Windvisie Gelderland (1e actualisering Omgevingsvisie)    

Vastgesteld door PS op 12 november 2014, en 25 februari 2015.

Beleidstekst     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt eerst kort de samenhang van voorliggende Windvisie met de eerder vastgestelde Omgevingsvisie Gelderland beschreven. Vervolgens wordt stilgestaan bij het proces van totstandkoming van deze visie en de m.e.r.-plicht.

1.1 Context Windvisie     

Omgevingsvisie: eerste stap

De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie op het gebied van onder andere ruimtelijke ordening, waterkwaliteit en -veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en van huidige strategische plannen voor water, milieu en mobiliteit.

De omgevingsvisie is een eerste stap van de provincie om samen te werken aan 'opgaven' die de provincie en haar partners delen. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn: co-creatie van nieuw beleid door hier samen met bestuurlijke en maatschappelijke organisaties en burgers over na te denken. Eerst op provinciaal en meer algemeen niveau. Later op regionaal en/of meer gedetailleerd/sectoraal niveau.

De omgevingsvisie is geen plan met exacte antwoorden waar iets moet. Het is ook geen plan waarin nauw is aangegeven wat wel of niet mag. De provincie wil kunnen inspelen op veranderende omstandigheden (techniek, samenleving, regelgeving).

In de omgevingsvisie gaat het vooral om het benoemen van opgaven en rollen. De provincie is een partij die als deelnemer vanuit eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden bijdraagt aan het geheel.

Uitwerkingen nodig: Windvisie

In de omgevingsvisie is dus niet alles concreet vastgelegd. Op diverse onderdelen is het wel van belang dat beleid (in co-creatie) nader wordt uitgewerkt in deeluitwerkingen. Het proces gaat door in een zogenaamde 'rollende agenda'. Deeluitwerkingen worden apart vastgesteld in een eigen besluitvormingsproces.

Provincie Gelderland is ambitieus op gebied van hernieuwbare energie. In de omgevingsvisie is reeds aangegeven dat zij een energietransitie voor ogen heeft. Het streven is een betrouwbare, betaalbare en hernieuwbare energievoorziening en energieneutraliteit in 2050. Windenergie is hierbij een belangrijk onderdeel. Met het Rijk zijn daarnaast afspraken gemaakt over de hoeveelheid te realiseren windenergie voor 2020. Ruimte hiervoor dient uiterlijk in 2014 te worden aangewezen.

Voorliggende 'Windvisie provincie Gelderland' is een deeluitwerking, en hiermee een eerste actualisering van de omgevingsvisie op gebied van windenergie. De visie is opgesteld vanuit het gedachtegoed van co-creatie en kent haar eigen besluitvormingsproces, inclusief inspraakmogelijkheden. De Windvisie geeft aan hoe Provincie Gelderland haar op Rijksniveau afgesproken doelstelling voor windenergie, de realisatie van 230,5 megawatt (MW) opgesteld vermogen in 2020, gaat invullen. In paragraaf 2.1 is de doelstelling en de context daarvan nader omschreven.

1.2 Proces totstandkoming visie     

Regionaal proces: inventarisatie gewenste en geschikte locaties

De Windvisie is een deeluitwerking van de omgevingsvisie. Voor windenergie is in de omgevingsvisie al wel een aantal concrete uitgangspunten opgenomen. In de omgevingsvisie zijn daarvoor de volgende gebieden aangegeven:

  • Uitsluitingsgebieden
  • Aandachtsgebieden
  • Bestaande turbines en initiatieven
  • Overige gebieden, in principe kansrijk

In Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER staat hoe deze aandachts- en uitsluitingsgebieden geselecteerd zijn. In de omgevingsverordening, behorende bij de omgevingsvisie, zijn de regels ten aanzien van deze gebieden vastgelegd. Op basis hiervan is de Windvisie ook opgesteld.

Samen met gemeenten is op basis van bovenstaande per regio gekeken wat mogelijk nieuwe, concrete locaties kunnen zijn voor windenergie. Hiervoor zijn door de provincie zogenaamde 'windateliers' georganiseerd waar een toelichting is gegeven op hetgeen reeds in de omgevingsvisie is opgenomen en wat het belang is van windenergie in relatie tot de provinciale, regionale en gemeentelijke doelstellingen. Vervolgens is in ambtelijke bijeenkomsten in de vorm van windateliers gekeken naar potentiële locaties.

Nader onderzoek naar locaties

Voor de locaties die uit de windateliers naar voren zijn gekomen is vervolgens door de gemeenten aangegeven of het (bestuurlijk) wenselijk is deze locaties nader te onderzoeken op haalbaarheid/inpasbaarheid. Het betreft veelal relatief kleine locaties (enkele turbines).

Daarnaast zijn enkele grotere locaties onderzocht, al dan niet aangedragen door de gemeenten. De provincie heeft enkele grotere locaties onderzocht als alternatief voor meerdere kleine locaties (zie ook hoofdstuk 4 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER).

Meest kansrijke locaties opnemen in Windvisie

De diverse potentiële locaties zijn afgewogen in verschillende samenstellingen (alternatieven). De meest optimale combinatie (bestuurlijk en qua milieu) vormt het voorkeursalternatief en is terecht gekomen op de 'Windvisiekaart'.

De motivatie en afwegingen die hierbij een rol hebben gespeeld, zijn opgenomen in Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland.

In Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland is in hoofdstuk 3 een uitgebreidere toelichting opgenomen op het doorlopen proces. Hierbij is ook aangegeven hoe het milieubelang in het proces is betrokken. Onderstaand is het doorlopen proces samengevat.

Wat wordt er nog meer geregeld in de Windvisie?

Naast het voorgaande gaat de Windvisie ook over het overige 'windbeleid' op provinciaal niveau. Het gaat om:

  • Beleid ten aanzien van windlocaties die niet zijn opgenomen in de Windvisie
  • Beleid kleine en/of solitaire windturbines
  • Instrumentarium/uitvoeringsparagraaf

1.3 M.e.r.-plicht en passende beoordeling Natuurbeschermingswet     

De Windvisie is m.e.r.-plichtig, omdat het een kader biedt voor mogelijk toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten. De m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt voor de oprichting, wijziging of uitbreiding van een windturbinepark dat een gezamenlijk vermogen van 15 Megawatt (MW) of meer heeft of 10 windturbines of meer. De Windvisie Gelderland wijst gebieden aan waar waarschijnlijk windenergieprojecten gerealiseerd gaan worden met een opgesteld vermogen van meer dan 15 MW en biedt dus een kader voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten. Bij de Windvisie, een structuurvisie in het kader van de WRO, is daarom een PlanMER opgesteld.

De gehanteerde benadering voor het vinden van nieuwe locaties op basis van bekende belemmeringen beperkt de kans op het optreden van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Naar verwachting is hierdoor een Passende beoordeling (PB) in het kader van de Natuurbeschermingswet niet noodzakelijk voor deze Windvisie.

m.e.r.-procedure

In augustus 2012 is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor de Omgevingsvisie Gelderland ter inzage gelegd. Hierin is ook de uitwerking van het onderwerp windenergie aangegeven. Vanwege nieuwe afspraken met het Rijk over de te realiseren hoeveelheid windenergie en het verkozen proces om draagvlak te verkrijgen bij gemeenten, heeft de uitwerking geen plaats kunnen krijgen in de ontwerp omgevingsvisie en bijbehorend PlanMER. In dat PlanMER zijn wel de vernieuwde doelstelling, de kaders en het verdere proces ten aanzien van windenergie beschreven. Daarbij is tevens de windvisie en een bijbehorend PlanMER aangekondigd. Om deze redenen is niet opnieuw een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld en ter inzage gelegd. De NRD en PlanMER bij de omgevingsvisie en de ingekomen reacties daarop hebben voldoende informatie opgeleverd voor de reikwijdte en het detailniveau van deze visie en bijbehorend PlanMER.

Voor een nadere toelichting op de samenhang tussen deze Windvisie en het PlanMER wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

Het PlanMER is opgesteld als onderdeel van de Ontwerp Windvisie en is ter inzage gelegd tezamen met het ontwerpbesluit in het voorjaar van 2014. Er is inspraak mogelijk geweest en er is advies gevraagd aan de Commissie m.e.r.. Mede op basis van inspraak en advisering is een Aanvulling op het MER opgesteld welke integraal onderdeel vormt van deze definitieve Windvisie (zie Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland).

1.4 Leeswijzer     

Deze Windvisie betreft een digitaal plan. Dit betekent een andere manier van lezen en een ander gebruik van tekst en kaarten. Waar een meer traditioneel geschreven tekst veelal begint met inleiding en dan een conclusie, zijn in deze visietekst vaak de conclusies als eerste beschreven en kunt u doorklikken naar achterliggende informatie om de opbouw tot deze conclusie te kunnen herleiden. Dit is het gevolg van web-based schrijven en een meer digitaal gebruik en uitwisselen van kennis en informatie.

Wanneer u het digitale plan als 'pdf' of boekje gebruikt, heeft u geen mogelijkheid om teksten en kaarten bij elkaar te zien. Ook mist u dan de mogelijkheid om op woorden door te 'klikken' of tussen diverse gerelateerde onderwerpen heen en weer te schakelen. Om een betere kijk op de samenhang tussen onderdelen te krijgen, adviseert de provincie u om deze visie digitaal in te zien.

Deze Windvisie bestaat uit drie delen die niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden bekeken of gelezen.

  1. Dit digitale plan betreft de beleidsvisie welke voldoet aan de eisen die worden gesteld aan digitalisering van ruimtelijke plannen. In Hoofdstuk 2 is de context en het beleid beschreven. Naast het voorkeursalternatief ten aanzien van locaties voor windenergie, wordt hier ook het overige windbeleid beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het vervolgproces. In Hoofdstuk 4 wordt beschreven wat de wijzigingen en aanvullingen zijn ten opzichte van de vastgestelde omgevingsvisie die bij vaststelling van deze Windvisie van kracht worden. Wijzigingen of aanvullingen in de omgevingsverordening zijn als gevolg van deze visie niet aan de orde.
  2. Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER bevat de onderbouwing van het beleid en de milieueffectbeoordeling (PlanMER) van nieuwe windenergielocaties. Het is als separaat document gekoppeld aan het digitale plan, maar vormt een integraal onderdeel van het digitale plan.
  3. Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland betreft een aanvulling op basis van inspraak en advisering op de Ontwerp Windvisie. Hierin is de milieubeoordeling van locaties die reeds in onderzoek zijn opgenomen. Tevens is hierin een uitgebreidere toelichting op het doorlopen proces opgenomen en zijn alle locaties voor windenergie in Gelderland nogmaals beschreven.

Hoofdstuk 2 Nieuw beleid     

2.1 Doelstellingen en ambities     

Energietransitie

Provincie Gelderland is ambitieus op gebied van hernieuwbare energie. Zij heeft een energietransitie voor ogen. Het streven is een betrouwbare, betaalbare en hernieuwbare energievoorziening en energieneutraliteit in 2050. Zoals ook in de omgevingsvisie is aangegeven, wil de provincie het volgende bewerkstelligen:

  • van gebruik van fossiele energie naar gebruik van hernieuwbare energie;
  • de kringloop sluiten met een zuinig gebruik van energie en grondstoffen;
  • uiterlijk in 2014 aanwijzen van gebieden voor windturbines.

De energietransitie betreft een integrale opgave die op een goede manier ook ruimtelijk vormgegeven moet worden.

Doelstelling windenergie

In 2020 wil de provincie als tussendoelstelling minimaal 14% hernieuwbare energie opwekken, waarvan 50% 'decentraal' (lokaal opwekken en verbruiken). Hierin heeft windenergie een belangrijk aandeel. Op Rijksniveau zijn per provincie afspraken gemaakt over de doelstelling voor de hoeveelheid gerealiseerde windenergie in 2020. Voor de provincie Gelderland is afgesproken dat 230,5 megawatt (MW) aan windenergie (opgesteld vermogen) is gerealiseerd in 2020. De taak van de provincie is het aanwijzen van voldoende ruimte voor deze hoeveelheid windenergie. De daadwerkelijke realisatie van windturbineparken is geen taak van provincie.

Windenergie in totale perspectief van hernieuwbare energie: routekaarten

De winddoelstelling wordt niet los gezien van de totale opgave om energieneutraal te worden in 2050. De hoeveelheid benodigde windenergie en de inspanning om dit te realiseren zal voortdurend in het gehele perspectief van duurzame energie worden bekeken. In een routekaartenproces zoomen regio's in op de eigen ambities voor energiebesparing en hernieuwbare energie en wordt een gezamenlijk plan gemaakt hoe deze ambitie wordt bereikt met aandacht voor de specifieke bijdragen van zon, wind, warmte en biomassa.

Aanwijzen gebieden om de doelstelling windenergie te bereiken

Doel van de voorliggende Windvisie Gelderland is om voldoende locaties aan te wijzen, zodat minimaal het doel van 230,5 MW opgesteld vermogen in 2020 gerealiseerd kan worden. Dit betekent dat in de Windvisie ruimte voor minimaal 230,5 MW (inclusief bestaand) moet worden opgenomen om het behalen van de doelstelling te borgen. Daarnaast is ook voor de periode na 2020 meer windenergie nodig om de doelstelling van energieneutraliteit te realiseren.

Voordat deze Windvisie werd opgesteld waren er in de provincie windenergieprojecten gerealiseerd, vergund of in onderzoek met een totaal van circa 170 MW aan opgesteld of op te stellen vermogen. Deze locaties worden ook opgenomen in de Windvisie. Dit betekent dat er voor ruim 60 MW aan op te stellen vermogen volledig nieuwe ruimte moet worden gereserveerd. De 'windateliers' (zie ook paragraaf 1.2) hebben zich met name op het vinden van deze nieuwe ruimte geconcentreerd.

Draagvlak nodig

Het bereiken van de doelstelling kan alleen door een goede samenwerking met de Gelderse gemeenten en regio's. Zij hebben hun eigen doelstellingen op het gebied van energietransitie die vaak ambitieuzer zijn dan de doelstellingen van de provincie. De locaties moeten hier ook een bijdrage aan kunnen leveren. Alleen zo kan lokaal draagvlak ontstaan voor de gekozen locaties. Om dit proces zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen binnen de tijd die hiervoor met het Rijk is overeengekomen heeft de provincie de windateliers georganiseerd op basis van de uitgangspunten die in de omgevingsvisie voor windenergie zijn geformuleerd. Door hier in te gaan op de doelstellingen van de provincie en de gemeenten en regio's en aan te tonen dat naast de andere duurzame energievormen, windenergie essentieel is om de doelstellingen te behalen, is er gewerkt aan lokaal draagvlak. In de ateliers zijn belangrijke belemmeringen en milieuaspecten op voorhand inzichtelijk gemaakt.

Voor gemeenten die naar aanleiding van de ateliers meer wilden weten over de potentiële locaties, is door de provincie een nader onderzoek in de vorm van een quickscan aangeboden. Hierin is de haalbaarheid van locatie(s) in meer detail onderzocht. Ook dit onderzoek is uitgevoerd om het draagvlak voor locaties vanuit gemeenten te faciliteren. Waar gemeenten dit hebben verzocht, is vanuit de provincie vervolgens nog een bijdrage geleverd aan, veelal openbare, informatiebijeenkomsten waar bewoners, bestuurders en/of gemeentelijke ambtenaren meer informatie konden krijgen over windenergie in het algemeen, de bijdrage hiervan aan duurzame energiedoelstellingen, mogelijke locaties en het te doorlopen proces.

Op basis van bovenstaand proces zijn door diverse gemeenten locaties aangedragen voor deze Windvisie. Deze locaties worden in de volgende paragraaf aangeduid. In Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland is een nadere onderbouwing van de keuze voor deze locaties opgenomen.

Participatie

Een evenwichtige verdeling van lusten en lasten van een windpark is belangrijk voor het creëren van draagvlak voor windenergie. Voor alle locaties van windturbines stelt de provincie de mogelijkheid tot participatie als randvoorwaarde. Participatie dient op het niveau van individuele projecten vorm en inhoud te worden gegeven. Gedragscodes zoals die door de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) en de Nederlandse Vereniging voor Omwonenden Windturbines (NLVOW) zijn ontwikkeld kunnen hiervoor als inspiratiebron worden gebruikt. Deze gedragscodes zijn niet juridisch bindend. De waarde van een gedragscode is er nu juist in gelegen dat de ondertekenende partijen zich eraan houden, omdat zij het nut en het belang van de eigen afspraken inzien. Bij veel projecten nemen de bewoners van een gebied zelf de ontwikkeling van een windpark ter hand. Zij organiseren draagvlak en participatie op hun eigen wijze.



Wij zullen initiatiefnemers en gemeenten op projectniveau actief ondersteunen bij de totstandkoming van een participatieplan en de communicatie in brede zin over een project.



Los van of in overeenstemming met de genoemde gedragscodes kan een initiatiefnemer bij participatie onder andere denken aan:

  • Financiële participatie door het instellen van een (lokaal) beleggingsfonds of het uitbrengen van obligaties;
  • Een coöperatie of burgerinitiatief als (mede) initiatiefnemer;
  • Instellen van een gebiedsfonds;
  • Steun aan (duurzaamheids)initiatieven in een regio;
  • Compensatie door korting op elektriciteit voor omwonenden;
  • Betrokkenheid in de ruimtelijke planvorming.

Bij de beoordeling van windenergieplannen door de provincie, worden ook de inspanningen in relatie tot participatie beoordeeld.

2.2 Locaties Windenergie     

Dit zijn locaties waar de provincie een ruimtelijke reservering maakt voor windenergie. Deze locaties kunnen worden beschouwd als aangewezen gronden waarvoor draagvlak is bij de betrokken gemeenteraden (uitgezonderd Zevenaar). Samen met de gerealiseerde en vergunde turbines en de locaties in onderzoek (zie omgevingsvisie paragraaf 3.2.2.2 en 3.2.2.3), welke al in de omgevingsvisie zijn opgenomen, wordt hiermee een ruimtelijke reservering gedaan waarmee de met het Rijk afgesproken doelstelling van minimaal 230,5 MW, kan worden gerealiseerd.

De locaties zijn globaal aangeduid vanuit een weloverwogen zoekproces. Bij de nadere invulling van projecten is een afwijking van de aangeduide locaties mogelijk als tenminste een deel van de aangeduide locatie wordt benut en de extra benodigde ruimte ligt in een gebied waar windenergie conform provinciaal beleid (zie 3.2.2.4 van de omgevingsvisie) mogelijk is. Het betreft locaties in de volgende gemeenten:

Gemeente Aantal turbines (ca) Potentieel opgesteld vermogen (MW) (ca)
Nieuwe locaties windenergie
Geldermalsen 3x2,4 MW 7,2
Harderwijk 3x2,4 MW 7,2
Neerijnen 10x3 MW 30
Nijmegen 2x2,4 MW 4,8
Nijmegen 1x2,4 MW 2,4
Nijmegen 4x2,4 MW 9,6
Locaties in onderzoek (zie ook paragraaf 3.2.2.3 omgevingsvisie)
Oldebroek (Hattemerbroek) 4x3 MW 12
Wageningen (bedrijventerrein langs Nederrijn) 3x2,4 MW 7,2
Arnhem (Kleefse waard) 4x2,4 MW 9,6
Nijmegen/Overbetuwe (A15) 9x2,4 MW 21,6
Zaltbommel 4x2 MW 8
Locatie waarvoor een inpassingsplan op basis van de Elektriciteitswet 1998 wordt gemaakt*
Zevenaar (Bijvanck) 4x3 MW 12
Totaal vastgestelde locaties windenergie 131,6

* Op basis van de Elektriciteitswet 1998 is de provincie verplicht om medewerking te verlenen aan een initiatief voor een windpark tussen de 5 en 100 Megawatt, indien de betrokken gemeente geen medewerking wenst te verlenen aan het wijzigen van het planologisch regime. Een dergelijke verplichting bestaat niet op het moment dat de provincie voldoet aan de minimumrealisatienorm danwel sprake is van strijd met de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Het voor windpark Bijvanck ingediende verzoek voldoet aan de in de Elektriciteitswet 1998 gestelde eisen. Voor deze locatie bestaat er geen draagvlak bij de gemeente Zevenaar.

Bovenstaande locaties zijn samen met de 100 MW van reeds gerealiseerde en vergunde locaties voldoende om de Gelderse doelstelling van 230,5 MW te behalen. Voor een nadere toelichting op de locaties en de milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en 4 van Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland en het PlanMER in Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

2.3 Kansrijke locaties voor extra ontwikkeling     

Deze locaties moeten worden gezien als locaties voor de langere termijn. Aan de ontwikkeling van deze locaties wordt in nauw overleg met de betrokken gemeenten gewerkt. Deze locaties kunnen van belang zijn voor de langere termijn doelstelling richting energieneutraliteit. Om ook deze doelstelling te kunnen behalen zal extra inzet op windenergie waarschijnlijk nodig zijn. Het betreft locaties in de volgende gemeenten:

Gemeente Aantal turbines (ca) Potentieel opgesteld vermogen (MW) (ca)
Apeldoorn 9 21,6
Beuningen 10 24
Culemborg (uitbreiding of opwaardering bestaand park) 2 6
Geldermalsen 20 48
Ermelo 7 16,8
Heumen 7 16,8
Totaal kansrijke locaties 133,2

Voor een nadere toelichting op de locaties en de milieueffecten wordt verwezen naar Bijlage 1 en het daarin opgenomen MER.

2.4 Windenergie buiten de vastgestelde locaties     

Uitgangspunt hierbij blijft het beleid voor windturbines zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie (paragraaf 3.2.2.1) om locaties bij voorkeur te combineren met andere, intensieve functies in een gebied, zoals (hoofd)infrastructuur, regionale bedrijventerreinen en intensieve landbouwgebieden (o.a. glastuinbouw).

Er zijn gemeenten die naar aanleiding van het doorlopen proces van de Windvisie tot locaties willen komen, maar met een ander tijdsschema dan deze visie. Als hier locaties uit naar voren komen die vallen binnen geschikte gebieden voor windenergie zal in nader overleg met deze gemeenten besloten worden of locaties later nog worden toegevoegd aan de Windvisie of dat hiervoor een ander proces richting realisatie wordt doorlopen.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

2.5 Overig windbeleid     

2.5.1 Solitaire windturbines uitgesloten     

In de omgevingsvisie zijn gebieden aangegeven waar geen windturbines gerealiseerd kunnen worden vanwege wettelijke beperkingen of provinciaal beleid. In deze gebieden mogen ook geen solitaire windturbines gerealiseerd worden.

Daarnaast sluit de provincie de oprichting van solitaire windturbines uit in waardevolle open gebieden.

Toelichting

De realisatie van solitaire windturbines in de provincie Gelderland draagt bij aan onze doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. Daarom wil de provincie realisatie van solitaire windturbines in Gelderland niet tegenwerken.

In de gebieden waar windturbines in zijn algemeenheid worden uitgesloten beschermt de provincie de belangen van bewoners, van kwetsbare infrastructuur en van specifieke cultuur- of natuurwaarden tegen ongewenste invloeden van windturbines. Voor deze gebieden is het niet van belang of het gaat om solitaire windturbines of windturbines in parken.

In waardevolle open gebieden vindt de provincie windturbineparken wel toelaatbaar indien bij het ontwerp specifiek aandacht wordt besteed aan het te behouden open karakter van het landschap. Dit is in overeenstemming met de omgevingsverordening (artikel 2.7.4.1). Hierin is al aangegeven dat alleen windparken worden toegestaan in waardevolle open gebieden. Het ruimtelijk ontwerp van deze windparken dient het open karakter van het gebied te ondersteunen. Solitaire windturbines kunnen niet in een specifiek ontworpen lijn- of groepsopstelling geplaatst worden en de provincie vindt dat de impact op het waardevolle open landschap van een solitaire windturbine zwaarder weegt dan de relatief geringe bijdrage aan de transitiedoelstelling.

De beoordeling of solitaire windturbines ruimtelijk passend zijn op plaatsen waar windenergie mogelijk is, laat de provincie aan de betreffende gemeente. Door het relatief kleine opgewekte elektrisch vermogen (minder dan 5 MW) behoren de solitaire windturbines volgens de Elektriciteitswet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente.

2.5.2 Kleine windturbines     

Onder kleine windturbines verstaat de provincie turbines met een ashoogte van maximaal 25 meter (boomhoogte). Kleine windturbines kunnen een relatief beperkte bijdrage leveren aan de doelstelling voor windenergie van 230,5 MW. Door het relatief kleine opgewekte elektrisch vermogen (minder dan 5 MW) behoren de kleine windturbines volgens de Elektriciteitswet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente.

In de gebieden waar geen windturbines gerealiseerd kunnen worden vanwege wettelijke beperkingen of provinciaal beleid (zie omgevingsvisie 3.2.2.5) kunnen ook geen kleine windturbines gerealiseerd worden. Maar in de gebieden waar windenergie mogelijk is (zie omgevingsvisie 3.2.2.4) kunnen kleine windturbines goed aansluiten bij bedrijvigheid in de agrarische sector. Het is aan de gemeente om te besluiten of dit past in het vigerende ruimtelijke beleid.

Voor een nadere toelichting op dit beleid wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

2.5.3 Mini-windturbines     

Onder mini-windturbines verstaat de provincie windturbines die op gebouwen geplaatst kunnen worden. Mini-windturbines kunnen goed ingepast worden in gebouwde omgeving. Diverse voorbeelden zijn in de architectuur te vinden. Door de windturbines ook in gebouwde omgeving te plaatsen, kan het draagvlak en bewustwording van de noodzaak van verduurzaming vergroot worden bij een groter publiek. Besluitvorming hierover ligt bij gemeenten.

Anders dan kleine en middelgrote windturbines worden mini-windturbines door de provincie niet uitgesloten in bebouwde kommen. In andere uitgesloten gebieden worden mini-windturbines in principe niet toegestaan, tenzij aangetoond kan worden dat betreffende uitsluitingscriteria voor deze turbines niet van belang zijn.

Voor een nadere toelichting op dit beleid wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

Hoofdstuk 3 Vervolgproces     

Met het vaststellen van deze Windvisie zijn de windturbineparken natuurlijk nog niet gerealiseerd. Het is nu eerst aan marktpartijen, ontwikkelaars en burgerinitiatieven om te komen met plannen voor de realisatie van windturbines. Met deze plannen, voorzien van een goed ruimtelijk ontwerp en met aandacht voor compensatie en participatie van omwonenden, kunnen de initiatiefnemers de betreffende gemeente(n) vragen om aanpassing van het bestemmingsplan en het verlenen van een omgevingsvergunning. Bij het rijk kan een aanvraag ingediend worden voor eventueel benodigde SDE subsidie waarna de bouw van de windturbines kan worden gestart.

De bouw van windturbines zal volgens afspraken met het rijk en IPO in 2018 moeten starten zodat de doelstelling voor 2020 gehaald kan worden.

In bovenstaand proces heeft de provincie een ondersteunende rol. Zij zal daar waar knelpunten voor de realisatie ontstaan proberen deze weg te nemen. Dat kan onder meer door:

  • Inzet van een provinciale projectleider/procesregisseur
  • Planmatige ondersteuning door het maken van een inpassingsplan
  • Het in onderhandeling met het rijk oplossen van financiële knelpunten
  • Ondersteunen van burgerinitiatieven
  • Uitwisseling van kennis en informatie
  • Ondersteuning bij ruimtelijk ontwerp en 3d visualisatie

Ondersteuning door de provincie is maatwerk en zal gebeuren op verzoek van gemeenten en/of initiatiefnemers (ook zijnde lokale energie-coöperaties en burgerinitiatieven). Voor kansrijke locaties biedt de provincie zelf ondersteuning aan om te komen tot locaties met draagvlak. Ook hier is de ondersteuning gebaseerd op maatwerk. Eind 2015 vindt een eerste evaluatie en actualisatie plaats.

Hoofdstuk 4 Wijzigingen en aanvullingen Omgevingsvisie     

In dit hoofdstuk worden de wijzigingen en aanvullingen beschreven ten opzichte van de vastgestelde omgevingsvisie. Deze wijzigingen en aanvullingen treden in werking bij de vaststelling van deze uitwerking van de omgevingsvisie voor windenergie.Voor paragrafen die hier niet genoemd worden, treden ook geen wijzigingen op.

Wijzigingen of aanvullingen kunnen betrekking hebben op de tekst, op de gehanteerde begrippen of kaarten. Dit onderscheid wordt aangegeven waar van toepassing.

4.1 Wijzigingen Omgevingsvisie     

Onderstaand wordt verwezen naar de onderdelen van de omgevingsvisie. Per onderdeel wordt aangegeven of er wat wijzigt en wat er dan wijzigt.

4.1.1 Wijzigingen in plantekst     

3.2.2 Windenergie

De tekst onder 3.2.2 wordt vervangen door onderstaande tekst.

"Om de afspraken met het Rijk over 6.000 megawatt windenergie op land in 2020 (link naar 3.2 Omgevingsvisie) uit te voeren, heeft de provincie Gelderland afgesproken dat 230,5 megawatt aan windenergie wordt opgesteld. De taak van de provincie is het aanwijzen van voldoende ruimte voor deze hoeveelheid windenergie. Daarnaast is voor de periode na 2020 meer windenergie nodig om de doelstelling van energieneutraliteit te realiseren. De daadwerkelijke realisatie van windturbineparken is geen taak van de provincie. Windenergie staat in het perspectief van andere hernieuwbare energievormen (link naar vigerende 3.7.5 Omgevingsvisie, de verdieping; na vaststelling Windvisie is dit 3.7.6 Omgevingsvisie, de verdieping). Draagvlak en participatie zijn mede sleutels voor realisatie."

Invoegen 3.7.5 Omgevingsvisie, de verdieping, getiteld:

Windenergie in totale perspectief van hernieuwbare energie: routekaarten

NB Vigerende 3.7.5 Omgevingsvisie, de verdieping wordt na vaststelling Windvisie 3.7.6 Omgevingsvisie getiteld: 'Ontwerpende benadering windenergie'

De winddoelstelling wordt niet los gezien van de totale opgave om energieneutraal te worden in 2050. De hoeveelheid benodigde windenergie en de inspanning om dit te realiseren zal voortdurend in het gehele perspectief van duurzame energie worden bekeken. In een routekaartenproces zoomen regio's in op de eigen ambities voor energiebesparing en hernieuwbare energie en wordt een gezamenlijk plan gemaakt hoe deze ambitie wordt bereikt met aandacht voor de specifieke bijdragen van zon, wind, warmte en biomassa.

Draagvlak nodig

Het bereiken van de doelstelling kan alleen door een goede samenwerking met de Gelderse gemeenten en regio's. Zij hebben hun eigen doelstellingen op het gebied van energietransitie die vaak ambitieuzer zijn dan de doelstellingen van de provincie. De locaties moeten hier ook een bijdrage aan kunnen leveren. Alleen zo kan lokaal draagvlak ontstaan voor de gekozen locaties.

Op basis van een intensief proces van samenwerking met gemeenten en regio's zijn door gemeenten diverse locaties aangedragen. Deze locaties worden aangeduid in paragraaf 3.2.2.8. In Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland is een nadere onderbouwing van de keuze voor deze locaties opgenomen.

Met de Windvisie houdt het planproces om windturbines gerealiseerd te krijgen niet op. Veranderingen zoals de realisatie van windturbines stuiten vaak op weerstand. Het is daarom belangrijk dat partijen die op een of andere wijze betrokken zijn bij het project ook kunnen participeren. Een evenwichtige verdeling van lusten en lasten van een windpark is belangrijk voor het creëren van draagvlak voor windenergie. Voor alle locaties van windturbines stelt de provincie de mogelijkheid tot participatie als randvoorwaarde. Participatie dient op het niveau van individuele projecten vorm en inhoud te worden gegeven. Gedragscodes zoals die door de NWEA samen met verschillende natuur en milieuorganisaties en de NLVOW zijn ontwikkeld kunnen hiervoor als inspiratiebron worden gebruikt. Deze gedragscodes zijn niet juridisch bindend. De waarde van een gedragscode is er nu juist in gelegen dat de ondertekenende partijen zich eraan houden, omdat zij het nut en het belang van de eigen afspraken inzien. Bij veel projecten nemen de bewoners van een gebied zelf de ontwikkeling van een windpark ter hand. Zij organiseren draagvlak en participatie op hun eigen wijze.

Wij zullen initiatiefnemers en gemeenten op projectniveau actief ondersteunen bij de totstandkoming van een participatieplan en de communicatie in brede zin over een project.



Los van of in overeenstemming met de genoemde gedragscodes kan een initiatiefnemer bij participatie onder andere denken aan:

  • Financiële participatie door het instellen van een (lokaal) beleggingsfonds of het uitbrengen van obligaties;
  • Een coöperatie of burgerinitiatief als (mede) initiatiefnemer;
  • Instellen van een gebiedsfonds;
  • Steun aan (duurzaamheids)initiatieven in een regio;
  • Compensatie door korting op elektriciteit voor omwonenden;
  • Betrokkenheid in de ruimtelijke planvorming.

Bij de beoordeling van windenergieplannen door de provincie, worden ook de inspanningen in relatie tot participatie beoordeeld.

3.2.2.1 Vormgeving van windenergie in Gelderland

De laatste alinea wordt verwijderd. Het betreft de volgende tekst:

"In overleg met gemeenten en regio's (2013-2014) wordt beslist of naast windparken ook solitaire windturbines worden toegestaan. Die keuze wordt vastgelegd in de 'Windvisie provincie Gelderland' als uitwerking van de Omgevingsvisie specifiek voor windenergie. Uitgangspunt hierbij is dat een grote verantwoordelijkheid voor de te maken keuzes ligt bij gemeenten. Het beleid van de provincie is vooral gericht op het voorkomen van verrommeling van het landschap. Ook in relatie met de bevindingen uit de PlanMER: Opwekking van windenergie."

Bij 'Instrumenten' wordt een link aangebracht naar 3.7.10 van de Omgevingsvisie, de verdieping. De tekst van 3.7.10 is nieuw en bevat de onderstaande tekst.

3.7.10 Inzet instrumentarium windenergie

"Met het vaststellen van de locaties zijn de windturbineparken natuurlijk nog niet gerealiseerd. Het is aan marktpartijen, ontwikkelaars en burgerinitiatieven om te komen met plannen voor de realisatie van windturbines. Met deze plannen, voorzien van een goed ruimtelijk ontwerp en met aandacht voor compensatie en participatie van omwonenden, kunnen de initiatiefnemers de betreffende gemeente(n) vragen om aanpassing van het bestemmingsplan en het verlenen van een omgevingsvergunning. Bij het Rrijk kan een aanvraag ingediend worden voor eventueel benodigde subsidie waarna de bouw van de windturbines kan worden gestart.

De bouw van windturbines zal volgens afspraken met het rijk en IPO in 2018 moeten starten zodat de doelstelling voor 2020 gehaald kan worden.

In bovenstaand proces heeft de provincie een ondersteunende rol. Zij zal daar waar knelpunten voor de realisatie ontstaan proberen deze weg te nemen. Dat kan onder meer door:

  • inzet van een provinciale projectleider/procesregisseur,
  • planmatige ondersteuning door het maken van een inpassingsplan,
  • het in onderhandeling met het Rijk oplossen van financiële knelpunten,
  • ondersteunen van burgerinitiatieven,
  • uitwisseling van kennis en informatie,
  • ondersteuning bij ruimtelijk ontwerp en 3d-visualisatie.

Ondersteuning door de provincie is maatwerk en zal gebeuren op verzoek van gemeenten en/of initiatiefnemers (ook zijnde lokale energie-coöperaties en burgerinitiatieven). Voor kansrijke locaties biedt de provincie zelf ondersteuning aan om te komen tot locaties met draagvlak. Ook hier is de ondersteuning gebaseerd op maatwerk. Eind 2015 vindt een eerste evaluatie en actualisatie plaats. "

3.2.2.4 Windenergie mogelijk

De volgende tekst wordt gewijzigd:

In deze gebieden ziet de provincie op voorhand geen belemmeringen voor de ontwikkeling van windenergie. In overleg met regio's en gemeenten kunnen windenergielocaties worden vastgesteld die kunnen worden toegevoegd aan de locaties met afspraken over wind (zie 3.2.2.2 en 3.2.2.3). Dat zal (in eerste instantie) gebeuren in een thematische uitwerking van de Omgevingsvisie voor windenergie, de 'Windvisie Provincie Gelderland'.

Deze tekst wordt als volgt gewijzigd:

"In deze gebieden ziet de provincie op voorhand geen belemmeringen voor de ontwikkeling van windenergie. In overleg met regio's en gemeenten kunnen in deze gebieden windenergielocaties worden vastgesteld die kunnen worden toegevoegd aan de locaties met afspraken over wind (zie 3.2.2.2 en 3.2.2.3 en de locaties windenergie zoals benoemd in paragraaf 2.2 van de uitwerking/herziening)."

Daarnaast wordt de volgende tekst toegevoegd:

Kleine Windturbines

In gebieden waar geen windturbines gerealiseerd kunnen worden vanwege wettelijke beperkingen of provinciaal beleid (link naar Omgevingsvisie 3.2.2.5) kunnen geen kleine windturbines gerealiseerd worden.

In gebieden waar windenergie mogelijk is (link naar Omgevingsvisie 3.2.2.4) kunnen kleine windturbines aansluiten bij bedrijvigheid in de agrarische sector. Het is aan de gemeente om te besluiten of dit past in het vigerende ruimtelijke beleid.

Kleine windturbines kunnen een relatief beperkte bijdrage leveren aan de doelstelling windenergie van 230,5 MW. Door het relatief kleine opgewekte elektrisch vermogen (minder dan 5 MW) behoren de kleine windturbines volgens de Elektriciteitswet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente.

Voor een nadere toelichting op dit beleid wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER."

4.1.2 Wijziging in kaarten Windenergie in onderzoek en Windenergie bestaand en vergund     

De kaart behorende bij de paragraaf Windenergie in onderzoek (3.2.2.3) is gewijzigd. De locatie bij Zutphen is van de kaart verwijderd omdat de gemeente een proces met draagvlak van onderaf wil doorlopen in samenwerking met gemeente Brummen. Het opnemen van een locatie in dit stadium zou geen recht doen aan dit proces.

De locatie Den Tol (gemeente Oude IJsselstreek) beschikt inmiddels over een onherroepelijk bestemmingsplan, waardoor deze niet meer als locatie in onderzoek (paragraaf 3.2.2.3) wordt beschouwd. Het betreft nu een locatie die als autonome ontwikkeling of vergund wordt beschouwd. Hierdoor is ook de kaart Bestaand en vergund (bij paragraaf 3.2.2.2) gewijzigd.

4.1.3 Wijzigingen begrippenlijst     

De volgende begrippen worden toegevoegd aan Bijlagen bij Omgevingsvisie, Bijlage 1 Begrippenlijst:

Locaties voor windenergie: locaties waar de provincie een ruimtelijke reservering maakt voor windenergie.

Kansrijke locaties voor extra ontwikkeling: Locaties voor windenergie voor de langere termijn, waaraan in nauw overleg met de betrokken gemeenten wordt gewerkt.

Windturbinepark: park bestaande uit ten minste drie windturbines.

Solitaire windturbines: één of twee turbines die niet in onderlinge samenhang of in samenhang met andere turbines worden geplaatst. Er is geen sprake van een windturbinepark.

Kleine windturbines: turbines met een ashoogte van maximaal 25 meter (boomhoogte).

Mini-windturbines: windturbines die op gebouwen geplaatst kunnen worden.

4.2 Aanvullingen Omgevingsvisie     

Als resultaat van het proces van de Windvisie wordt een aantal beleidscategorien toegevoegd en op kaart weergegeven. Dit wordt onderstaand beschreven. Daar waar reeds bestaande paragraafnummers worden aangegeven, dienen de bestaande nummers een eerstvolgend hoger nummer te krijgen.

4.2.1 3.2.2.4 Locaties Windenergie     

Dit zijn locaties waar de provincie een ruimtelijke reservering maakt voor windenergie. Deze locaties kunnen worden beschouwd als aangewezen gronden waarvoor draagvlak is bij de betrokken gemeenteraden (uitgezonderd Zevenaar). Samen met de gerealiseerde en vergunde turbines en de locaties in onderzoek (link naar Omgevingsvisie paragraaf 3.2.2.2 en 3.2.2.3), wordt hiermee een ruimtelijke reservering gedaan waarmee de met het Rijk afgesproken doelstelling van minimaal 230,5 MW kan worden gerealiseerd. (Link naar toelichting op de locaties in de Omgevingsvisie, de verdieping).

Toevoegen aan Omgevingsvisie, de verdieping:

3.7.11 Nieuwe locaties windenergie

De provincie maakt een ruimtelijke reservering voor windenergie, voor locaties in de volgende gemeenten. Op de bijbehorende kaart staan de locaties aangegeven.

Gemeente Aantal turbines (ca) Potentieel opgesteld vermogen (MW) (ca)
Nieuwe locaties windenergie
Geldermalsen 3x2,4 MW 7,2
Harderwijk 3x2,4 MW 7,2
Neerijnen 10x3 MW 30
Nijmegen 2x2,4 MW 4,8
Nijmegen 1x2,4 MW 2,4
Nijmegen 4x2,4 MW 9,6
Locaties in onderzoek (zie ook paragraaf 3.2.2.3 omgevingsvisie)
Oldebroek (Hattemerbroek) 4x3 MW 12
Wageningen (bedrijventerrein langs Nederrijn) 3x2,4 MW 7,2
Arnhem (Kleefse waard) 4x2,4 MW 9,6
Nijmegen/Overbetuwe (A15) 9x2,4 MW 21,6
Zaltbommel 4x2 MW 8
Locatie waarvoor een inpassingsplan op basis van de Elektriciteitswet 1998 wordt gemaakt*
Zevenaar (Bijvanck) 4x3 MW 12
Totaal vastgestelde locaties windenergie 131,6

* Op basis van de Elektriciteitswet 1998 is de provincie verplicht om medewerking te verlenen aan een initiatief voor een windpark tussen de 5 en 100 Megawatt, indien de betrokken gemeente geen medewerking wenst te verlenen aan het wijzigen van het planologisch regime. Een dergelijke verplichting bestaat niet op het moment dat de provincie voldoet aan de minimumrealisatienorm danwel sprake is van strijd met de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Het voor windpark Bijvanck ingediende verzoek voldoet aan de in de Elektriciteitswet 1998 gestelde eisen. Voor deze locatie bestaat er geen draagvlak bij de gemeente Zevenaar.

Bovenstaande locaties zijn samen met de 100 MW van al gerealiseerde en vergunde locaties (3.2.2.2) voldoende om de Gelderse doelstelling van 230,5 MW te behalen. Voor een nadere toelichting op de locaties en de milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van Bijlage 2 Aanvulling PlanMER Windvisie Gelderland en naar Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.

Rolopvatting

De provincie is:

  • ondernemend
  • verbindend

Instrument

  • inpassingsplan
  • bestuurlijke afspraken
  • omgevingsvergunning

4.2.2 3.2.2.5 Windenergie kansrijke locaties voor extra ontwikkeling     

Deze locaties moeten worden gezien als locaties voor de langere termijn (link opnemen naar Omgevingsvisie, verdieping, 3.7.12). Aan de ontwikkeling van deze locaties wordt in nauw overleg met de betrokken gemeenten gewerkt. Deze locaties kunnen van belang zijn voor de langere termijn doelstelling richting energieneutraliteit. Om ook deze doelstelling te behalen, zal extra inzet op windenergie waarschijnlijk nodig zijn.

In de Omgevingsvisie, de verdieping komt een toelichting op de locaties, getiteld:

3.7.12 Kansrijke locaties voor extra ontwikkeling

Op kaart zijn globaal de locaties aangeduid waar de provincie kansen ziet voor ontwikkeling van windenergie. Het betreft de volgende gemeenten.

Gemeente Aantal turbines (ca) Potentieel opgesteld vermogen (MW) (ca)
Apeldoorn 9 21,6
Beuningen 10 24
Cullemborg (uitbreiding of opwaardering bestaand park) 2 6
Geldermalsen 20 48
Ermelo 7 16,8
Heumen 7 16,8
Totaal kansrijke locaties 133,2

Voor een nadere toelichting op de milieueffecten wordt verwezen naar Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER en het daarin opgenomen MER.

Rolopvatting

De provincie is:

  • ondernemend
  • verbindend

Instrument

  • bestuurlijke afspraken
  • vooroverleg

4.2.3 3.2.2.10 Windenergie solitaire turbines     

In gebieden waar geen windturbines gerealiseerd kunnen worden vanwege wettelijke beperkingen of provinciaal beleid mogen ook geen solitaire windturbines gerealiseerd worden (link in de Omgevingsvisie, de verdieping, opnemen naar onderstaande toelichting van 3.7.13).

Daarnaast sluit de provincie de oprichting van solitaire windturbines uit in waardevolle open gebieden (link opnemen naar 4.3.2.3).

Toevoegen aan Omgevingsvisie, de verdieping:

3.7.13 Windenergie solitaire turbines

De realisatie van solitaire windturbines draagt bij aan onze doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. Daarom wil de provincie realisatie van solitaire windturbines in Gelderland niet tegenwerken.

In gebieden waar windturbines in zijn algemeenheid worden uitgesloten beschermt de provincie de belangen van bewoners, van kwetsbare infrastructuur en van specifieke cultuur- of natuurwaarden tegen ongewenste invloeden van windturbines. Voor deze gebieden is het niet van belang of het gaat om solitaire windturbines of windturbines in parken.

In waardevolle open gebieden vindt de provincie windturbineparken wel toelaatbaar indien bij het ontwerp aandacht wordt besteed aan het te behouden open karakter van het landschap. Dit is in overeenstemming met de Omgevingsverordening (artikel 2.7.4.1). Hierin is reeds aangegeven dat alleen windparken worden toegestaan in waardevolle open gebieden. Het ruimtelijk ontwerp van deze windparken dient het open karakter van het gebied te ondersteunen. Solitaire windturbines kunnen niet in een specifiek ontworpen lijn- of groepsopstelling geplaatst worden en de provincie vindt dat de impact op het waardevolle open landschap van een solitaire windturbine zwaarder weegt dan de relatief geringe bijdrage aan de transitiedoelstelling.

De beoordeling of solitaire windturbines op andere plaatsen waar windenergie mogelijk is, ruimtelijk passend zijn laat de provincie aan de betreffende gemeente. Door het relatief kleine opgewekte elektrisch vermogen (minder dan 5 MW) behoren de solitaire windturbines volgens de Elektriciteitswet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente.

4.2.4 3.2.2.11 Windenergie mini-windturbines     

Mini-windturbines kunnen goed ingepast worden in een gebouwde omgeving. Diverse voorbeelden zijn in de architectuur te vinden. Door de windturbines ook in een gebouwde omgeving te plaatsen, kan het draagvlak en bewustwording van de noodzaak van verduurzaming vergroot worden bij een groter publiek. Besluitvorming hierover ligt bij gemeenten.

Anders dan kleine en middelgrote windturbines worden mini-windturbines door de provincie niet uitgesloten in bebouwde kommen. In andere uitgesloten gebieden worden mini-windturbines in principe niet toegestaan, tenzij aangetoond kan worden dat betreffende uitsluitingscriteria voor deze turbines niet van belang zijn.

Voor een nadere toelichting op dit beleid wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van Bijlage 1 Toelichting Ontwerp Windvisie inclusief PlanMER.