5.4.1 Parkeren
Ten behoeve van de woonfunctie gelden ten aanzien van parkeren de volgende voorwaarden:
- per bouwperceel dienen minimaal 2,0 ongebouwde, parkeerplaatsen te worden aangelegd, met uitzondering van de percelen met aanduiding 'aaneengebouwd';
- het parkeren of stallen van auto's moet in voldoende mate zijn aangebracht in, op of onder het hoofdgebouw, dan wel op het onbebouwde deel van het bouwperceel dat bij het hoofdgebouw behoort. Deze ruimte mag niet over bemeten zijn, gelet op de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
De hierboven bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's, moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,30 m bij 5 m en ten hoogste 3,50 m bij 6,00 m bedragen;
- indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een lichamelijke beperkte (voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst) ten minste 3,50 m bij 6 m bedragen.
5.4.2 Strijdig gebruik
Het gebruik van de gronden anders dan bepaald in het bestemmingsplan is op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verboden en strafbaar gesteld.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- bed en breakfast