoorgebouw betreft;
  • d. de ter plaatse verblijvende personen hebben minimaal een gemiddelde zelfredzaamheid.
22.5.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, is het verboden gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ te gebruiken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

22.5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop en opslag van lpg wordt beëindigd.
22.6 Veiligheidszone - munitie A
22.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie A' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de veiligheid van personen in verband met een nabijgelegen opslagplaats voor munitie.

22.6.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van:

  • a. het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. autowegen, autosnelwegen, spoorwegen, druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of recreatieve voorzieningen;
  • c. agrarische bestemmingen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen.
22.6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving aanleiding bestaat.

22.7 Veiligheidszone - munitie B
22.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' veiligheidszone - munitie B ' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de veiligheid van personen in verband met een nabijgelegen opslagplaats voor munitie.

22.7.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

22.7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving aanleiding bestaat.

22.8 Veiligheidszone - munitie C
22.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie C' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de veiligheid van personen in verband met een nabijgelegen opslagplaats voor munitie.

22.8.2 Bouwregels

Er mogen geen bouwwerken worden gebouwd met vlies- of gordijngevelconstructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.

22.8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving aanleiding bestaat.

22.9 Veiligheidszone - windturbine 1
22.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine 1' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige windturbine.

22.9.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting zelf.

22.9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

22.10 Veiligheidszone - windturbine 2
22.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine 2' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige windturbine.

22.10.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting zelf.

22.10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 38.16.2 en worden gebouwd ten behoeve van een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover voldoende aannemelijk is dat de gevolgen van afvallend ijs - in geval van ijsafzetting op de rotorbladen van de windturbine - zo veel mogelijk zijn beperkt en de hoogte van het bouwwerk geen belemmering voor het functioneren van de windturbine oplevert.

22.10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

22.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop
22.11.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming zijn de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone - molenbiotoop’ mede bestemd voor het beschermen van de belevingswaarde en het functioneren van een molen.

22.11.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ binnen 150 m van de molen ten hoogste 6,20 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken binnen de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ op meer dan 150 m afstand van de molen ten hoogste 6,30 m vermeerderd met 1/50 m voor elke meter dat het bouwwerk buiten de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ wordt aangebracht.
  • c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op lichtmasten en vergelijkbare bouwwerken, alsmede op bestaande bebouwing.
22.11.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.11.2 onder a en onder b in die zin, dat de bouwhoogte wordt vergroot, mits vooraf advies ingewonnen wordt van de Vereniging tot behoud van molens in Nederland, omtrent de vraag of hierdoor de belangen vanuit het functioneren van de betreffende molen als werktuig wordt geschaad.

22.11.4 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’, wordt gerekend het aanbrengen van opgaande beplanting waarvan de groeihoogte meer kan bedragen dat de in lid 22.11.2 voor bouwwerken genoemde bouwhoogte.

22.11.5 Afwijking van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.11.4 in die zin, dat de bouwhoogte wordt vergroot, mits vooraf advies ingewonnen wordt van de Vereniging De Hollandsche Molen omtrent de vraag of hierdoor de belangen vanuit het functioneren van de betreffende molen als werktuig wordt geschaad.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
  • b. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
  • c. het bepaalde in het plan voor overschrijding van de bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
  • d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
  • e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
  • f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins tot maximaal 500 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
  • g. het bepaalde in artikel 21 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bed en breakfast, mits:
    • 1. de bed en breakfastvoorziening wordt gevestigd in een woonhuis met de bestemming Wonen;
    • 2. de bed en breakfastvoorziening niet wordt gevestigd in een bijbehorend bouwwerk, tenzij uit de bouwkundige inrichting van het bijbehorend bouwwerk expliciet blijkt dat het bijbehorend bouwwerk uitsluitend gebruikt wordt voor de bed en breakfastvoorziening;
    • 3. de bed en breakfastvoorziening ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 4. de initiatiefnemer van de bed en breakfastvoorziening de hoofdbewoner is;
    • 5. er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf is;
  • h. het bepaalde in artikel 21 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits:
    • 1. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of een terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
    • 2. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
    • 3. de betreffende gronden direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager;
    • 4. het kleinschalig kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen zal zijn;
    • 5. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
    • 6. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
    • 7. de te realiseren voorzieningen alleen worden bestemd voor een natweer onderkomen en uitsluitend voor eigen gasten;
    • 8. de te realiseren voorzieningen moeten in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en mogen niet meer dan 100 m² bedragen;
    • 9. het parkeren van komende en gaande bezoekers van de minicamping op eigen terrein plaatsvindt;
  • i. het bepaalde in artikel 21 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, mits:
    • 1. het tijdelijk groepskamperen plaatsvindt in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg zal zijn;
    • 2. het aantal dagen per groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
    • 3. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
    • 4. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
  • j. het bepaalde in de gegeven bestemmingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein worden gebouwd, mits:
    • 1. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23 onder h is verleend;
    • 2. voldoende is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor de minicamping kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50² bedragen;
    • 3. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
    • 4. de goot- en bouwhoogte aansluiten bij de bestaande bebouwing;
    • 5. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 25.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Stad, Coevorden.