Plan: | Bestemmingsplan Bellingwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0007.030403-VG01 |
26. 1.
Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 2;
b. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. winkels;
2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’;
4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
5. een vishandel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - vishandel’;
c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;
d. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-station, ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’;
e. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’;
f. een straalpad, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - straalpad’;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschapstuin’, de instandhouding van de landschappelijke waarden van de landschapstuin wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
g. woonstraten en paden;
h. parkeervoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. nutsvoorzieningen;
k. water;
met de daarbijbehorende:
l. tuinen en erven;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26. 2. Bouwregels
26. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden’, in welk geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan het aangegeven aantal;
d. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
e. in afwijking van het bepaalde in sub d. zal het aantal woningen ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal bedragen;
f. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
g. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte’, in welk geval de goothoogte ten hoogste 4,50 m zal bedragen;
h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
26. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
d. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
e. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
f. de dakhelling van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 30° bedragen;
g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
h. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de hoofdgebouwen zal ten hoogste 25,00 m bedragen.
26. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
26. 3.
Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
26. 4. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 26.2.1. sub b. en toestaan dat de hoofdgebouwen in beperkte mate buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van het hoofdgebouw ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen;
2. minimaal 75% van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak blijft gesitueerd;
3. indien een gevelbouwgrens is aangegeven, de gevelbouwgrens of het verlengde daarvan niet wordt overschreden;
4. de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. het bepaalde in lid 26.2.1. sub f. en lid 26.2.2. sub d. en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
c. het bepaalde in lid 26.2.1. sub g. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
d. het bepaalde in lid 26.2.1. sub h. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
e. het bepaalde in lid 26.2.1. sub i. en lid 26.2.2. sub f. en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
f. het bepaalde in lid 26.2.2. sub a en toestaan dat de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g. het bepaalde in lid 26.2.2. sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten behoeve van de woonfunctie wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
1. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
2. een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing is gegarandeerd;
3. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
4. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
5. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
h. het bepaalde in lid 26.2.2. sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een anderszins krachtens deze bestemming toegelaten (bedrijfs)functie;
2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
3. een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing is gegarandeerd;
4. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld.
26. 5.
Specifieke
gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘gemengd’;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken die ter plaatse zijn aangeduid als ‘gemengd’ ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
d. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘gemengd’ of ‘specifieke vorm van detailhandel - vishandel’.
26. 6. Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 26.5. sub c. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd óf bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen veroorzaken;
2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
26. 7. Aanlegvergunning
26. 7. 1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschapstuin’, is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het verwijderen van erfbeplanting;
b. het graven en/of dempen van watergangen en waterpartijen;
c. het ontgronden, het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.
26. 7. 2. Het in lid 26.7.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.
26. 7. 3. De in lid 26.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.
26. 8. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding(en) ‘detailhandel’ of ‘specifieke vorm van detailhandel - vishandel’ word(t)(en) verwijderd, mits:
- de desbetreffende functie ter plaatse is beëindigd;