Overdelft    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

verplicht

Afbeelding 1.1: Ligging van het bestemmingsplangebied

1.1 Bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan Overdelft bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding.

1.2 Begrenzing van het plangebied     

Het plangebied Overdelft ligt ten noordwesten van de binnenstad van Haarlem en bestaat uit de woonwijk De Krim, het sportpark Pim Mulier, het Kennemer Sportcenter en de Kunstijsbaan Kennemerland, zie afbeelding 1.1.

De begrenzing van het plangebied is als volgt:

  • de spoorlijn Haarlem-Uitgeest (westen);
  • de gemeentegrens met Bloemendaal en Velsen (west- en noordzijde);
  • waterloop de Delft (oosten);
  • het openbaar groen nabij de Kleverlaan (zuiden).

De buurt staat ook bekend onder de naam Overdelft en dankt deze naam aan de locatie ten opzichte van de Delft. Waar de gemeentegrens van Haarlem eindigt, begint de gemeente Bloemendaal waar de spoorlijn ook onder valt. Aan de oostelijke kant van de Delft ligt de Delftlaan (N208) en de Bomenbuurt.

1.3 Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan     

Voor het plangebied Overdelft zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken. Voor vaststelling van het bestemmingsplan Overdelft waren meerdere verouderde bestemmingsplannen van toepassing. Dergelijke plannen bieden onvoldoende rechtszekerheid en bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Daarnaast draagt een digitaal plan, opgemaakt conform de huidige eisen, bij aan een soepele overgang naar de Omgevingswet.

1.4 Doel van het bestemmingsplan     

Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Overdelft is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die moeten worden behouden. Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied.

1.5 Geldende planologische regelingen     

Binnen het plangebied Overdelft gelden de volgende bestemmingsplannen:

Naam van het plan Vastgesteld Onherroepelijk
IJsbaan 31 maart 2016 19 mei 2016
IJsbaanlaan e.o. 22 januari 2009 7 september 2009
De Krim 10 juni 2010 26 januari 2011
Pim Mullier Sportpark 22 januari 2009 22 september 2009
Badmintonpad 30 september 2010 25 december 2010
Facetbestemmingsplan Archeologie 25 juni 2009 21 augustus 2009
Reparatieplan A 19 september 2019 beroep ingediend
Reparatieplan B 21 november 2019 17 januari 2020

Tabel 1: Geldende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Overdelft zullen de in tabel 1 genoemde plannen, voor het deel dat ligt binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen. Afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt zullen ook in dit bestemmingsplan opgenomen worden.

1.6 Juridische systematiek     

De bestaande rechten op grond van de vorige bestemmingsplannen vormen het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in dit bestemmingsplan. Verder wordt aangesloten bij de systematiek van bestemmen conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

1.7 Bestemmingsplanprocedure     

Het bestemmingsplan Overdelft doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan wordt op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De reacties op basis van het wettelijke vooroverleg, kunnen leiden tot aanpassing van het conceptontwerpbestemmingsplan Overdelft.

Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen, wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.8 Leeswijzer plantoelichting     

Dit hoofdstuk van de toelichting is de inleiding van het bestemmingsplan. Vervolgens gaat hoofdstuk 2 in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis van het gebied verklaart namelijk de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel. Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Hoofdstuk 5 beschrijft de visie op het plangebied en gaat in op ontwikkelingen die nu of mogelijk in de toekomst in het plangebied spelen. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten en licht de planregels, milieuzoneringslijst, verbeelding en de regeling voor bebouwing toe. Het laatste hoofdstuk beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid en licht de uitkomsten van het gevoerde vooroverleg toe. Bij de toelichting hoort ook een aantal bijlagen. Daarmee sluit de toelichting af.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE     

2.1 Bestaande situatie     

Aan de randen van het plangebied liggen grootschalige sportfaciliteiten. Aan de ene kant een sportpark dat geheel ingericht is voor honkbal, softbal, atletiek, tennis, voetbal en de hierbij behorende voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes, opslagruimtes voor materiaal, lichtmasten enz. Het terrein wordt omringd door weg-, water- en spoorinfrastructuur, waardoor het sportpark niet direct grenst aan de nabijgelegen woonbuurt De Krim. In het zuidoosten van het Pim Mulier Sportpark is wel een appartemtencomplex gerealiseerd.

De Krim is primair een woonbuurt aan de rand van de stad met overwegend eengezinswoningen uit de jaren '30 en '50. Een woonbuurt met een tuinstedelijk karakter met een hoge woon- en leefkwaliteit. Tussen het sportpark en de woonbebouwing bevindt zich de Pim Mulierlaan met daaraan grenzend het schoolgebouw van het Mendel College.

Aan de andere kant van het plangebied ligt de gedeeltelijk overkapte ijsbaan met bijbehorende bebouwing, voornamelijk bedoeld voor het beoefenen van de schaatssport. De ijsbaan zelf bestaat uit een 400 meter wedstrijdbaan en een middenterrein met een ijsvloer van circa 1.800 m² ijs. Naast de baan is er een restaurant en winkel aanwezig. Buiten het schaatsseizoen wordt het complex gebruikt voor sportactiviteiten en evenementen zoals rommelmarkten en beurzen. Naast de ijsbaan is het complex van het Kennemer Sportcenter gelegen, met bijbehorende parkeervoorzieningen.

2.2 Ruimtelijke structuur     

De Krim is een rustige woonbuurt in de periferie van Haarlem en heeft een naar binnen gekeerd karakter doordat het ingesloten wordt door het spoor aan de westkant en de Delftlaan in het oosten. De Krim wordt aan de noordzijde visueel afgesloten door een groot bouwvolume van het Mendel College.

In de woonwijk De Krim is uitgegaan van het gesloten bouwblok gevormd door eengezinswoningen, vaak zonder voortuinen, maar met binnen het bouwblok gelegen achtertuinen. Het openbaar groen is veelal te vinden op enkele geïsoleerd liggende plekken (Rijklof van Goensplein). Ook zijn er flatgebouwen met drie en vier bouwlagen gebouwd (Laurens Reaellaan). Tussen de flatgebouwen zijn gemeenschappelijke tuinen aangelegd die vanaf de openbare weg toegankelijk zijn.

Versterking van de identiteit en de uitstraling van het sportpark Pim Mulier is onder andere bereikt door het zorgvuldig vormgeven van bebouwing, infrastructuur en openbare ruimte. In het gebied is een differentiatie aangebracht in de bouwhoogten. Op deze manier ontstaat een gevarieerd en afwisselend beeld. Het appartementencomplex in het zuidoosten van het sportpark bestaat uit 59 appartementen en is circa 32 meter hoog.

Het zuidelijk deel van het gebied wordt gedomineerd door grote sporthallen. De bebouwing op het terrein bestaat uit de ijsbaan met bijbehorende bebouwing. Daarnaast is het complex van de Kennemer sporthal gelegen, met bijbehorende parkeervoorzieningen. Ten zuiden van de ijsbaan staat een hotel. Het zelfstandige aanzien van het gebied wordt extra versterkt door het water van de circa 12 meter brede Delft. Ten aanzien van de bereikbaarheid is het plangebied gunstig gelegen, zowel in de structuur van Haarlem als van de regio, vooral door de directe ontsluiting aan de Delftlaan. Deze weg fungeert als westelijke rondweg en als regionale verbindingsweg.

2.2.1 Bebouwingsstructuur     

In de wijk De Krim zijn de Van Riebeecklaan – Laurens Reaellaan en de Lodewijk Deyssellaan de doorgaande wijkontsluitingswegen. Deze wegen lopen min of meer parallel aan de Delftlaan. De als brede woonstraat ingerichte Van Riebeecklaan gaat bij het Rijklof van Goensplein over in de Laurens Reaellaan.Tevens verandert hier de typologie. De Van Riebeecklaan heeft aan twee zijden bebouwing van twee lagen en een kap evenwijdig aan de weg. De Laurens Reaellaan bestaat aan de westzijde uit portiekflats met vier bouwlagen haaks op de Reaellaan en aan de oostzijde woningen met twee lagen en een kap. De Lodewijk van Deyssellaan is een doorgaande woonstraat. Aan de westzijde staan woningen met twee lagen en een kap en aan de oostzijde is een brede groenstrook die via een flauw talud overgaat in watergang de Delft. De overige woonstraten in het gebied zijn korte straten met overwegend aan twee zijden woonbebouwing. De Van Diemenlaan en de Carpentierlaan, in het noordelijk deel van het plangebied, onderscheiden zich van de andere straten omdat er door de stedenbouwkundige opzet een plantsoenachtige ruimte in deze straten is ontstaan. De bebouwing is overwegend twee bouwlagen met kap. De meeste bouwmassa´s hebben strakke gevels en worden afgedekt door een zadeldak of schilddak. Rond de Otto van Reeslaan staan een aantal "drive in"-woningen uit de jaren zeventig met een lessenaarsdak. Dakkapellen komen veel voor zowel aan de voor- als aan de achterkant van de woningen.

De bouwhoogten in het gebied rondom de ijsbaan zijn afgestemd op de bestaande situatie of op de omgeving. Hierbij is eveneens de herkenbaarheid van de locatie van belang. De overkapping van de ijsbaan vormt een markant punt in de omgeving. Daarnaast geldt voor de architectuur een continuering van het bestaande, eveneens mede met het oog op de herkenbaarheid door middel van gelijkwaardige uitstraling. Bestaande architectuur bestaat voornamelijk uit de Kennemer sporthal, het CIOS- schoolgebouw en de ijsbaanoverkapping. Het CIOS-schoolgebouw past wat architectuur betreft goed bij de bestaande sportvoorzieningen en heeft als gebouw toch de herkenbaarheid als schoolvoorziening. De ijsbaanoverkapping geeft het geheel allure.

2.2.2 Verkeer en parkeren     

De Delftlaan (N208) valt niet binnen het plangebied, maar is wel een belangrijke toegangsweg. De Delftlaan is een gebiedsontsluitingsweg (70 km/uur). Deze categorie wordt in Haarlem alleen toegepast op de invalswegen. Door de ligging aan de Delftlaan is de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer gunstig, zowel vanuit Haarlem als vanuit de regio bezien.

De woonwijk is via de Orionbrug in het noorden en de Stuyvesantbrug in het zuiden met de auto te bereiken. De straten in het plangebied zelf zijn erftoegangswegen. Dit zijn gewone woonstraten in de wijk die zijn ingericht als verblijfsgebied. Deze erftoegangswegen zijn uitgevoerd als relatief smalle klinkerwegen. Er kan op straat worden gefietst en geparkeerd.

Ten aanzien van de bereikbaarheid van de ijsbaan is het gebied zeer gunstig gelegen, zowel in de structuur van Haarlem als van de regio, vooral door de directe ontsluiting aan de Delftlaan. Deze weg fungeert als westelijke rondweg en als regionale verbindingsweg. Het sportterrein is voor het langzaam verkeer te bereiken via de fietstunnel onder het spoor, het J.P. Coenpad dat langs de oostzijde van het spoor loopt en de J.P. Coenlaan, die in verbinding staat met de W. van Outhoornlaan.

Het sportpark wordt via de Pim Mulierlaan ontsloten vanaf de Delftlaan. Door de ligging aan de Delftlaan is de bereikbaarheid van het sportpark voor gemotoriseerd verkeer gunstig, zowel vanuit Haarlem als vanuit de regio bezien. Op het sportpark zelf zijn de verschillende sportaccommodaties bereikbaar via de centraal in het gebied gelegen Jaap Edenlaan. In de huidige situatie biedt het Pim Mulier sportpark capaciteit voor ongeveer 250 auto’s. Per trein is het sportpark te bereiken via station Bloemendaal dat op een loopafstand van 5 à 10 minuten van het plangebied ligt. In de nabijheid van plangebied is het station Bloemendaal gelegen. Dit station is op loopafstand gelegen.



Parkeren ijsbaan

Het parkeerterrein wordt gebruikt door diverse functies. In totaal zijn ± 675 parkeerplaatsen beschikbaar. Aan de Van Idenburglaan zijn ook parkeerplaatsen beschikbaar. Aangezien deze locatie als busparkeerplaats wordt gebruikt worden deze parkeerplaatsen echter niet meegeteld.

De parkeerplaatsen die zich op het terrein bevinden worden voornamelijk in de avonduren en in het weekend gebruikt door bezoekers van de ijsbaan en/of het Kennemer Sport Center. Parkeerplaatsen die benodigd zijn voor het CIOS-schoolgebouw worden voornamelijk overdag gebruikt, tijdens lesuren. Wat parkeren betreft wordt daarom uitgegaan van uitwisselbaarheid; dit betekent dat de parkeerbehoefte door verschillende functies op een verschillend tijdstip ontstaat. Het CIOS heeft overdag een parkeerbehoefte, de ijsbaan vooral 's avonds. Dit betekent dat het CIOS overdag van een aantal parkeerplaatsen gebruik maakt en de schaatsbaan 's avonds. Hierdoor kan men dezelfde parkeerplaatsen “dubbel” gebruiken. In een normale situatie zijn voldoende parkeerplaatsen beschikbaar. Het parkeerterrein voorziet dan ook in de parkeerbehoefte ten behoeve van de voorzieningen inclusief de uitbreiding van de ijsbaan.

De ontstane pieksituatie door de evenementen die een aantal keer per jaar plaatsvinden wordt opgevangen door gebruik te maken van een terreintje tussen de Jan Pieterszoon Coenstraat en de Willem van Outhoornlaan (ten noorden van de ijsbaan). Hier is ruimte voor ±140 parkeerplaatsen. De auto's kunnen vrijwel allemaal op genoemd terreintje parkeren. Van parkeeroverlast voor de omliggende wijken is dan ook geen sprake.

2.2.3 Water     

Aan de oostgrens van het plangebied loopt de openwaterverbinding de Delft. Hier is sprake van kleinschalige recreatievaart (kano's, roeibootjes). Aan de noord- en westzijde, tot aan het Mendel College, van het plangebied, loopt een watergang, zie verder paragraaf 4.13 Water.

2.2.4 Groen     

Naar verhouding heeft de wijk veel meer groen dan het Haarlems gemiddelde van 26 m2 per woning, namelijk 54 m2 per woning. Het rijke groene straatbeeld wordt vooral bepaald door de grote privétuinen.

Het openbare groen bestaat voornamelijk uit wijkgroen. Groenstroken zijn te vinden op de hoek van Cornelis van de Lijnlaan en de Lodewijk van Deijssellaan, langs de Carpentierlaan en langs de Van Diemenlaan. Het gebied wordt aan de randen omsloten door groenstroken: ten noorden door het groen van het Mendel College, ten oosten door het groen langs de oevers van de Delft, ten zuiden door groen langs de beide zijden van de J.P. Coenlaan en het zuidelijke deel van de Van Riebeecklaan en ten westen door het groen langs de spoorlijn.

Het centrum van de wijk kent een groot openbaar plantsoen, het Rijklof van Goensplein. Via het tunneltje, dat onder het NS-station Bloemendaal door loopt, is met de fiets eenvoudig het aantrekkelijke bos- en duingebied van Bloemendaal te bereiken. Binnen het plangebied zijn monumentale bomen aanwezig.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorisch waarden behouden zijn.

Voor het plangebied zijn geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's van toepassing.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het Barro. Het Barro is gericht op de doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om met de inhoud van deze belangen rekening te houden bij hun ruimtelijke besluitvorming.

Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het plangebied van toepassing zijn.

3.1.3 Bestuursakkoord Water     

Het Bestuursakkoord Water (2011) vervangt het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en geactualiseerd in 2008) en het Bestuursakkoord Waterketen (2007). In het Bestuursakkoord Water zetten het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in op versterking van de watersector door te investeren in kennis, innovatie en samenwerking mede ter uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water. Het doel is een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Paragraaf 4.13 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.

3.1.4 Nationaal Waterplan en Deltaprogramma     

Het in december 2015 vastgestelde Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 met een vooruitblik richting 2050. In het plan zijn de afspraken uit het Bestuursakkoord Water en de Deltabeslissingen uit het Deltaprogramma opgenomen. Het NWP2 richt zich op een klimaatbestendige inrichting van het watersysteem met een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het Deltaprogramma anticipeert op ons veranderende klimaat en heeft als doel Nederland te beschermen tegen overstromingen en te zorgen voor voldoende zoetwater. Uit het Deltaprogramma zijn vijf zogenaamde Deltabeslissingen voortgekomen, waaronder de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie, dat zich richt op een klimaatbestendige (her)ontwikkeling in bebouwd gebied. Paragraaf 4.13 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.

3.2 Provinciaal Beleid     

3.2.1 Omgevingsvisie 2050     

De omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. Onder de hoofdambitie, Balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerde ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.

De visie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch schiereiland – hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • Metropool in ontwikkeling – hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaans systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
  • Sterke kernen, sterke regio's – deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • Nieuwe energie – in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving – deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

Het bestemmingsplan is in lijn met de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening     

Naast de Omgevingsvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. De provincie is momenteel bezig met het schrijven van een Omgevingsverordening. Aangezien deze nog niet is vastgesteld, geldt momenteel nog de PRV van 1 februari 2019. Op 14 januari 2019 hebben Provinciale Staten een wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Deze geconsolideerde versie is na wijziging in werking getreden op 1 februari 2019.

De bepalingen van dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.2.3 Watervisie 2021     

Met de Watervisie 2021 zoals vastgesteld op 16 november 2015 geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het Provinciaal Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2012 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast. Paragraaf 4.13 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.

3.2.4 Archeologie     

De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van archeologie. In het Verdrag van Malta ligt vast dat de provincie vindplaatsen in de bodem moet beschermen. Ten tweede moet, wanneer vindplaatsen verstoord worden, archeologisch onderzoek plaatsvinden. En ten derde, moeten de archeologische vondsten toegankelijk zijn voor het grote publiek. Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen. Paragraaf 4.6 werkt het aspect archeologie verder uit.

3.3 Beleid van het Hoogheemraadschap     

3.3.1 Waterbeheerplan 5     

Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het hele plangebied is daar onderdeel van. Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren vast in een waterbeheerplan. De belangrijkste taken van Rijnland zijn:

  • veiligheid tegen overstromingen;
  • voldoende, schoon en gezond oppervlaktewater en
  • het zuiveren van afvalwater.

Het WBP5 formuleert de ambities van Rijnland voor bovengenoemde taken in de periode 2016 -2021 en werkt deze uit in doelstellingen en maatregelen. Het WBP5 integreert daarbij de actuele hoofdlijnen voor de aanpak voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals voorgeschreven door de Europese Unie. Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te reguleren, gebruikt Rijnland de Keur en bijbehorend uitvoeringsregels. Hierin staat waar werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem aan moeten voldoen.

3.3.2 Keur van Rijnland     

Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteemkunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. In de Keur 2015 gaat Rijnland niet langer uit van een 'nee, tenzij' aanpak maar van een 'ja, mits' en geeft daarmee verantwoordelijkheid en flexibiliteit aan de initiatiefnemers waar dat kan en stelt regels waar dat moet. Deze aanpak zorgt voor minder regeldruk en daarmee voor minder vergunningen en meldingen. Ook voor het plangebied is het hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder. Paragraaf 4.13 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.

3.4 Gemeentelijk Beleid     

3.4.1 Ruimtelijke Kwaliteit     

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Het plangebied maakt in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit deel uit van de geconsolideerde stad. In de geconsolideerde stad gaat het wat betreft ruimtelijke kwaliteit letterlijk om de hoofdlijnen: de hoofdstructuren die de woonbuurten begrenzen. Daar moet de ruimtelijke kwaliteit in orde zijn. In de woonvelden die achter deze hoofdstructuren liggen is het van belang het onderscheidende karakter van elke woonbuurt te behouden, maar daarbinnen een grote vrijheid te geven aan individuele invulling. Kenmerkend is het ontbreken van een contrast tussen dichtbebouwde plekken en grote onbebouwde pleinen of parken, zo typisch in de beschermde stad. De bescheiden plannen zijn eerder uitsparingen in de stad dan formele ruimtes.

Het beleid is gericht op het behoud van het onderscheidende karakter van de buurten en -daarbinnen- vrijheid voor individuele invullingen. Plannen en ontwikkelingen moeten zich voegen naar de stedenbouwkundige context: naar het stratenpatroon, het bouwbloktype en de bestaande massa- en gevelopbouw. Er is vrijheid mogelijk in architectonische expressie en materialisering op pandniveau.

3.4.2 Wonen     

Haarlem is een aantrekkelijke stad om in te wonen. De vraag naar woningen in Haarlem blijft onverminderd hoog. De woonvisie Haarlem 2017-2020: “Doorbouwen aan een (t)huis” benoemt drie hoofddoelen. Dat zijn het verbeteren van de beschikbaarheid van woningen voor verschillende doelgroepen, het voorkomen van een tweedeling in de stad en het werken aan een energie-neutrale stad. Door de populariteit van Haarlem als stad om in te wonen staan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen onder druk, vooral van sociale huurwoningen. De woonvisie zet daarom in op het vergroten en versnellen van de woningproductie. Door de grote opgave om woningen te realiseren en de ruimtelijke beperking die Haarlem heeft, moet het toevoegen van extra woningen binnen het bestaand stedelijk gebied gebeuren. De prioriteit ligt daarbij op locaties rondom OV-knooppunten en door transformatie van leegstaande panden naar woningbouw. De ambitie is om tot en met 2025 10.000 extra woningen toe te voegen. Hiermee voert Haarlem de afspraken die gemaakt zijn over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016-2020 en de Actie-Agenda 2016-2020 Metropoolregio Amsterdam uit.

De woonvisie zet ook in op de ambitie om Haarlem een ongedeelde stad te laten zijn, met gemengde wijken waar plaats is voor iedereen. Dat gebeurt vooral door het stimuleren van een divers woningaanbod en door ervoor te zorgen dat er verschillende soorten huishoudens (rijk, arm, jong, oud, etc.) samen in dezelfde wijk kunnen (blijven) wonen. Om dat te bereiken is het voornemen om sociale huurwoningen bij te bouwen aan met name de westkant van de stad. Aan de oostkant komen naast sociale huurwoningen ook duurdere woningen ter bevordering van de gewenste gemengde wijken. De opgave geformuleerd in de woonvisie bedraagt 1.200 sociale huurwoningen voor het westelijke deel van de stad en 700 voor het oostelijke deel. Ook het verduurzamen van zowel de bestaande als de nieuwe woningvoorraad heeft hoge prioriteit in Haarlem. Uitgangspunten daarbij zijn onder andere levensloopbestendig bouwen, flexibiliteit en bij voorkeur aardgasvrij wonen.

Het bestemmingsplan Overdelft is een behoudend plan. Het behoud van de huidige stedenbouwkundige kwaliteit staat voorop.

3.4.3 Economie     

Inzet is versterking van de economie van de stad Haarlem. De Economische Agenda Haarlem Samen Doen uit 2016 moet bijdragen aan een optimaal ondernemingsklimaat, het versterken van sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken en de kansen van de nieuwe economie benutten. De sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken zijn detailhandel en horeca, toerisme en de creatieve industrie, kunst en cultuur.

Evenementen

Evenementenbeleid

De historische binnenstad, het aantrekkelijke culturele aanbod, de ligging, de brede diversiteit van winkels én de goede sfeer zijn de sterke punten van Haarlem. Evenementen kunnen dit onderstrepen en zijn daarom van groot maatschappelijk, economisch en promotioneel belang voor Haarlem. In het evenementenbeleid Haarlem 2018-2022 zet de gemeente Haarlem in op de volgende 7 doelstellingen:

1. Borgen kwaliteit van het evenementenaanbod; 2. Ontwikkelen van een herkenbaar gezicht als evenementenstad; 3. Verduurzamen van evenementen; 4. Betere spreiding van evenementen; 5. Verbeteren balans tijdens evenementen; 6. Meer samenwerking met de stad; 7. Innovatie van bestaande en nieuwe evenementen.

Het evenementenaanbod in Haarlem spreekt verschillende doelgroepen aan. In het aanbod ziet de gemeente een duidelijk onderscheid, rond het publieksbereik en de marketing. Zo zijn bepaalde evenementen gericht op inwoners uit een bepaalde wijk in Haarlem, zoals Schalkwijk aan Zee en Zomer in de Zaanen. Andere evenementen richten zich juist op regionale bezoekers, zoals Haarlem Jazz & More en Bevrijdingspop. Het Bloemencorso heeft naast de regio ook het internationaal toerisme als prominente doelgroep. Andere evenementen trekken een heel specifieke groep liefhebbers naar de stad, zoals het Internationaal Orgelfestival Haarlem en de Kunstlijn Haarlem. Een overzicht van de evenementen zijn te vinden op de digitale evenementenkalender. Naast het evenementenbeleid heeft Haarlem ook het handboek 'Richtlijnen evenementen' en locatieprofielen voor evenementenlocaties.

Handboek Richtlijn Evenementen

In het handboek 'Richtlijn Evenementen', dat in 2019 is opgesteld, staan de voorwaarden waaronder evenementen kunnen plaatsvinden. Ook zijn hier de kaders omschreven voor de vergunningverlening en de taken en verantwoordelijkheden van gemeente en organisatoren. De gemeente wil zorgen voor balans tussen veilige en feestelijke evenementen en beperking van de overlast voor inwoners. Haarlem kent de volgende categorieën voor evenementen:

verplicht

Locatieprofielen

De meeste evenementen worden georganiseerd in de binnenstad van Haarlem, op pleinen en in parken. Om de overlast te beperken en toch de kwaliteit van het evenement te behouden, heeft de gemeente locatieprofielen opgesteld, verdeeld over de volgende locaties:

1. Grote Markt 2. Nieuwe Groenmarkt 3. Stationsgebied 4. Vijfhoek/Raaks/Doelen 5. De Haarlemmerhout 6. Reinaldapark 7. Veerplas 8. Molenplaspark

Een locatieprofiel bestaat uit twee onderdelen: de gewenste programmering/ ambitie van de stad en de beheers aspecten en fysieke eigenschappen van de locaties. Daarnaast heeft een profiel twee doelen; een profiel biedt informatie en inspiratie aan organisatoren en een profiel biedt de gemeente Haarlem de mogelijkheid te beoordelen of evenement en locatie bij elkaar passen. Doel is een betere spreiding. De locatieprofielen worden jaarlijks met alle gebruikers geëvalueerd en waar nodig aangepast.

Plangebied Overdelft

Binnen het plangebied komen evenementen voor. Deze vinden plaats in het gebouw van de IJsbaan, Sporthal Kennemer Sportcenter en op het Pim Mulier Sportpark. Voor deze locaties zijn geen locatieprofielen opgesteld.

Een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening (afdeling 7) en het Handboek Richtlijn Evenementen. Een evenement in een gebouw is overigens niet vergunningsplichtig conform de APV (artikel 2.25 lid 2 APV). In bijlage 2 staat een overzicht van de evenementen die over het algemeen jaarlijks plaatsvinden en waar een vergunning voor is verleend.

De evenementen in de omgeving mogen het woonklimaat van De Krim zo min mogelijk aantasten. Voor evenementen waarvan de behoefte aan parkeerplaatsen groter is dan het aanbod, zullen via de procedure van de evenementenvergunning aanvullende regelingen worden verlangd. Paragraaf 4.12 gaat naar in op het verkeer en parkeren.

3.4.4 Water     

Integraal Waterplan Haarlem

De gemeente Haarlem en het hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan (IWP) Haarlem vastgesteld. Dit plan is in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water.

Uit het IWP blijkt dat zich binnen het plangebied geen watergangen bevinden die verbeterd moeten worden. Tot in ieder geval 2050 zijn er ook geen nieuw aan te leggen watergangen in het gebied gepland.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan

Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Programma (VGRP) is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn worden beschreven. Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2014-2017 ligt op onderzoek. Hierdoor kunnen in het opvolgende VGRP (2018 en verder) onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.

3.4.5 Groen     

De hoofdgroenstructuur ligt vast in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Het beleid is erop gericht om deze ladderstructuur herkenbaar te maken door groengebieden met elkaar te verbinden.

Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. Het plangebied is gelegen langs een hoofdbomenstructuur. De in de toelichting als paragraaf 4.8 opgenomen groenparagraaf gaat verder in op het aspect groen.

3.4.6 Ecologie     

Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan. Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes. Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevinden zich in het plangebied.

3.4.7 Parkeren     

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.

Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de 'Parkeervisie' vast waarmee de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte. Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De functie en de locatie bepalen de parkeernormen en liggen vast in de 'Beleidsregels parkeernormen'. Uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden en/of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de 'Beleidsregels parkeernormen'. Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel gaan over het toevoegen van bouwactiviteiten als over het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Al bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.

Het bestemmingsplan is een behoudend plan. De regels van het paraplubestemmingsplan Parkeren Haarlem 2018 zijn overgenomen in het bestemmingsplan Overdelft. De thema's verkeer en parkeren worden nader uitgewerkt in paragraaf 4.12.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

4.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Vanuit dit oogpunt zijn de relevante omgevingsaspecten beoordeeld. Dit hoofdstuk beschrijft de omgevingsaspecten in hoofdlijnen en daar waar er sprake is van niet actuele informatie ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, wordt de tekst geactualiseerd. Per onderdeel wordt de relatie met het plangebied beschreven.

4.2 Bodem     

Algemeen

Op grond van de Wet bodembescherming wordt getoetst of de aanwezige bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de beoogde functies in het plangebied. Voor het plangebied wordt beoordeeld op basis van de bodemkwaliteitskaart en op de aan/afwezigheid van locaties verdacht van bodemverontreiniging en uitgevoerde onderzoeken in het plangebied.

Milieukwaliteit van de bodem

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (d.d. 30-10-2018). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden acht bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart bevat geen grondwatergegevens.

verplicht

verplicht

Afbeelding 4.2: Bodemkwaliteitskaart

Bodemkwaliteitszone 5

In deze bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met lood, PCB en PAK. Plaatselijk komen lichte verontreinigingen voor met cadmium, koper, kwik, nikkel, zink en minerale olie. In de ondergrond komen plaatselijk lichte verontreinigingen voor met kobalt, koper, kwik, lood, nikkel, zink, PCB, PAK en minerale olie. In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van bodemkwaliteitszone 5 gegeven.

verplicht

verplicht

Grondverzet

De gemeente Haarlem heeft voor haar beheergebied gebiedsspecifiek beleid vastgesteld (Nota bodembeheer 5-9-2013, BBV nr: STZ/MIL 2013/232071). Voor het toepassen van grond in bodemkwaliteitszone 5 zijn Lokale Maximale Waarden vastgesteld. In de onderstaande tabel zijn de Lokale Maximale waarden voor bodemkwaliteitszone 5 weergegeven.

verplicht

Op basis van de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart is vrij grondverzet op de locatie of binnen de bodemkwaliteitszone 5 toegestaan, mits het gaat om grond van een onverdachte locatie. Toepassen van de ondergrond en bovengrond uit bodemkwaliteitszone 5 in andere bodemkwaliteitszones is op basis van de bodemkwaliteitskaart zonder partijkeuring mogelijk, mits het gaat om grond van een onverdachte locatie.

Bijzonderheden

In de woonwijk De Krim en bij de ijsbaan zijn met name in het grondwater verhoogde gehalten arseen vastgesteld. Specifiek onderzoek hierna door de Universiteit van Utrecht (bureau Geochem) bracht aan het licht dat hier zeer waarschijnlijk sprake is van arseen van natuurlijke herkomst. Ook uit nader onderzoek door Geochem is gebleken dat deze verontreiniging met arseen in de wijk de Krim aanwezig is. Op enkele plaatsen wordt het gehalte boven de drinkwaternorm (33 ug/l) aangetoond. Het gebruik van grondwater voor beregening wordt afgeraden. De aangetoonde verontreiniging uit de onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied.

Conclusie

De huidig bekende bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige gebruik en de toekomstige functies. In het kader van een omgevingsvergunning moet een technisch bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse.

4.3 Externe veiligheid     

Algemeen

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van productie, opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan zowel betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) als op transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEV-i, 2004), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit Externe Veiligheid Transportroutes (BEV-t, 2015) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEV-b, 2011).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan vier kernbegrippen centraal: kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (afgekort als PR) en groepsrisico (afgekort als GR). De exacte definities van deze begrippen zijn opgenomen in bovengenoemde besluiten.

Het vaststellen van een nieuwe bestemmingsplan is een moment waarop de ruimtelijke ordening van een gebied met vaak zowel kwetsbare - en beperkt kwetsbare objecten als risicobronnen toetst wordt en waarbij beoordeeld wordt of het voorliggende plan voldoet aan gestelde in het BEV-i, BEV-T en BEV-b.

kwetsbare objecten zijn naast woningen, woonboten en woonwagens ook gebouwen waarin groepen mensen verblijven die extra bescherming nodig hebben: minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Daarnaast zijn kwetsbare objecten ook gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Hierbij kun je denken aan hotels of kantoren en grote winkels met een supermarkten of warenhuis erin. Sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen zijn daarentegen beperkt kwetsbare objecten. Risicobronnen zijn:

  • BEVI-inrichtingen (bedrijven) waar handelingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden;
  • Wegen, spoorwegen of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden;
  • Buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen getransporteerd worden.

Relatie met het plangebied

In het plangebied zijn naast kwetsbare - en beperkt kwetsbare objecten ook risicobronnen aanwezig. In het gebied is IJsbaan Kennemerland, waar ammoniak als koudemiddel gebruikt wordt, een BEVI-inrichting. Op basis van de specificaties van de koelinstallatie is in de REVI (bijlage 1, tabel 6 en bijlage 2, tabel 3) bepaald dat deze inrichting geen veiligheidsafstanden heeft waarmee rekening dient te worden gehouden.

Langs het plangebied ligt de Delftlaan/Westelijke randweg (N208). Een provinciale weg waarvoor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vrijgegeven. Over de weg worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd, maar zo blijkt uit verkeerstellingen (AVIV, 2010) een beperkt aantal in de categorie GF3. Dit zijn stoffen zoals LPG en propaan. Bij een ongewoon voorval zijn dit de stoffen die voor een aanzienlijk effect kunnen zorgen. Deze weg heeft geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour. Hiermee voldoet het plan aan het BEVB (art. 4).

Het plangebied Overdelft ligt gedeeltelijk binnen de 200-meter toetsingszone langs de N208. Dit betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico dient te worden opgesteld om te kunnen vaststellen of er sprake is van een aanvaardbare situatie. Als blijkt dat het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatie-waarde dan kan deze verantwoording achterwege blijven.

Uit het rapport van AVIV “Tellingen en risicoberekeningen vervoer gevaarlijke stoffen N208” blijkt dat het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N208 ter plaatse van het plangebiedgebied Overdelft kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daar waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen zal onderzoek gedaan moeten worden naar een eventuele toename van het groepsrisico en de consequenties daarvan.

De spoorlijn Haarlem – Leiden maakt geen deel uit van het Basisnet Spoor. Derhalve mag worden aangenomen dat over deze spoorlijn geen transporten met gevaarlijke stoffen gaan. De afstand tot een waterweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en een hogedrukaardgastransportleiding is zodanig groot, dat het risico hiervan niet significant is.

Het bestemmingsplan Overdelft is getoetst aan het BEV-i en BEV-t. De IJsbaan Kennemerland en Delftlaan/Westelijke randweg (N208) zijn EV-relevante risicobronnen in en nabij het plangebied. Het bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in genoemde besluiten.

4.4 Geluid     

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen.

Bestemmingsplan Overdelft is een conserverend plan. Het plan wijzigt de gebruiks- en bouwmogelijkheden niet. Een akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan niet nodig.

4.5 Luchtkwaliteit     

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.

Wanneer een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies.

Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Wanneer met inbegrip van de door het plan mogelijk gemaakte functies wordt voldaan aan de grenswaarden vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Overdelft is een conserverend plan. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats die niet al in het vorige bestemmingsplan of vrijstellingen/projectbesluiten ruimtelijk zijn vastgelegd. Om die reden is er op grond van de Wet milieubeheer geen nader onderzoek van de luchtkwaliteit nodig voor de vaststelling van het bestemmingsplan.



Ook vanuit oogpunt van gezondheid en goede ruimtelijke ordening geeft de bestaande situatie van de luchtkwaliteit in het plangebied geen aanleiding voor specifiek op dit gebied gericht nader onderzoek of aanvullende maatregelen ten opzichte van het lopende landelijke, provinciale en Haarlemse beleid. Dit volgt uit het openbaar toegankelijke NSL-monitoringtool (www.nsl-monitoring.nl). Hiermee worden de actuele situatie en prognoses van de luchtkwaliteit wettelijk vastgesteld en jaarlijks geactualiseerd. Uit dit monitoringtool blijkt dat de gehaltes van de relevante verontreinigende stoffen NO2 en fijnstof (NO2, PM10 en ook PM2,5) overal in het gebied ruim beneden de wettelijke grenswaarden liggen.

4.6 Archeologie     

Inleiding

In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:

  • het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
  • het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.

De Haarlemse bodem

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Verwachtingswaarde plangebied

Volgens de Archeologische Beleidskaart is het gebied, waar waarschijnlijk archeologische voorwerpen aangetroffen kunnen worden bij bodemwerkzaamheden, aangemerkt als categorie 5. Categorie 5 geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- , aanleg-, en/of sloopvergunning bij grondverstorende activiteit met een oppervlakte groter dan 10.000m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.

4.7 Duurzaamheid en energie     

Omdat het voorliggende bestemmingsplan behoudend van aard is, vindt er geen toetsing plaats aan dit milieuaspect.

4.8 Groen     

4.8.1 Inleiding     

De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf sluit aan op het gemeentelijke beleid zoals dat is opgenomen in paragraaf 3.4.5 en beschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen. De aspecten water en natuurwaarden werkt deze paragraaf niet verder uit. Paragraaf 4.13 gaat dieper in op het aspect water en paragraaf 4.10 op het aspect natuurwaarden.

4.8.2 Groen in het plangebied     

Het openbare groen bestaat voornamelijk uit wijkgroen. Groenstroken zijn te vinden op de hoek van Cornelis van de Lijnlaan en de Lodewijk van Deijssellaan, langs de Carpentierlaan en langs de Van Diemenlaan. Het gebied wordt aan de randen omsloten door groenstroken: ten noorden door het groen van het Mendel College, ten oosten door het groen langs de oevers van de Delft, ten zuiden door groen langs de beide zijden van de J.P. Coenlaan en het zuidelijke deel van de Van Riebeecklaan en ten westen door het groen langs de spoorlijn. Van de aanwezige bomen heeft een aantal bomen een waardevolle monumentale status. Deze bomen zijn beschermd.

4.8.3 Bomen     

Hoofdbomenstructuur

Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.

Het uitgangspunt voor de hoofdbomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. Structurele boombeplanting is de drager van het landschap, de stedenbouwkundige structuur en de infrastructuur. De bomen langs de Delftlaan zijn onderdeel van de hoofdbomenstructuur. In de gebieden die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur staat de ontwikkeling van een duurzame bomenstructuur centraal. Het Bomenbeleidsplan geeft aan wat de gewenste boomsoorten zijn en welke maatregelen genomen moeten worden om die gewenste structuur te realiseren.

Monumentale bomen

Vanaf 2015 bieden de Haarlemse bestemmingsplannen bescherming aan de groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen. Als er in dit bestemmingsplan gesproken wordt over monumentale bomen worden daarmee monumentale én waardevolle bomen bedoeld. De bescherming van de monumentale boom zelf is geregeld in een gemeentelijke verordening. Voor dit bestemmingsplan zijn alle monumentale en waardevolle bomen in het plangebied geïnventariseerd. Een boom kan als monumentaal zijn aangewezen als deze voldoet aan één of meer van de volgende criteria: de boom is minimaal 50 jaar oud, van cultuurhistorisch belang, het is een bijzondere soort of een herdenkingsboom. De vastgestelde monumentale bomen staan op de monumentale bomenlijst van Haarlem. Dit bestemmingsplan legt groeiplaatsen voor monumentale bomen vast die in de openbare ruimte staan.

Om de groeiplaats te kunnen bepalen is voor alle monumentale bomen in de openbare ruimte de te verwachten maximale kroonprojectie onderzocht. Dit is de maximale oppervlakte van de kroon gemeten in het horizontale vlak van een volgroeide boom op een locatie. Deze is bepaald door onderzoek naar maximale groeiverwachting en afhankelijk van het type boom, de huidige leeftijd en de groeiomstandigheden. In het bestemmingsplan is voor deze groeiplaatsen de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het verbod om te bouwen wanneer de aanvrager met een groentoets aantoont dat de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt aangetast.

4.9 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen     

Er bevinden zich geen kabels en leidingen in het plangebied waarvoor een specifieke regeling nodig is. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.10 Natuurwaarden     

Inleiding

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn regelen vanuit Europa de bescherming van soorten en gebieden. Deze richtlijnen hebben als doel de bescherming van soorten en hun natuurlijke leefgebieden. In Nederland verloopt de bescherming van natuurwaarden via twee sporen: gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit ligt vast in de Wet natuurbescherming. Deze wet voorziet in vereenvoudige regels ter bescherming van de natuur en in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies.

Wet natuurbescherming

Algemene zorgplicht

De Wet natuurbescherming bepaalt dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen moet iedereen, naar redelijkheid, mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen en er in elk geval rekening mee houden. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is een ontheffing echter niet vereist op grond van de algemene zorgplicht.

Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming wijst op basis van de hiervoor genoemde Europese richtlijnen zogenaamde Natura 2000-gebieden aan. Deze gebieden vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden. Naast de Natura 2000-gebieden zijn er nog andere vormen van gebiedsbescherming. Een aantal terreinen in Nederland is namelijk aangewezen als onderdeel van het natuurnetwerk Nederland (NNN), als bijzonder nationaal landschap, of bijzonder provinciaal natuurgebied dan wel landschap, en de nationale parken. De impact voor een concreet terrein van één van deze vormen van beschermde status kan per situatie anders zijn. Het plangebied maakt geen deel uit van deze beschermingsgebieden en ligt er ook niet in de buurt. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.

Soortenbescherming

Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.

Het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn gaat over alle van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Deze soorten mogen niet worden gedood of gevangen, of opzettelijk worden verstoord als dit verstoring van de instandhoudingsstaat wezenlijk beïnvloedt. Ook de eieren, nesten en rustplaatsen van deze soorten genieten bescherming.

Het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn betreft de (vogel)soorten die genoemd zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn. Ook onder dit beschermingsregime is het verboden om de betreffende dieren in hun natuurlijke verspreidingsgebied te doden of te vangen of opzettelijk te storen. Ook dit regime beschermt eieren, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen en daarnaast beschermt het plantensoorten op diverse aspecten.

Het beschermingsregime andere soorten gaat over soorten als genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van bepaalde soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

De minister stelt daarnaast van een aantal soortengroepen “rode lijsten” vast van zeldzame en van afnemende soorten. Met de soorten op deze lijsten moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden om te zorgen voor de instandhouding daarvan. Een ontheffing is echter niet noodzakelijk.

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Er zijn daardoor geen nadelige effecten voor plant- en diersoorten. Een quick scan onderzoek naar ecologie is niet noodzakelijk. De ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.11 Vliegverkeer     

Vanaf 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Dit besluit wijst rond het luchthavengebied een beperkingengebied aan. Binnen dat gebied gelden regels voor beperkingen van bestemming en gebruik van grond. Het gaat om beperkingen voor bebouwing, hoogte en het realiseren van vogelaantrekkende bestemmingen, vogelaantrekkend gebruik, windturbines en lasers. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.

4.12 Verkeer en parkeren     

Pim Mulier Sportpark

Het sportpark wordt via de Pim Mulierlaan ontsloten vanaf de Delftlaan (N208). Door de ligging aan de Delftlaan is de bereikbaarheid van het sportpark voor gemotoriseerd verkeer gunstig, zowel vanuit Haarlem als vanuit de regio bezien. Op het sportpark zelf zijn de verschillende sportaccommodaties bereikbaar via de centraal in het gebied gelegen Jaap Edenlaan. Daarnaast is er een aansluiting op het kruispunt Delftlaan/Orionbrug/Pim Mulierlaan. Er is een drempel direct bij de entree van het sportpark om voor automobilisten nog duidelijk te maken dat ze gas terug moeten nemen en er geldt ook een 30 km-zone. In de huidige situatie biedt het Pim Mulier sportpark capaciteit voor ongeveer 250 auto's.

Bij het organiseren van evenementen op het sportpark is het nodig om een bijbehorend verkeersplan op te stellen, alvorens de benodigde vergunningen verleend kunnen worden. Zo wordt bij het houden van een evenement bijvoorbeeld gezocht naar tijdelijke alternatieve parkeerruimte. Daarbij kan gedacht worden aan het inrichten van parkeergelegenheid op afstand met de inzet van pendelbussen geheel afhankelijk en op maat van het betreffende evenement. Op deze manier worden maatregelen getroffen om de woonwijk De Krim zo min mogelijk te belasten. Per trein is het sportpark te bereiken via station Bloemendaal dat op een loopafstand van 5 à 10 minuten van het plangebied ligt.

Terrein IJsbaanlaan

De IJsbaan en de Kennemer Sportcenter zijn ten zuiden van het plangebied De Krim gevestigd. De autobereikbaarheid is gezien de ligging aan de Delftlaan goed te noemen. Daarnaast is het IJsbaanlaanterrein ontsloten via de Kleverlaan, A.W.F. van Idenburglaan en de W. van Outhoornlaan. Op laatstgenoemde wegen is eenrichtingsverkeer ingesteld; het verkeer wordt op deze wijze van zuid naar noord geleid. De beide kruisingen met de Delftlaan zijn met VRI (verkeersregelinstallaties) geregelde kruisingen. Gelet op het bovenstaande is de bereikbaarheid en de infrastructuur voldoende gewaarborgd.

Bij het verlaten van het terrein IJsbaanlaan is de woonbuurt De Krim niet rechtsstreeks bereikbaar, ook om de eventuele parkeeroverlast in de woonbuurt, indien nodig, zoveel mogelijk te vermijden. Op het terrein bevinden zich ± 640 parkeerplaatsen. Tevens zijn binnen het gebied met de bestemming gemengde doeleinden 34 parkeerplaatsen op eigen terrein mogelijk. In totaal zijn er dus ± 674 parkeerplaatsen beschikbaar. Aan de van Idenburglaan zijn ook parkeerplaatsen beschikbaar. Ook deze parkeerplaatsen doen mee in het totale parkeerareaal zij het dat deze plaatsen ook benut mogen worden als busparkeerplaatsen. Op het halfverhard terrein ten noorden van de sporthal is ruimte voor ± 140 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen gebruikt worden tijdens evenementen in de sporthal.

De parkeerplaatsen die zich op het terrein bevinden worden voornamelijk in de avonduren en in het weekend gebruikt door bezoekers van de ijsbaan en/of het Kennemer Sport Center. Parkeerplaatsen die benodigd zijn voor het CIOS-schoolgebouw zullen voornamelijk overdag gebruikt worden, tijdens lesuren. Wat parkeren betreft wordt daarom uitgegaan van uitwisselbaarheid; dit betekent dat de parkeerbehoefte door verschillende functies op een verschillende tijdstip ontstaat. Hierdoor kan men dezelfde parkeerplaatsen “dubbel” gebruiken.

Op enige afstand van het plangebied bevindt zich station Bloemendaal NS. Vanaf dit station is het sportterrein voor langzaam verkeer te bereiken via de fietstunnel onder het spoor, het J.P. Coenpad dat langs de oostzijde van het spoor loopt en de J.P. Coenlaan, die in verbinding staat met de W. van Outhoornlaan.

Woonbuurt De Krim

Ten aanzien van de bereikbaarheid is de woonbuurt zeer gunstig gelegen, zowel in de structuur van Haarlem als van de regio, vooral door de directe ontsluiting aan de Delftlaan via de Orionbrug en de Stuyvesantbrug. Deze weg fungeert als westelijke rondweg en als regionale verbindingsweg. De straten in het plangebied zijn ingericht als erftoegangswegen; dit zijn gewone woonstraten die reeds zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. In deze straten kan worden gefietst en geparkeerd en is een toegestane snelheid van 30 km/h uitgangspunt. Het gebied is voor langzaam verkeer aan de zuidkant ontsloten door het Carel Reinierszpad, en aan de noordkant door de Jaap Edenlaan, een vrijliggend fietspad. Ter hoogte van het kruispunt Van Riebeecklaan met de Delftlaan is een fietstunnel gesitueerd om de bereikbaarheid van het plangebied en de Kennemer sporthal en de Haarlemse ijsbaan voor langzaam verkeer te vergroten. Het treinstation Bloemendaal bevindt zich aan de andere kant van het spoor in de gemeente Bloemendaal ter hoogte van het Rijklof van Goensplein. Het station is voor langzaam verkeer te bereiken via het tunneltje onder het spoor.

4.13 Water     

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is waterbeheerder binnen het plangebied.

Goed waterbeheer is van groot belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. Rijnland stelt elke zes jaar in een Waterbeheerplan vast welke maatregelen nodig zijn om de taken voor droge voeten en schoon water zo goed mogelijk uit te voeren. Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam.

De beleidsregel van Rijnland stelt, dat bij een toename van 500 m² verhard oppervlak of meer, 15 procent van dit oppervlak aan water moet worden gegraven. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in nieuwe bouwmogelijkheden. Er zijn daarom geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.

4.14 Ladder voor duurzame verstedelijking     

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een aantal eisen aan de toelichting bij het bestemmingsplan bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit moet voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling borgen dat er sprake is van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming.

Doel is om bij de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken te zorgen voor een zorgvuldig of duurzaam gebruik van ruimte, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat daarom een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Het plangebied is onderdeel van bestaand stedelijk gebied en voorziet niet rechtstreeks in een stedelijke ontwikkeling. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 5 VISIE OP HET PLANGEBIED     

5.1 Ruimtelijke aspecten     

5.1.1 Stedenbouwkundig instrumentarium / uitgangspunten     

Voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.

Voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is de lijn waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van het plangebied.

Bouwvlak Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen.

Hoogtes De bestaande variatie in goothoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de hoogtes gedetailleerd vast te leggen.

5.2 Functionele aspecten     

5.2.1 Bedrijven     

Bestaande detailhandel, horeca en/of dienstverlening-worden door verschillende bestemmingen of als 'gemengde doeleinden' in het plan opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat zich ongewenste grootschalige ontwikkelingen zullen voordoen.

In het bestemmingsplan worden alleen die bedrijven, (zakelijke) dienstverlenende en ideële bedrijven bestemd die zich duidelijk onderscheiden van de woonfunctie. In de toekomst blijft handhaving van de huidige karakteristiek (de overwegende woonfunctie met verspreid enige bedrijvigheid) uitgangspunt. In het plan wordt geen ruimte geboden voor de vestiging van detailhandel, dienstverlening of horeca op geheel nieuwe locaties.

Wanneer een bestaande maatschappelijke voorziening zijn functie verliest is het wenselijk dat in hetzelfde pand een andere maatschappelijke voorziening gevestigd kan worden (bijvoorbeeld een culturele voorziening in een leegstaande school).

5.2.2 Inrichting openbare ruimte     

Binnen de op de verbeelding opgenomen bestemmingen bestaat ruimte om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Ter bescherming van de parken en groenvoorzieningen is ervoor gekozen terughoudend te zijn qua bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming verkeer is ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen), goede inrichting voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-km/u-zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen. Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan, zoals vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

5.3 Ontwikkelingen     

Algemeen

In het bestemmingsplan wordt door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om 8800 m2 van het parkeerterrein ten noorden van het Kennemer Sport Center te ontwikkelen ten behoeve van congres- en vergaderruimte, sport- en recreatieve functies en/of maatschappelijke functies (het parkeerterrein is positief bestemd als verkeersdoeleinden en kan gewijzigd worden ten behoeve van bovengenoemde functies). Om te voorkomen dat er parkeeroverlast ontstaat in met name de naast gelegen woonwijk “de Krim”, geldt bij de wijzigingsbevoegdheid de voorwaarde dat zowel voor de bestaande als de toe te voegen aantallen parkeerplaatsen binnen het wijzigingsgebied een oplossing dient te worden gevonden.

Het wijzigingsgebied mag voor 100% bebouwd worden.Ten aanzien van de architectuur in het wijzigingsgebied geldt uiteraard hetzelfde uitgangspunt als voor andere ontwikkelingen in het plangebied. De architectuur dient aan te sluiten bij de bestaande uitstraling van het plangebied. De bouwhoogte in het wijzigingsgebied is 15 meter. Hierbij zijn nadere eisen te stellen ten aanzien van privacy en bezonning, voornamelijk ten behoeve van de woningen aan de van Riebeecklaan, grenzend aan het plangebied.

De wijzigingsbevoegdheid was reeds opgenomen in het voormalige bestemmingsplan IJsbaanlaan e.o. Bestemmingsplan Overdelft heeft deze bevoegdheid overgenomen. In bijlage 1 is de toelichting van het bestemmingsplan IJsbaanlaan e.o. toegevoegd.

Stand van zaken

De gemeente en woningcorporatie Elan Wonen onderzoeken de mogelijkheid voor (sociale) woningbouw en eventueel sport/recreatie op het parkeerterrein. Op 19 september 2019 heeft de gemeenteraad de startnotitie vastgesteld. In 2020 volgt een Stedenbouwkundig Programma van Eisen. Het bestemmingsplan Overdelft is conserverend van karakter. Om het woningbouwproject mogelijk te maken is dus een aparte planologische procedure nodig.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN     

6.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is verder uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een verdere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.

Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen over de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en ook de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen op grond van de SVBP2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.



Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen schrijft de regeling SVBP2012 dwingend voor.

6.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

6.2.2.1 Bestemmingen     

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor het bestaande nutsgebouw in het plangebied.

Artikel 4 Gemengd - 5

Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar niet mag worden gewoond. Uitsluitend zijn werkfuncties toegestaan zoals publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening. Een dienst is te typeren als een transactie waarbij een niet fysiek goed wordt geleverd. Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten past niet binnen de bestemming. Dit geldt ook voor zelfstandige vormen van detailhandel zoals een supermarkt. Nu het niet toegestaan is een bedrijf te vestigen op deze bestemming, bevat het bestemmingsplan geen zoneringslijst (gebaseerd op de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering').

Voorbeelden van publieksgerichte dienstverlening zijn: stomerij, wasserette, kapper, makelaar, reisbureau en dergelijke. Voorbeelden van niet publieksgerichte dienstverlening zijn: kantoren, informatie technologie bureau, grafische afwerking en dergelijke.

Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. In het plangebied is het perceel waarop het Hotel ibis Styles Haarlem City is gevestigd bestemd als Gemengd - 5. Hetzelfde geldt voor de Provincie Noord-Holland Hal op het Pim Mulier Sportpark. Naast de mogelijkheid van dienstverlening zijn op deze locaties sport en maatschappelijke voorzieningen mogelijk.

Artikel 5 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn werken voor de verkeers- en verblijfsfunctie toegestaan, waaronder nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken. Binnen de bestemming 'Groen' zijn speelvoorzieningen toegestaan tot 5 meter hoog en is ruimte voor waterlopen zoals slootjes.



Artikel 6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden voor onderwijs, openbaar bestuur, zorg- en welzijn, religie of maatschappelijke opvang.

Mendel College

Deze bestemming is mede opgenomen voor de school het Mendel College. De volgende functies worden mogelijk gemaakt: educatieve voorzieningen, culturele voorzieningen, buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf en peuterspeelzaalwerk. Op de verbeelding van het bestemmingsplan De Krim is de bestaande situatie weergegeven.

Veranderende inzichten in het onderwijs kunnen ertoe leiden dat binnen de bestemmingsplanstermijn van tien jaar enige uitbreiding noodzakelijk is. In dit plan wordt hierin voorzien door middel van een binnenplanse ontheffing. De maximale oppervlakte van de uitbreiding mag niet meer zijn dan 1000 m2 bvo, waarbij aansluiting gezocht moet worden met de oorspronkelijke verhouding van volumes en de herkenbaarheid van de school. Extra volume aan de Pim Mulier-zijde wordt, vanwege de breedte van het profiel van de Pim Mulierlaan, stedenbouwkundig verantwoord geacht. Uitbreiden aan de zuidzijde wordt niet wenselijk geacht in verband met de privacy van de woonbebouwing en de uitstraling naar de buurt.



Artikel 7 Sport

De bestemming 'Sport' is bedoeld voor sportieve activiteiten en sportvoorzieningen.

Op de verbeelding is een bouwvlak met bouwhoogte of goothoogte aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (zoals overdekte fietsenstallingen), mits deze ten dienste van de bestemming 'Sport' worden opgericht en gebruikt. Binnen de bestemming Sport zijn horeca-activiteiten en detailhandel mogelijk als deze ondergeschikt zijn aan de bestemming.

Op het Pim Mulier Sportpark is één bouwvlak met twee maatvoeringsvlakken. In dit geval kan een initiatiefnemer kiezen uit een van deze twee maatvoeringsvlakken en de bouwmogelijkheden die daarbij horen. Ongeacht de keuze zal in ieder geval 10% van het bouwvlak onbebouwd moeten blijven.

Binnen de bestemming Sport mogen evenementen worden georganiseerd. Een onderscheid wordt gemaakt in sportevenementen, evenementen categorie 1 en evenementen categorie 2. Voor een toelichting verwijzen wij naar de begripsbepalingen. Op het Pim Mulier Sportpark kunnen sportevenementen plaatsvinden. Net zoals in het vorige bestemmingsplan is in bestemmingsplan Overdelft geen maximum aantal sportevenementen voorgeschreven. Bij de IJsbaan en het Kennemer Sport Centre mogen zowel sportevenementen plaatsvinden als evenementen categorie 1 en 2. Het aantal evenementen is, conform het vorige bestemmingsplan IJsbaan, aan een maximum verbonden. Nieuw is de toevoeging van sportevenementen en dat deze uitwisselbaar is met een evenement categorie 2.

Artikel 8 Tuin - 1

De op de verbeelding voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn alleen erkers, tuinen, een fietsenberging en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen bouwwerken geen gebouw zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen. Een aan- of uitbouw kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan vooral bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.

Artikel 9 Tuin - 2

De op de verbeelding voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt vooral voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin - 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog.



Artikel 10 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken voor de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken.

Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).

Parkeerterrein bij Sporthal Kennemer Sportcenter

Bij ontwikkeling van het parkeerterrein waarvoor in het plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, is uitgangspunt dat de benodigde parkeerfaciliteiten geheel of gedeeltelijk verdiept worden aangelegd. Ook geldt als voorwaarde dat zowel voor de bestaande als de toe te voegen aantallen parkeerplaatsen binnen het wijzigingsgebied een oplossing dient te worden gevonden.

Artikel 11 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behalve waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.

Voor het oprichten van een steiger groter dan 5 m2 is een omgevingsvergunning van de gemeente én een keurvergunning van het hoogheemraadschap van Rijnland nodig.

Artikel 12 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Verder is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan.

6.2.2.2 Dubbelbestemmingen     

Artikel 13 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. In het plangebied komt de categorie 5 voor. In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een zeer lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 10.000 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Artikel 14 Waarde - Groeiplaats monumentale boom

In het bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' inclusief een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Binnen deze dubbelbestemming is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het verbod om te bouwen als uit een zogenaamde groentoets blijkt dat de groeiplaats van de boom niet onevenredig wordt aangetast.

Daarnaast is voor een aantal werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning) vereist.

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, of de dubbelbestemming toe te voegen. Het verwijderen van de dubbelbestemming kan alleen als de bescherming van de groeiplaats niet langer nodig is of er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Het toevoegen is mogelijk als bomen de monumentale status hebben verkregen nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.

6.2.2.3 Nadere eisen     

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' bevat de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om nadere eisen te stellen aan de bouw- en gebruiksregels als uit onderzoek blijkt dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Aan zowel de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden kunnen nadere eisen gesteld worden.

6.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels     

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is vooral van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden al meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.

Artikel 16 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels voor de bestemmingen zijn opgenomen in dit artikel. Het artikel geeft aan waar en hoe hoog gebouwd mag worden. Sommige bestemmingen bevatten specifieke bouwregels. De algemene bouwregels hebben een aanvullende werking.

De algemene bouwregels bevatten ook voorschriften over bestaande maten. Het kan voorkomen dat een bouwwerk eerder legaal tot stand is gekomen, maar afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan. Als dit geval zich voordoet, dan zijn de bestaande maten leidend. Hiermee valt het gebouw niet onder het overgangsrecht.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels geven een opsomming van activiteiten die in strijd zijn met de bestemmingen van de gronden en de bouwwerken. Het bestemmingsplan IJsbaan e.o. stond een garagebedrijf niet toe. Het bestemmingsplan Overdelft heeft deze regel overgenomen. Ook is een benzinestation niet toegestaan. In de toelichting bij de bestemming Gemengd 5 is aangegeven dat het bestemmingsplan niet werkt met een zoneringslijst. Om misverstanden te voorkomen is in de algemene gebruiksregel opgenomen dat dienstverlening ten behoeve van vervoer niet mogelijk is. Bij deze vorm van dienstverlening moet gedachten worden aan distributiecentra, koelhuizen, opslaggebouwen en dergelijke.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, bij nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschreidend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering oif een andere functie van bouwwerken.

Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

Het artikel bepaalt ook dat met vergunning medewerking kan worden verleend aan functies die niet genoemd zijn in de bestemmingsomschrijvingen. Voorwaarde is wel dat deze functies naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met de wel genoemde functies. Ook mag een nieuwe functie de omliggende functies niet onevenredig beperken.

Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.

Artikel 19 Overige regels

Dit artikel legt een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in dit bestemmingsplan, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. In bijlage 3 zijn ter informatie de beleidsregels uit 2015 toegevoegd. De beleidsregels zijn in 2019 op onderdelen gewijzigd (niet bijgevoegd). Vandaar dat het artikel bepaalt dat de beleidregels van toepassing zijn zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.



Lid 19.1.3 geeft ook aan wat als strijdig gebruik van gronden en bouwwerken is aangemerkt. Strijdig gebruik is het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor parkeren, stallen, laden en lossen overeenkomstig het gemeentelijke beleid. Tot slot bepaalt lid 19.1.4 dat er afgeweken kan worden onder de voorwaarden zoals die zijn genoemd in de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. Ook hiervoor geldt dat uitgegaan dient te worden van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

6.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels     

Artikel 20 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van al strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op de peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.



Artikel 21 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

6.3 Hoofdopzet verbeelding     

6.3.1 Inventarisatie plangebied     

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
  • waar nodig is voor dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.

6.3.2 Opbouw verbeelding     

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De bestemmingen

De verbeelding geeft in verschillende kleuren de bestemmingen weer. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. De regels geven per bestemming aan wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen, verkeer, maatschappelijk. Soms worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals centrum of gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan vaak een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming verder of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:

  1. bouwvlakken;
  2. functieaanduidingen;
  3. bouwaanduidingen (zie ook 6.4 hoofdopzet waarderingskaart);
  4. maatvoeringen;
  5. figuren;
  6. gebiedsaanduidingen.

1. Bouwvlakken

Bouwvlakken zijn een noodzakelijk onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen vaak ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt toch vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het geldende beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

2.Functieaanduidingen

Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor het gebruik. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een verdere specificatie van het gebruik, een uitdrukkelijke verruiming daarvan of juist een beperking.

3. Bouwaanduidingen

Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor de bouwmogelijkheden. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.

4. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel voor het bouwen als voor het gebruik. Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:

  • te handhaven goot-/bouwhoogte (orde 1, 2)
  • een maximum goot-/bouwhoogte (bijgebouwen hoger dan 3 meter)
  • minimum of maximum goothoogte (nieuwbouw)
  • minimum of maximum goot- en bouwhoogte (nieuwbouw)

De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.

5. Figuren

Figuren hebben in tegenstelling tot de andere aanduidingen geen betrekking op een vlak. Een figuur bestaat altijd uit lijnstukken. Een figuur is in dit bestemmingsplan gebruikt voor de gasleiding waarvoor een goede planologische regeling noodzakelijk is. Dit is de 'hartlijn leiding - gas'.

6. Gebiedsaanduidingen

Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een wijzigingsgebied, waarvoor de bestemming gewijzigd kan worden. Dit wordt op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Een ander voorbeeld is de gebiedsaanduiding voor een vrijwaringszone, zoals de 'Vrijwaringszone - zichtlijn'. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine roodgekleurde arceringen.

Hoofdstuk 7 UITVOERBAARHEID     

7.1 Economische uitvoerbaarheid     

Het bestemmingsplan voorziet niet rechtstreeks in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. Eventuele ontwikkelingen - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente in dit plan stelt - vinden plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen, als het kostenverhaal bij ontwikkelingen niet is verzekerd. Het bestemmingsplan Overdelft maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

7.2.1 Wettelijk vooroverleg     

Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instantie:

  • Rijkswaterstaat
  • Provincie Noord-Holland
  • Hoogheemraadschap Rijnland
  • Omgevingsdienst IJmond
  • Brandweer Kennemerland
  • Alliander
  • Waternet
  • PWN

De volgende instanties hebben niet gereageerd:

  • Rijkswaterstaat
  • Alliander
  • Waternet
  • PWN

De volgende instanties hebben aangegeven geen opmerkingen op het ontwerp-bestemmingsplan te hebben:

  • Provincie Noord-Holland
  • Hoogheemraadschap Rijnland
  • Milieudienst IJmond

De volgende instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt (Bijlage 4):

  • Brandweer Kennemerland

Hieronder volgt een antwoord van het gemeentebestuur op de gemaakt opmerkingen. De ingezonden reacties zijn samengevat.

De Brandweer geeft aan dat er twee risicobronnen in het plangebied zijn. Dit betreffen de koelinstallatie van de ijsbaan en het transport van gevaarlijke stoffen over de N208. Het advies is een noodplan te maken en het risicobewustzijn bij aanwezigen in het plangebied te vergroten. Het onderhavige bestemmingsplan legt de bestaande (planologische) situatie vast. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. De adviezen kunnen in het bestemmingsplan dan ook geen nadere uitwerking krijgen. Wel zijn de adviezen gedeeld met de afdeling Veiligheid en Handhaving van de gemeente Haarlem. De afdeling heeft contact opgenomen met de brandweer om de adviezen te bespreken.

7.2.2 Zienswijzen     

Gedurende een periode van 6 weken, van 15 april tot en met 26 mei, is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan. In bijlage 5 is een samenvatting van de ingekomen zienswijzen, samen met de beantwoording van het gemeentebestuur opgenomen.

7.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt vooral de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Zo draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Antenne-installatie:     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 Archeologisch deskundige:     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.9 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.10 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.

1.11 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.13 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of het woonschip met behoud van de woonfunctie.

1.16 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.18 Bestaande (situatie)     

onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.

1.19 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.21 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.24 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.26 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.27 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.29 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.32 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.33 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.34 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.35 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.36 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.37 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.38 Dienstverlening:     

het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.

1.39 Evenementen categorie 1     

evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties, zoals kinderfeesten, straatfeesten, georganiseerde picknicks, bijeenkomsten, tentoonstellingen, thematische beurzen en thematische markten.

1.40 Evenementen categorie 2     

evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live)muziek met kleinschalig karakter, zoals orkesten, voorstellingen en shows.

1.41 Evenementen categorie 3     

evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, dance-event en muziekprogramma's van radio en TV-omroepen.

1.42 Gastouderopvang:     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.43 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.45 Horeca 1:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.46 Horeca 2:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.47 Horeca 3:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.48 Horeca 4:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.

1.49 Horeca 5:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.50 Kamerverhuurbedrijf:     

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.51 Kantoor:     

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.52 Kap:     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.53 Kas:     

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.54 Kiosk:     

klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.

1.55 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.56 Lessenaarsdak:     

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.57 Maatvoeringsvak:     

een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak een onderscheid aangeeft tussen bijvoorbeeld maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, etc.

1.58 Natuurwaarden:     

de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.

1.59 Niet-publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.

1.60 Nieuwbouw:     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.61 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.62 Onderdoorgang/overbouwing:     

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.63 Orde 1 bouwwerken:     

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.64 Orde 2 bouwwerken:     

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.65 Pand:     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.66 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.67 Plan:     

het bestemmingsplan Overdelft met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP6120011-va01 van de gemeente Haarlem.

1.68 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.69 Publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.

1.70 Prostitutie:     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.71 Seksinrichting:     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 Sportactiviteiten:     

reguliere activiteiten die ten dienste staan van een sport zoals trainingen, wedstrijden, toernooien of gymnastieklessen voor scholen en activiteiten die van aard en omvang hiermee gelijk te stellen zijn.

1.73 Sportevenement:     

sportevenementen zijn evenementen die raakvlak hebben met een sport en zijn van aard en omvang gelijk te stellen aan een spinningmarathon, sportweekend of honkbalweek.

1.74 Standplaats:     

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.75 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.76 Verkooppunt van motorbrandstoffen:     

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.77 Verkoopvloeroppervlakte:     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.78 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.79 Voorzieningen van openbaar nut:     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.80 Waterberging:     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.81 Wellness:     

een activiteit gericht op het ervaren en beleven van lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid.

1.82 Wet:     

de Wet ruimtelijke ordening.

1.83 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.84 Woonwagenstandplaats:     

een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

Artikel 2 Wijze van meten     

 

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorziening;
  2. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 16.

Artikel 4 Gemengd - 5     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca 4';
  2. congres- en vergaderruimten, atelier;
  3. publiekgerichte- en niet publiekgerichte dienstverlening;
  4. maatschappelijke doeleinden zoals bedoeld in artikel 6;
  5. sport met bijbehorende voorzieningen zoals kantines of wat betreft aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen ruimtes;
  6. het houden van sportevenementen met bijbehorende voorzieningen zoals skyboxen, tribunes en sanitair, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  7. aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 100 m² van het bruto vloeroppervlak;
  8. bij de bestemming behorende (ondergrondse) parkeervoorzieningen, parkeergarage, 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen.

4.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 5' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 16.

Artikel 5 Groen     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen erfafscheidingen en speel- en sportvoorzieningen worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de maximale bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;

5.3 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 5.2, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

Artikel 6 Maatschappelijk     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatieve voorzieningen, culturele voorzieningen, levensbeschouwlijke voorzieningen, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, verenigingsleven, welzijnsinstelling.
  2. kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding "kinderdagverblijf"
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten ten dienste van deze voorziening met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden sportactiviteiten;
  5. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers.

6.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 16.

6.3 Afwijken van de bouwregels     

Voor het perceel Pim Mulierlaan 4-6 (Mendel College) kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van lid 6.2 voor:

  1. uitbreiding van het (hoofd)gebouw onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximale oppervlakte van de uitbreiding mag niet meer dan 1000 m² bedragen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied' mag buiten het bouwvlak worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 8 meter;
  1. een fietsenberging onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximale oppervlakte mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  2. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. er mag niet binnen 4 m van de noord- en de zuidgrens van het maatvoeringsvlak worden gebouwd.
  1. Bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid toetsen burgemeester en wethouders of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Sport     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport, sportcentrum, sporthal, sportschool, sportveld, sportactiviteiten;
  2. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'ijsbaan';
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten voor deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  4. het houden van tijdelijke sportevenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1', 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 3';
  5. het houden van evenementen categorie 1 en categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2';
  6. servicestation voor onderhoud van sportvelden en sportaccommodaties;
  7. bijbehorende voorzieningen zoals onder meer kleedruimtes, kantines (en qua aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen voorzieningen), fietsenstallingen, tribunes, lichtmasten, dug-outs, ballenvangers, vlaggenmasten, slagkooien, backstops, antenne-installaties en nutsvoorzieningen;
  8. naschoolse opvang;
  9. Bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers.

7.2 Bouwregels     

  1. Binnen de bestemming 'Sport' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 16.
  2. In aanvulling op sub a geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 meter mag zijn. Voor de in onderstaande tabel genoemde bouwwerken geldt een afwijkende maximale bouwhoogte:

Bouwwerk Maximale bouwhoogte
lichtmasten 35 meter
ballenvangers 10 meter
vlaggenmasten 20 meter
backstops 20 meter
hekwerken 5 meter
scoreborden 10 meter
slagkooien 6 meter
scorehokken 10 meter
antenne installaties 35 meter

c. In aanvulling op sub a geldt dat dug outs ook buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd. De bouwhoogte van dug outs mag maximaal 3 meter bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 7.2 sub b en sub c, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene regels zoals bedoeld in artikel 17 gelden voor (sport)evenementen de volgende regels:

  1. (sport)evenementen in het plangebied mogen een totale gezamenlijke omvang hebben van minder dan 250.000 bezoekers per jaar;
  2. het aantal evenementen categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1' bedraagt maximaal 12 dagen per jaar;
  3. het aantal evenementen categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2' bedraagt maximaal 12 dagen per jaar;
  4. het aantal evenementen categorie 2 en sportevenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 1' bedraagt maximaal 12 dagen per jaar;
  5. het aantal evenementen categorie 2 en sportevenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein 2' bedraagt maximaal 12 dagen per jaar;
  6. het maximaal aantal bezoekers dat tijdens een (sport)evenement gelijktijdig aanwezig mag zijn bedraagt 1500 personen;
  7. het totaal aantal bezoekers tijdens een (sport)evenement per dag bedraagt maximaal 2500 personen;
  8. de dagen benodigd voor op- en afbouwen worden niet meegerekend.

Artikel 8 Tuin - 1     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten (-p)' op de verbeelding is parkeren niet toegestaan;
  3. erkers en fietsenbergingen.

8.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1,3 m bedragen;
  2. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  3. de hoogte van overige 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 3 m bedragen;

berging

d. het realiseren van een (fietsen)berging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:

  1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
  2. de diepte van de voortuin of de breedte van de zijtuin is minimaal 2,5 m;
  3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,4 m bedragen;
  4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 m bedragen;
  5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
  6. de zijden van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.

erker

e. het realiseren van een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale diepte van een erker, gemeten uit de voorgevel van het aansluitende hoofdgebouw, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag vermeerderd met de verdiepingsvloer met een maximale bouwhoogte van 4,0 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 8.2, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

8.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat een erker met een extra bouwlaag wordt uitgebreid, mits:
    1. de erker tot maximaal 1,5 m uit de voorgevel van het aansluitende hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
    2. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de tweede bouwlaag van het aansluitende hoofdgebouw, met een maximale bouwhoogte van 8,0 m.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8.4 onder a of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de bezonningssituatie;
    3. de privacy van omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 9 Tuin - 2     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeervoorzieningen.
  3. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.

9.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

9.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2;
  2. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
9.2.2 Gebouwen     
  1. de maximale diepte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen van 3 m, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
  2. de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
  3. de goot- en boeihoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  4. boven de goothoogte mogen bijgebouwen worden afgedekt met een kap. De bouwhoogte mag maximaal 2,0 m bedragen verticaal gemeten vanaf de goothoogte.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet dan 3 m bedragen.

9.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

9.4 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 9.2, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

9.5 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  1.  9.2.2 sub a voor een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn tot een maximale diepte van 4,5 meter;
  2. 9.2.2 sub b voor een kap op een aan- en uitbouw gebouwd aan de oorspronkelijke zijgevel onder de volgende voorwaarde dat:
  1. de goothoogte van een aan- en uitbouw aan de oorspronkelijke zijgevel mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum goothoogte van 4,0 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
  2. de dakhelling van de kap aan de voor- en achterzijde niet meer bedraagt dan de dakhelling van de hoofdbebouwing;

c. 9.2.2 sub b voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  1. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 meter;
  2. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
  3. de diepte van de extra laag bedraagt niet meer dan 2,5 meter gemeten vanuit de achtergevelrooilijn;
  4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen bedraagt minimaal 18 meter.

d. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 10 Verkeer     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten en wegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  4. bruggen;
  5. kiosken;
  6. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  7. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins,(ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers; geluidswerende voorzieningen, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

10.2 Bouwregels     

garageboxen

  1. garageboxen mogen uitsluitend aaneengesloten worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van de garageboxen mag niet meer dan 3 m bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 10.2, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouder zijn op grond van artikel 3.6 Wro bevoegd de bestemming van gronden met de aanduiding 'wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming Gemengde Doeleinden 5 (met uitzondering van een hotel) en/of de bestemming Maatschappelijk met onder- en/of bovengrondse parkeervoorzieningen.

10.4.1 Voorwaarden     

Indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegheid gelden de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 15 meter bedragen;
  2. naast het aantal bestaande parkeerplaatsen dat dient te worden gehandhaafd moet er in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien, bij voorkeur geheel of gedeeltelijk verdiept aangelegd;
  3. bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegheid zal in het kader van het Besluit externe veiligheid transportroutes een eventuele overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico onderzocht moeten worden, tenzij het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor inmiddels is beëindigd.
10.4.2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing in verband met:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4.3 Participatie     

Voordat burgemeester en wethouders overgaan tot het wijzigen van gronden met de aanduiding 'wijzigingsgebied', wordt overleg gepleegd met belanghebbenden conform het dan geldende participatiebeleid.

Artikel 11 Water     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen, steigers en overige kunstwerken;
  5. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.

11.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Water' steigers worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/5e van de breedte van de watergang bedragen met een maximum van 5 meter;
  2. de afstand tussen twee steigers, gemeten evenwijdig aan de oeverlijn, is minstens 2,50 meter;
  3. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
    1. 2,5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
    2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m,
    3. 10 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m,
    4. 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels     

Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels van artikel 11.2, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in artikel 16.3.

Artikel 12 Wonen     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

12.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 16.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 17 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
    2. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 13 Waarde - Archeologie     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  2. Indien uit een waardestellend archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 13.2 onder 1 de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
  3. Het bepaalde in lid 13.2 onder 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

13.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

13.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 13.2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 13.4 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 13.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 14 Waarde - Groeiplaats monumentale boom     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Groeiplaats monumentale boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de groeiplaats van monumentale bomen.

14.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat het verboden is om op deze gronden te bouwen.

14.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, mits de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt geschaad. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond door een groentoets.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    5. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    8. het wijzigen van de grondwaterstand en/of waterhuishouding door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. plaatsvinden op het moment dat de monumentale boom niet meer aanwezig is;
    5. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden van de boom.
  3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
    1. de waarde die de boom monumentaal of waardevol maakt niet langer aanwezig is en deze niet kan worden hersteld;
    2. de boom niet in onevenredige mate worden aangetast; waarbij de gemeente desgewenst aan de aanvrager kan verzoeken een onderzoek aan te leveren waarin dit aangetoond wordt ;
    3. de mogelijkheden voor het behoud van de boom niet worden verkleind.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom':

  1. geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien:
    1. bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
      • de boom niet meer aanwezig is;
      • de levensverwachting van de betreffende monumentale boom minder dan 10 jaar bedraagt;
    2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
  2. toe te voegen voor bomen in het plangebied die een monumentale status hebben verkregen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels     

Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:

16.1 Bouwregels     

16.1.1 Gebouwen     
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maatvoeringsvlak' geldt als maximale bouwhoogte de binnen dit vlak opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maatvoeringsvlak' geldt als maximale bebouwingspercentage en maximale bouwhoogte de binnen dit vlak opgenomen 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximum bouwhoogte (m)'. Indien twee maatvoeringsvlakken betrekking hebben op hetzelfde bouwvlak, kan een keuze worden gemaakt uit een maatvoeringsvlak, waarbij tenminste 10% van het bebouwingsvlak onbebouwd dient te blijven.
  6. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

dakkapellen

  1. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger is dan:
      • 1,5 m in het voordakvlak
      • 1,75 m in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    5. de (gezamenlijke breedte van) dakkapel(len) in het naar openbaar gebied gekeerde dakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.
16.1.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

  1. 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mogen alleen worden opgericht op 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag maximaal 3 m bedragen.

16.1.3 Onderdoorgang     

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen de gronden te worden ingericht als onderdoorgang, waarbij de minimale vrije doorgangshoogte 2,20 m dient te zijn.

16.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

16.3 Bestaande maten     

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc.) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
  1. bestaande maten, die meer bedragen dan in artikel 16.1 en Hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. bestaande maten, die minder bedragen dan in artikel 16.1 en Hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwen in artikel 20.1, niet van toepassing.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels     

17.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. garagebedrijven;
  3. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  4. dienstverlening ten behoeve van het vervoer;
  5. schietinrichtingen met buitenbanen ten behoeve van kleiduifschieten en hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;
  6. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  7. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels     

18.1 Afwijken van de regels algemeen     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
  2. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
  3. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
    1. er geen achterom aanwezig is bij de woning;
    2. de hoogte van de voorziening maximaal 1,3 m mag bedragen;
    3. de oppervlakte van de voorziening maximaal 4 m² mag bedragen.

18.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 18.1 onder a tot en met d nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de bezonningssituatie;
  3. de privacy van omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

18.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels om functies toe te staan die niet zijn genoemd in de bestemmingsomschrijvingen, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 19 Overige regels     

19.1 Parkeren, laden en lossen     

19.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.

19.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in sublid 19.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

19.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 19.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 19.1.2.

19.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 19.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 19.1.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 20 Overgangsrecht     

20.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Overdelft'.