direct naar inhoud van REGELS
Plan: Nes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.080203-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nes met identificatienummer NL.IMRO.0060.080203-VG01 van de gemeente Ameland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik gericht op het hobbymatig houden van dieren;

1.9 appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijke gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning in aaneengesloten periodes als een week, midweek of weekend, daaronder mede begrepen de huisvesting van seizoenspersoneel;

1.10 bar/café:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken;

1.11 bar-/dancing:

een bar, waar tevens de gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, zoals een discotheek of een nachtclub;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet respectievelijk Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bruto vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor het uitoefenen van bijvoorbeeld een winkelbedrijf, horeca en/of ondersteunende functies inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, ten dienste van de betreffende winkels, horeca en administratieruimten;

1.28 culturele voorziening:

een atelier, een galerie, een creativiteitscentrum, een museum, een theater en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.29 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.30 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 deeltijdboer:

een agrariër met een bedrijfsomvang tussen 10 en 50 NGE die naast zijn inkomsten uit het agrarisch bedrijf nog andere inkomsten heeft;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.35 dierhouder:

een persoon die hobbymatig een of enkele landbouwhuisdieren houdt (bedrijfsomvang minder dan 3 NGE);

1.36 discotheek:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, waar tevens de gelegenheid wordt geboden tot dansen;

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.39 fastfoodbedrijf:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.42 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.43 gevellijn:

de als zodanig aangegeven bouwgrens waarin gebouwd worden;

1.44 gokautomatenhal:

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gokapparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal of een snookergelegenheid;

1.45 groep:

ten minste zes personen die door gelijktijdige uitoefening van recreatief verblijf in een groepsaccommodatie verenigd zijn;

1.46 groepsaccommodatie:

een bouwwerk, geen appartement, hotel of pension zijnde, die blijkens haar indeling geschikt en bestemd is om voor een groep of groepen van personen te dienen als recreatief dag- en nachtverblijf;

1.47 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.48 hobbyboer:

een persoon die hobbymatig landbouwhuisdieren houdt met een bedrijfsomvang tussen 3 en 10 NGE;

1.49 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.50 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.51 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.52 hoogseizoen:

periode waarin het grootste aantal bezoekers te verwachten is, met name van 1 juli tot en met 31 augustus, en in de schoolvakanties in het voor- en najaar;

1.53 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt in overwegend een- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.54 hoteldienstverlening:

het schoonhouden van kamers en opmaken van bedden gedurende het verblijf van gasten in logiesaccommodaties en het ter beschikking stellen van receptie, room- en telefoonservice;

1.55 hotel/pension:

een horecabedrijf met hoteldienstverlening waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.56 ijssalon:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken, ijs en andere eenvoudige etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen;

1.57 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.59 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.60 karakteristiek pand:

gemeentelijke monumenten en beeldbepalende objecten;

1.61 kringloopwinkel:

een winkel, die gericht is op de verkoop van gebruikte huishoudelijke goederen;

1.62 logiesverstrekking:

een activiteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, ten behoeve van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.63 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, museale en kunstzinnige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.64 nge:

de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven worden vastgesteld met behulp van Nederlandse grootte-eenheden (nge). De nge wordt veel gebruikt in regelgeving van overheden, al is ze daar niet speciaal voor bedoeld. De nge is een economische maatstaf, die elke 2 jaar wordt herzien. De normen worden berekend voor de rubrieken uit de Landbouwtelling die de bedrijfsomvang bepalen;

1.65 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.66 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.67 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.68 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.69 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. min 0,52 NAP;
1.70 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

1.71 personeelsverblijf:

een ruimte in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van tijdelijk personeel;

1.72 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.73 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.74 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.75 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.76 recreatiewoning:

een gebouw of een complex van ruimten in een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.77 restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.78 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.79 snackbar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken;

1.80 supermarkt:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door haar indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

1.81 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt;

1.82 tijdelijk personeel:

personeel dat voor een bepaalde periode in dienst is, met name in de recreatieve sector of horeca, om pieken op te vangen in het hoogseizoen;

1.83 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.84 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.85 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.86 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.87 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.88 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch aanverwant bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch aanverwant bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. agrarisch aanverwante bedrijven, waaronder een paardenhouderij;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° ten hoogste 60° bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en 3.2.2 onder a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd c.q. dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80°.
3.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een agrarisch aanverwant bedrijf, en anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
3.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een bedrijfswoning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  • c. een terrein ten behoeve van boerengolf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boerengolf";

met daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. verhardingen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
      • de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen , zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en 4.2.2 onder a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
4.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf en anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
4.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een bedrijfswoning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Groepsverblijf', mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7";
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 van toepassing zijn;
    • 3. de totale beddencapaciteit van de logiesverstrekkende horecabedrijven zal worden afgestemd op de capaciteit, zoals deze is geformuleerd in de 'Nota Ruimte voor diversiteit, Verblijfsrecreatie op Ameland' en de daaruit voortvloeiende beddenboekhouding voor Ameland.

Artikel 5 Agrarisch - Cultuurgrond

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (agrarische) cultuurgrond;
  • b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. paden;
  • e. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve doeleinden.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' waarbij bouwvlakken worden toegevoegd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 1”;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 van toepassing zijn;
    • 3. het aantal woonhuizen ten hoogste 25 zal bedragen;
    • 4. het aantal woonhuizen in overeenstemming is met het Woonplan gemeente Ameland, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten van Fryslân heeft;
    • 5. de oppervlakte van een bouwvlak voor een woonhuis ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    • 6. voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, ecologisch en archeologisch onderzoek plaatsvindt;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein', mits
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 6";
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van toepassing zijn.
5.5.2 Toetsingscriteria

De in lid 5.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
    • 3. een bouw- c.q. aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “bouwbedrijf”;
    • 4. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
    • 5. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 6. een brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding "brandweerkazerne";
    • 7. een ambulancepost inclusief een verblijfsruimte, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambulancepost";
    • 8. een kringloopwinkel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel";

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

    • 1. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en al dan niet in combinatie met appartementen, voorzover ondergeschikt aan het wonen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • c. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • f. de onderlinge afstand tussen twee hoofdgebouwen dient ten minste 6,00 m te bedragen;
  • g. de afstand van een gebouw tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een antennemast mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "antennemast";
  • b. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 onder a en lid 6.2.2 onder a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 onder b in die zin dat, indien de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding "bedrijfswoning", per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning met de daarbijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gebouwd.
6.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouw- c.q. aannemersbedrijf”;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel in motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen"
    • 2. een kringloopwinkel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel";
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:
    • 1. de appartementen niet in bijgebouwen mogen worden gevestigd;
    • 2. de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer mag bedragen dan 40% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte van een appartement ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid mag zijn voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 onder b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 6.5 onder c in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • c. het bepaalde in lid 6.5 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel in de vorm van:
    • 1. productiegebonden detailhandel tot ten hoogste 20% van de totale omzet en tot ten hoogste 15% van het bruto vloeroppervlak (bvo) met een maximum van 100 m²; of
    • 2. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf, in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening tot ten hoogste 20% van de totale omzet en tot ten hoogste 15% van het bruto vloeroppervlak (bvo) met een maximum van 100 m²;
  • d. het bepaalde in lid 6.5 sub g in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .
6.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
6.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
6.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. “specifieke vorm van bedrijf - bouw- c.q. aannemersbedrijf” wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • d. de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
  • e. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een bedrijfswoning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en overkappingen;
  • b. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met de daarbijbehorende:

  • c. aardgastransportleidingen;
  • d. terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw en een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een antennemast mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "antennemast";
  • b. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 50,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Bedrijf - Tuincentrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een tuincentrum;
  • b. kassen ten behoeve van een tuincentrum;
  • c. (cultuur)grond ten behoeve van een tuincentrum;

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de goothoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
8.2.2 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen zal ten hoogste 600 m² bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente en/of recreatieve bewoning.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. culturele voorzieningen;
    • 2. een gokautomatenhal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - gokautomatenhal";
    • 3. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van culturele voorzieningen en/of een gokautomatenhal;
    • 4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .
9.5.2 Toetsingscriteria

De in lid 9.5.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
9.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
9.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - gokautomatenhal" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • d. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een bedrijfswoning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
    • 2. detailhandel, met inbegrip van supermarkten, ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
    • 3. een fietsenverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - fietsenverhuur";
    • 4. appartementen of logiesverstrekking, voorzover ondergeschikt aan het wonen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
    • 5. een dienstverlenend bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
    • 6. aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 7. wonen in de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 8. bestaande woningen in de eerste bouwlaag, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en 10.2.2 onder a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
10.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca', in welk geval aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte horeca is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid mag zijn voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
10.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
10.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
10.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "supermarkt" of "specifieke vorm van detailhandel - fietsenverhuur" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • d. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlenende bedrijven of instellingen;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 3. appartementen of logiesverstrekking, voorzover ondergeschikt aan de dienstverlenende functie, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.1 onder a en 11.2.2 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak.
11.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
11.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 11.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
11.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
11.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een bedrijfswoning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

 

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. beplanting en bebossing;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen en speelterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. sloten en bermen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Horeca - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een restaurant;
    • 2. een bar / café;
    • 3. een snackbar, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - fastfood";
    • 4. een ijssalon, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - ijssalon";
    • 5. een discotheek, ter plaatse van de aanduiding "discotheek";
    • 6. wonen in de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 7. bestaande woningen in de eerste bouwlaag, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. terrassen en overige verhardingen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning zal ten hoogste 50 m² bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "bijgebouwen" in welk geval de bestaande grotere oppervlakte als maximum oppervlakte geldt;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 onder a en 13.2.2 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.3 in die zin dat erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden opgericht tot ten hoogste 2,00 m.
13.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 13.4.1 genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bar-/dancing, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "discotheek";
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel bij een horecabedrijf in de vorm van voedings- en genotmiddelen, die ter plaatse worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een horecabedrijf, mits:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de uitoefening van het horecabedrijf;
  • b. het bepaalde in lid 13.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 13.6.1 genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
13.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 13.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
13.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
13.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de aanduiding "fastfood", "specifieke vorm van horeca - ijssalon", "discotheek" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Horeca - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een restaurant, in combinatie met een hotel;
    • 2. een hotel;
    • 3. een pension;
    • 4. wonen in de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. bestaande woningen in de eerste bouwlaag, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. terrassen en overige verhardingen;
  • e. straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder c zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
14.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.1 onder a en 14.2.2 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
14.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bar-/dancing;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bar / café;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatief verblijf, anders dan voor hotel of pension.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.5 onder d in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel bij een horecabedrijf in de vorm van voedings- en genotmiddelen, die ter plaatse worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een horecabedrijf, mits:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de uitoefening van het horecabedrijf;
  • b. het bepaalde in lid 14.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 14.6.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
14.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 14.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
14.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
14.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woning een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de bestemming 'Horeca - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' waarbij bouwvlakken worden toegevoegd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 8”;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van toepassing zijn;
    • 3. voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, ecologisch en archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • d. een toren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - toren";
  • e. een sport- en wellness centrum, ter plaatse van de aanduidingen "sport" en "cultuur en ontspanning";

waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. straten en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. sloten, bermen en beplanting;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per maatschappelijke functie zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • f. de goothoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

15.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
15.2.3 Toren

Voor het bouwen van een toren gelden de volgende regels:

  • a. een toren mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - toren";
  • b. de bouwhoogte van een toren zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven bouwhoogte bedragen.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en 15.2.2 onder a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
15.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
15.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
15.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
15.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.

 

Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

waarbij het behoud van monumentale grafzerken wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterlopen;
  • f. paden en verhardingen;
  • g. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder g genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 15 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 17 Recreatie - Groepsverblijf

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Groepsverblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. groepsaccommodaties;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • c. agrarisch medegebruik, ter plaatse van de aanduiding "agrarisch";
  • d. een schuilgelegenheid en/of stal voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. sport- en speelterreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. straten en paden;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. sloten, bermen en beplanting;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen genoemd in lid 17.1 onder a

Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
17.2.2 Gebouwen genoemd in lid 17.1 onder d

Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder d genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
  • b. schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid";
  • c. de oppervlakte van schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee zal ten minste 30° bedragen.
17.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal binnen het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 onder a 17.2.3 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
17.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
17.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 17.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
17.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
17.8 Wijzigingsbevoegdheid
17.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de gronden (tevens) worden bestemd voor appartementen, mits:
    • 1. de appartementen in de bestaande bebouwing worden gevestigd;
    • 2. de totale beddencapaciteit van de logiesverstrekkende horecabedrijven zal worden afgestemd op de capaciteit, zoals deze is geformuleerd in de nota Toeristische capaciteit Friese Waddeneilanden (juni 1996) en de daaruit voortvloeiende beddenboekhouding voor Ameland;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • c. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • d. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
17.8.2 Voorwaarden

De in lid 17.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 18 Recreatie - Molen

De voor 'Recreatie - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen, al dan niet in combinatie met sociaal-culturele voorzieningen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer van de molen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.1 Bouwregels
18.1.1 Molen

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

  • a. een molen zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak zal ten hoogste één molen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een molen zal ten hoogste 17,00 m bedragen.
18.1.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
18.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente en/of recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel en/of productiegebonden detailhandel, mits de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan een molenbedrijf.

 

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. appartementen;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. straten en paden;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. terrassen en overige verhardingen;
  • f. sport- en speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 19.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. een gebouw zal worden afgedekt met een kap;
  • e. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal binnen het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.2.1 onder a en 19.2.2 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
19.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
19.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 19.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
19.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
19.8 Wijzigingsbevoegdheid
19.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de aanduiding "bedrijfswoning" wordt aangebracht om één bedrijfswoning per recreatiebedrijf te realiseren.

 

Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van recreatiewoningen;
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij recreatiewoningen;

met de daarbijbehorende:

  • b. straten en paden;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. terrassen en overige verhardingen;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • c. de goot- c.q. bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste de in de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelgrens zal ten minste 5,00 bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d, geldt de bestaande maatvoering, indien de maatvoering afwijkt van de onder b tot en met d genoemde maatvoering.
20.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste 1 aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping per recreatiewoning worden gebouwd ;
  • c. de oppervlakte van de aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping per recreatiewoning zal ten hoogste 15 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. op of in deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 20.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak.
20.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

 

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelterreinen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. sport- en recreatieve doeleinden;
    • 2. een kantine;
    • 3. kleedruimtes;
    • 4. onderhoud en beheer;
  • c. een sporthal, ter plaatse van de aanduiding "sporthal";

met de daarbijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen genoemd onder 21.1 b

Voor het bouwen van de in lid 21.1 sub b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zal ten hoogste 1 gebouw worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van het gebouw en de overkappingen zal ten hoogste 100 m² bedragen.
21.2.2 Gebouw ten behoeve van een sporthal

Voor het bouwen van een sporthal gelden de volgende regels:

  • a. een sporthal wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding "sporthal";
  • b. de bouwhoogte van de sporthal bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.3 sub b in die zin dat de bouwhoogte van lichtmasten, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m.
21.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 21.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de woonsituatie;
  • e. de verkeerssituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente en/of recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca.

Artikel 22 Tuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. woonstraten en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal per hoofdgebouw ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan wordt verhoogd tot ten hoogste 2,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.2 onder c in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.
22.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. sloten, bermen en beplanting;
  • f. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor evenementen.

Artikel 24 Verkeer - Parkeerterrein

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeerterreinen;
  • b. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor evenementen ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" gedurende een periode van langer dan 1 week aaneengesloten en/of vaker dan 12 keer per jaar.

Artikel 25 Verkeer - Verblijfsgebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. terrassen behorende bij de aangrenzende horecagelegenheden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor evenementen.

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers;
  • c. beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen steigers, vlonders, plankieren of overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

Artikel 27 Wonen - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. appartementen of logiesverstrekking, voorzover ondergeschikt aan het wonen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 4. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. recreatieve bewoning van bijgebouwen bij woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning";
  • d. agrarisch medegebruik, ter plaatse van de aanduiding "agrarisch";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, woonstraten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 27.1 onder a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het in die aanduiding aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,50 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
27.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal:
    • 1. buiten het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedragen;
    • 2. ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.2.1 onder b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 27.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 27.2.1 onder g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 27.2.1 onder h en lid 27.2.2 onder f in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 27.2.2 onder a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 1,00 m uit de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
27.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 27.4.1 genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning", in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in het woonhuis bevindt en direct toegankelijk is vanuit het woonhuis;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van het woonhuis, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij het woonhuis wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van het woonhuis met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid mag zijn voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "detailhandel";
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep.
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.5 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 27.6.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
27.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
27.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 27.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
27.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
27.8 Wijzigingsbevoegdheid
27.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd;
  • b. de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • e. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • f. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning" wordt verwijderd indien:
    • 1. de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
    • 2. het recreatieve gebruik een jaar of langer onderbroken is geweest.
27.8.2 Voorwaarden

De in lid 27.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 28 Wonen - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. appartementen of logiesverstrekking, voorzover ondergeschikt aan het wonen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. recreatieve bewoning van bijgebouwen bij woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, woonstraten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 28.1 onder a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het in die aanduiding aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. in afwijking van het gestelde onder d zal de goothoogte ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m)” ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
28.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal:
    • 1. buiten het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedragen
    • 2. ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.2.1 onder b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 28.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 28.2.1 onder g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 28.2.1 onder h en lid 28.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 28.2.2 onder a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 1,00 m uit de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
28.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning", in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in het woonhuis bevindt en direct toegankelijk is vanuit het woonhuis;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van het woonhuis, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij het woonhuis wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van het woonhuis met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid mag zijn voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
28.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.5 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 28.6.1genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
28.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
28.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 28.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
28.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
28.8 Wijzigingsbevoegdheid
28.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd;
  • b. de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • e. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • f. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning" wordt verwijderd indien:
    • 1. de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;
    • 2. het recreatieve gebruik een jaar of langer onderbroken is geweest.
28.8.2 Voorwaarden

De in lid 28.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Wonen - 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 29.1 onder a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het in die aanduiding aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,50 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
29.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal:
    • 1. buiten het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedragen
    • 2. ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. indien de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 29.2.1 onder b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 29.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 29.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 29.2.1 onder g en lid 29.2.2 onder f in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 29.2.2 onder a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 1,00 m uit de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
29.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep.
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 29.5 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 29.6.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
29.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
29.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
29.8 Wijzigingsbevoegdheid
29.8.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd;
  • b. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis een of meer appartementen te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de woning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de woning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de woning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de woning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
    • 3. er overnachtingsmogelijkheid is voor ten hoogste 10 personen;
    • 4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • d. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.
29.8.2 Voorwaarden

De in lid 29.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Wonen - Woongebouw

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van woongebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. wegen, woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
30.5.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • de situering en de vorm van bouwvlakken worden gewijzigd.
30.5.2 Voorwaarden

De in lid 30.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 31 Leiding - Gas

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding;
  • b. de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.

31.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2.1 en lid 31.2.2 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • b. geen kwetsbare objecten worden opgericht.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
31.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 31.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van het plan.
31.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in het lid 31.1 genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 32 Leiding - Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding ;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
32.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
32.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

Artikel 33 Waarde - Archeologie

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
33.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 33.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 33.2.2, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
33.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 33.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
33.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

33.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
33.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 33.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 33.3.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

Artikel 34 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 2.1. van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
34.2 Bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. indien een gevellijn is aangegeven, zal (zullen) per hoofdgebouw één (of meer) gevel(s) in de gevellijn worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen zijn voorzien van een kap in de vorm van een zadeldak, een schilddak of een afgeknot schilddak;
  • c. de bouwhoogte van de openingen van de in de gevelbouwgren(s)(zen) gebouwde gevel(s) zal groter zijn dan de breedte.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht.
34.4 Afwijken van de bouwregels
34.4.1 Afwijken

Met inachtneming van het gestelde in paragraaf 2.1. van de toelichting, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 34.2 onder a in die zin dat een hoofdgebouw wordt voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht.
34.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 34.4.1 bedoelde omgevingsvergunning zal worden getoetst door de Begeleidingscommissie Beschermd dorpsgezicht.

34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vellen en rooien van bomen en struiken;
  • b. het verwijderen van erfafscheidingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen (zoals inritten over gemeentegrond), alsmede het wijzigen van de verhardingssoort.
34.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 34.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
34.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht.

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • het behoud van de cultuurhistorische waarden van het landschap.
35.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijn, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
35.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 35.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
35.3.3 Toetsingscriteria

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 35.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de werken en werkzaamheden dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het landschap.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 36 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de regels, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m;

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de huisvesting van tijdelijk personeel, tenzij het gronden betreft met de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "bedrijfswoning", dan wel zijn bestemd voor personeelshuisvesting;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • f. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 veiligheidszone - bedrijven
39.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen ter plaatse van de gebiedaanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

39.1.2 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.1.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

39.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
39.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.1.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

39.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd, mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
39.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
39.2.1 Molenbiotoop

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming zijn de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” mede bestemd voor het beschermen van de belevingswaarde en het functioneren van een molen.

39.2.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” tot 65 m afstand van de nabij het plangebied gelegen molen ten hoogste 6,40 m;
  • b. Sublid a en is niet van toepassing op lichtmasten en vergelijkbare bouwwerken, alsmede op bestaande bebouwing.
39.2.3 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de Vereniging tot behoud van molens in Nederland, omtrent de vraag of hierdoor de belangen vanuit het functioneren van de betreffende molen als werktuig wordt geschaad;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 39.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 39.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 39.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
39.3.2 Uitzondering

Het in lid 39.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
39.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de molen als landschapselement;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

40.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in de regels in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - afwijkingsgebied 1" gebouwen ten behoeve van groentetuinen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m bedraagt;
    • 3. ten hoogste 1 gebouw per groentetuin wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in de regels in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - afwijkingsgebied 2" gebouwen ten behoeve van schutstallen voor dierhouders voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    • 3. de goothoogte ten hoogste 2,00 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling ten minste 30° bedraagt;
    • 5. het gebouw uit ten hoogste 3 wanden bestaat;
    • 6. de schutstal aan de rand van het perceel wordt gesitueerd;
    • 7. ten hoogste 1 schutstal binnen een gebied van 5.000 m² en per kavel van ten minste 2000 m² wordt gebouwd;
    • 8. het gezamelijk aantal schutstallen en schuilgelegenheden en/of stallen in de gemeente ten hoogste 20 bedraagt;
  • c. het bepaalde in de regels in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - afwijkingsgebied 2" schuilgelegenheden in de vorm van schuttingen voor dierhouders voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd, mits:
    • 1. het bouwwerk, de schutting, ten hoogste uit 2 wanden bestaat;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt;
    • 3. de lengte van één wand ten hoogste 4,00 m bedraagt, bij een samenstel van twee wanden de lengte van de tweede wand ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling ten minste 30° bedraagt;
    • 5. de schutting aan de rand van het perceel wordt gesitueerd;
    • 6. ten hoogste 1 schutting per kavel van ten minste 1000 m² wordt gebouwd;
  • d. het bepaalde in artikel 38 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de huisvesting van tijdelijk personeel, mits:
    • 1. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht voor de huisvesting van tijdelijk personeel;
    • 2. de gezamenlijke gebruiksoppervlakte van de personeelsverblijven ten hoogste 30% van de oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
  • e. het bepaalde in de bestemmingsregels in die zin dat horeca wordt toegestaan, voorzover ondergeschikt aan en ten dienste van de hoofdfunctie;
  • f. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • g. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • i. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 m;
  • j. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • k. de bestemmingsregels in die zin dat overkappingen worden gebouwd;
  • l. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • m. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits:

      • de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
40.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag alleen worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid; en
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de milieusituatie en de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid" wordt aangebracht ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden en/of stallen voor hobbyboeren voor het hobbymatig houden van vee, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 4";
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 120 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt;
    • 4. de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    • 5. de dakhelling ten minste 30° bedraagt;
    • 6. de schuilgelegenheid of stal aan de rand van het perceel wordt gesitueerd;
    • 7. ten hoogste 1 schuilgelegenheid of stal per kavel van ten minste 2000 m² wordt gebouwd;
    • 8. het gezamelijk aantal schutstallen en schuilgelegenheden en/of stallen in de gemeente ten hoogste 20 bedraagt;
  • b. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stal" wordt aangebracht ten behoeve van de bouw van een stal voor deeltijdboeren, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 5";
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt in geval van bedrijven tot 25 NGE;
    • 3. de oppervlakte ten hoogste 300 m² bedraagt in geval van bedrijven van 25 tot 30 NGE;
    • 4. de oppervlakte ten hoogste 400 m² bedraagt in geval van bedrijven van 30 tot 50 NGE;
    • 5. de bouwhoogte ten hoogste 8,00 m bedraagt;
    • 6. de goothoogte ten hoogste 5,50 m bedraagt;
    • 7. de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedraagt;
    • 8. ten hoogste 1 stal per kavel wordt gebouwd;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.
    • 10. beplanting wordt aangebracht in overleg met het college van Burgemeester en Wethouders en de Welstandscommissie, waarbij indien nodig een landschapsarchitect of het Kwaliteitsteam van de provincie Fryslân wordt ingeschakeld;
  • c. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid" of "specifieke bouwaanduiding - stal" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en de bebouwing is verwijderd;
  • d. de bestemming(en) 'Bedrijf', 'Cultuur en ontspanning', 'Detailhandel', 'Dienstverlening','Groen', 'Horeca - 1', 'Horeca - 2', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' of 'Recreatie-Verblijfsrecreatie 4' onderling word(t)(en) gewijzigd in de bestemming(en) 'Bedrijf', 'Cultuur en ontspanning', 'Detailhandel', 'Dienstverlening','Groen', 'Horeca - 1', 'Horeca - 2', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of worden gewijzigd ten ten behoeve van een hotel en/of pension, waarbij bouwvlakken worden toegevoegd dan wel de situering en de vorm van de bouwvlakken wordt gewijzigd mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 2”, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid naar een hotel en/of pension uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 9';
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Bedrijf' alleen betrekking heeft op een wijziging naar de functie van dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
    • 3. de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Detailhandel' alleen betrekking heeft op een wijziging naar de functie van detailhandel, niet zijnde supermarkten;
    • 4. de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Horeca - 1' of 'Horeca - 2' alleen betrekking heeft op een wijziging naar de functie van restaurant, waarbij wordt aangesloten op het vastgestelde Horecabeleidsplan van de gemeente;
    • 5. de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Maatschappelijk' alleen betrekking heeft op een wijziging naar de functie van sociaal-/culturele voorzieningen;
    • 6. de bestemmingen 'Agrarisch - Cultuurgrond' en/of 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Tuin' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied', waarbij bouwvlakken worden toegevoegd dan wel de situering en de vorm van de bouwvlakken wordt gewijzigd, mits:
    • 7. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 3”;
    • 8. het aantal woonhuizen zal in overeenstemming zijn met het Woonplan Gemeente Ameland dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten van Fryslân heeft;
    • 9. de regels van artikel 27, 22, respectievelijk 25 van evenredige toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
42.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
42.3 Overgangsrecht gebruik woning als 'tweede woning'

Het gebruik van woningen, op de hieronder genoemde adressen, ten behoeve van recreatieve bewoning (als 'tweede woning'), door de bestaande eigenaar(aren) mag worden voorgezet, mits:

  • a. de woning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven (verhuur daaronder niet begrepen), met het oogmerk aan een ander het gebruik van de woning ten behoeve van recreatieve bewoning te verschaffen; en
  • b. mits het gebruik voor recreatieve bewoning niet gedurende een jaar of langer is gestaakt:

Adres  
Burgemeester Waldastraat 1  
Burgemeester Waldastraat 4  
Burgemeester Waldastraat 14  
Burgemeester Waldastraat 24  
Burgemeester Waldastraat 30  
Burgemeester Waldastraat 30a  
Commandeursstraat 17  
Commandeursstraat 19  
Miedenweg 21  
Torenstraat 8  
Van der Stratenweg 6  

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Nes

van de gemeente Ameland .

Behorend bij besluit van 25 augustus 2014 en bij besluit van 24 november 2014.