Nieuwstraat    

Toelichting     

bij het bestemmingsplan

'Nieuwstraat'

(plannummer: NL.IMRO.0202.952-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

De gemeente Arnhem pakt de zuidelijke binnenstad aan. Stap voor stap wordt het gebied opgeknapt en verder ingericht. Levendige straten leggen weer de verbinding van het centrumgebied met de Rijn en daartussen worden mooie binnenstedelijke woonbuurten gerealiseerd, zoals het inmiddels opgeleverde Paradijs.

Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het bouwblok op de hoek Trans - Nieuwstraat - Rijnkade mogelijk. Met deze ontwikkeling wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de gewenste verbinding tussen de binnenstad en de Rijn via de Nieuwstraatcorridor. De kaders voor deze ontwikkeling zijn eerder al vastgelegd in het Schetsontwerp Nieuwstraat en omgeving (2011) en de Projectbeschrijving Zuidelijke Binnenstad (2014). Tevens sluit de ontwikkeling aan bij de visie "de Arnhemse Binnenstad" uit 2015.

verplicht

Figuur 1.1: De Nieuwstraat vormt in de visie 'de Arnhemse binnenstad' (2015) een belangrijke verbinding tussen het winkelgebied en de horeca aan de Rijnkade

De ontwikkeling heeft als doel om de Nieuwstraat te transformeren tot een levendige stadstraat. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het een bouwblok wordt waarin cultuur, beleven, ontmoeten, eten en shoppen elkaar versterken. Dit betekent dat het bestemmingsplan op de begane grond verschillende functies mogelijk maakt met daarboven appartementen om te wonen. De gemeente Arnhem is als eigenaar een verkoopprocedure (tender) gestart voor de koop en ontwikkeling van deze locatie. Gebiedsontwikkelaar AM heeft deze tender gewonnen en gaat het project uitvoeren.

In dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk. De programmatische en ruimtelijke/stedenbouwkundige kaders voor deze ontwikkeling worden in dit bestemmingsplan vastgelegd in de regels en de verbeelding.

1.2 Situering en begrenzing plangebied     

Het plangebied ligt in de zuidelijke binnenstad van Arnhem en betreft het reeds gesloopte bouwblok aan de Nieuwstraat plus een klein deel van de aangrenzende openbare ruimte aan de Nieuwstraat en Rijnkade. Het plangebied wordt begrensd:

- aan de zuidzijde door de Rijnkade;

- aan de westzijde door de Nieuwstraat;

- aan het noorden door de Trans;

- aan de oostkant door het pand aan de Rijnkade 48.

De begrenzing is globaal in figuur 1 weergeven. De verbeelding(plankaart) bevat de precieze omvang van het plangebied.

verplicht

figuur 1.2: Globale begrenzing plangebied, de exacte begrenzing volgt uit de verbeelding.

1.3 Opzet bestemmingsplan     

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. De SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende plannen     

Het bestemmingsplan 'Nieuwstraat' is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.

Bestemmingsplan: Vastgesteld:
Bestemmingsplan Rijnkade-Paradijs 05-06-2000
Bestemmingsplan Eusebiusplein e.o. Partiele Wijziging 09-02-1995
Facetplan Parkeren 30-05-2018

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied gegeven. De ontwikkeling die in het plangebied gaat plaatsvinden betekent een transformatie van een gedeelte van het zuidelijk deel van de binnenstad. Functionele en ruimtelijke vernieuwingen zullen resulteren in nieuwe verhoudingen met de bestaande en de te behouden situaties. Voor een goede samenhang is kennis nodig van de bestaande situatie van het plangebied.

2.2 Historische ontwikkeling     

Het plangebied maakt deel uit van het zuidelijk deel van de binnenstad. De ruimtelijke historie van het gebied kent een lange aanloop. De vroegste vermelding van Arnhem dateert uit het jaar 893. Kort nadat Graaf Otto II in 1233 stadsrechten aan Arnhem verleende is met de bouw van de stadsmuren begonnen.

Oorspronkelijk is Arnhem niet de "stad aan de Rijn". De Rijn maakte het zuidelijke deel van de binnenstad beneden de as Turfstraat-Oeverstraat tot aan de 13e eeuw een te natte locatie om te gaan wonen. De ontwikkelingslocatie bevindt zich dus op de stadsuitleg naar de Rijn nadat de loop van de Rijn omstreeks 1530 door de Arnhemmers was verlegd. Het plangebied ligt ten zuiden van de middeleeuwse stadsmuur, waarlangs aan de noordzijde de Langstraat lag. Het plangebied werd pas na 1623 betrokken bij de stad toen de vesting in zuidelijke richting werd uitgebreid in verband met de tachtigjarige Oorlog. Het gebied ten zuiden van de middeleeuwse stadsmuur, genaamd 'De Stads Tuinen' of 'De Weerdjes' werd in de vroege zeventiende eeuw binnen de vestingwerken gehaald en bleef lange tijd nagenoeg onbebouwd omdat het te drassig was om te bouwen. Kaartmateriaal toont voor het plangebied een uiterwaard (1570), stadstuinen en vesting (muur/wal), erven, tuinen en bijgebouwen (1882).

verplicht

Figuur 2.1: Historische plattegrond van Arnhem uit 1649

verplicht

Figuur 2.2: De Rijnkade in de 19e eeuw

Dit bleef zo tot het midden van de 19 de eeuw toen de vestingwal werd afgebroken het sloop materiaal van de vestingmuur langs de Rijn werd gebruikt voor de aanleg van de Rijnkade. De Weerdjes werd bebouwd met woningen voor arbeiders. Dit vond plaats op basis van een plan van stadsarchitect H.J. Heuvelink. Daarbij werd de Weerdjesstraat aangelegd ter plekke van een oude watergang en min of meer parallel aan de Langstraat gelegd. Vanaf dat moment is er sprake van de kade zoals we die vandaag de dag nog kennen met een hoge en lage kade. En werd er 'op stand “gewoond aan de Rijnkade, de overslag en bedrijvigheid vond plaats op de lage kade.

verplicht

Figuur 2.3: De Rijnkade begin 20e eeuw

verplicht

Figuur 2.4: Plattegrond van de omgeving van het plangebied eind 19e eeuw

verplicht

Figuur 2.5: Binnenstad in vogelvlucht in de jaren dertig van de 20e eeuw.

De Slag om Arnhem in 1944 heeft het resultaat van deze ontstaansgeschiedenis grotendeels weggevaagd als gevolg van de gevechten en bombardementen. In de wederopbouw van de verwoeste gebieden werd ruimtelijk gezien een grotere maat en schaal geïntroduceerd.

verplicht

Figuur 2.6: De verwoeste binnenstad na de oorlog.

verplicht verplicht

Figuur 2.7: De verwoestingenkaart met het wederopbouwplan

Na de Tweede Wereldoorlog is bij de wederopbouw van 'De Weerdjes' het oude stratenpatroon gedeeltelijk gehandhaafd. De Trans en de Nieuwstraat volgen het tracé, zoals dat rond het midden van de negentiende eeuw tot stand was gekomen.

De recentelijk bovengronds gehaalde Sint Jansbeek stroomt langs het plangebied in de Nieuwstraat. De Jansbeek staat aan de basis van het ontstaan en ontwikkelen van de stad Arnhem en heeft vanuit historisch oogpunt een belangrijke status in de stad Arnhem. Via gemetselde lopen stroomde het water vlak langs de huizen door de stad. De Sint Jansbeek nam een ruimte bocht om de Eusebiuskerk heen, die op een natuurlijke verhoging staat. Omdat de mensen de beek ook als riool gebruikten, werd het water stroomafwaarts hoe langer hoe viezer. Daarom werd de beek naar het zuiden toe steeds vaker overdekt. Een onderdeel van het herinrichten en ontwikkelen van de zuidelijke binnenstad is het bovengronds brengen van de historische Sint Jansbeek. De bovengrondse Jansbeek legt een verbinding tussen de binnenstad en de Rijnkade.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur     

2.3.1 Ruimtelijke structuur op stadsdeelniveau     

Het plangebied maakt onderdeel uit van de zuidelijke binnenstad. De zuidelijke binnenstad is een gebied in ontwikkeling dat tot voor kort grotendeel bestond uit bebouwing uit de wederopbouw ontstaan als reparatie van de schade van de Tweede Wereldoorlog. Deze bebouwing is vaak van grotere schaal dan de historische binnenstad en snel tot stand gekomen. Er is een overmaat van grootschalige openbare ruimte waardoor op de overgang tussen de historische stad en het wederopbouwgebied een breukzone ontstond die de aansluiting van de historische binnenstad met de Rijn in de weg zit.

Om te zorgen dat de zuidelijke binnenstad volledig deel uit maakt van een vitaal centrumgebied is de gemeente al enige tijd bezig om dit gebied stap voor stap te vernieuwen. Een groot deel van de openbare ruimte is aangepakt en de bovengrondse Jansbeek legt een verbinding tussen de middeleeuwse binnenstad en de Rijnkade. Daarnaast zijn in het gebied de afgelopen jaren aansprekende cultuurgebouwen gerealiseerd zoals Rozet en Focus. Naast centrumfuncties heeft het gebied ook een woonfunctie die verder versterkt is door de realisatie van het Paradijs en de ontwikkeling van woningbouw op o.a. het Kerkplein, aan de Trans en Rodenburgstraat.

verplicht Figuur 2.8: De gerealiseerde ontwikkeling 'Het Paradijs'

2.3.2 Ruimtelijke structuur op plangebiedniveau     

De ruimtelijke structuur van de zuidelijke binnenstad is niet los te zien van de ruimtelijke structuur van het plangebied. De panden die in het plangebied stonden waren allemaal bouwkundig slecht en hadden onvoldoende kwaliteit en uitstraling om deel uit te maken van een vitaal centrumgebied.

In het Schetsontwerp Nieuwstraat en omgeving (2011) en de Projectbeschrijving Zuidelijke Binnenstad (2014) is volledige sloop en herontwikkeling daarom het uitgangspunt. De gebouwen zijn inmiddels allemaal gesloopt.

verplicht

Figuur 2.9: Voormalige bebouwing op de hoek Nieuwstraat - Rijnkade

2.4 Verkeer en parkeren     

Rond het centrum van Arnhem ligt een radiale verkeerstructuur. Om het kernwinkelgebied en de binnenstad ligt de centrumring. De hoofdstroom van het verkeer rijdt hierover in een enkele richting, tegen de klok in, rond de binnenstad. Op deze wijze worden de verschillende invalswegen (radialen), vanuit de verschillende richtingen, in Arnhem-Noord met elkaar verbonden. Voor fietsverkeer en het openbaar vervoer is ook de tegenrichting mogelijk te rijden. Door deze structuur is er een zeer goede bereikbaarheid en doorstroming voor alle vervoerwijzen gerealiseerd.

De grotere parkeerlocaties zijn vanaf de centrumring goed bereikbaar. De parkeerlocaties liggen gespreid rondom de binnenstad en verdelen de parkeerders goed over de binnenstad. Fietsers parkeren de fiets op verschillende locaties rondom het centrum. Voor auto's zijn de parkeerlocaties Rozet, Trans, Prinsenhof (koopavonden en weekends) en Broerenstraat nabij het plangebied gelegen.

Het plangebied zelf grenst met drie zijden aan het openbaar gebied. De locatie is via de noordoostzijde (Trans) goed bereikbaar via de centrumring. Laad-/losactiviteiten kunnen vanaf de Trans echter niet plaatsvinden vanwege een stopverbod in verband met de doorstroomfunctie van het verkeer. Via de Rijnkade is het gebied bereikbaar vanuit oostelijke richting. De Nieuwstraat en Rijnkade zijn voetgangersgebied maar binnen venstertijden is expeditie toegestaan. Fietsverkeer kan zowel via de fietspaden langs de centrumring als via de Rijnkade en eventueel Nieuwstraat rijden. Hoewel het een voetgangersgebied is, wordt fietsverkeer buiten winkeltijden toegestaan.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen     

3.1 Inleiding     

De ontwikkellocatie wordt gezien als één van de meest bijzondere in de zuidelijke binnenstad. Met het gereed komen van de Jansbeek eind 2017 en de toekomstige herinrichting van de Rijnkade zijn de randvoorwaarden aanwezig om van dit gebied een bijzondere plek te maken. Daar hoort ook een passend programma bij dat de kwaliteiten van deze plek accentueert. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke, functionele en verkeerskundige uitgangspunten die gelden voor deze locatie. Deze kaders zijn mede gebaseerd op de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040, het Schetsontwerp Nieuwstraat en omgeving (2011) en de Projectbeschrijving Zuidelijke Binnenstad (2014).

De uitgangspunten dragen bij aan de gewenste verbinding tussen de historische binnenstad en de Rijn via de Nieuwstraatcorridor. De inzet in het koersgebied 'Gemengd stedelijk gebied, Binnenstad, brandpunt van de stad' is ook gericht op het doorbreken van de eenzijdige bevolkingsopbouw en het eenzijdige woningaanbod. Een divers woningaanbod, in combinatie met de unieke centrumstedelijke setting biedt uitgelezen kansen om een bijzonder, voor Arnhem aanvullend en concurrerend woonmilieu te creëren dat nieuwe doelgroepen aanspreekt, zoals gezinnen, senioren en tweeverdieners. Dit plan sluit aan op deze ambitie.

verplicht

Figuur 4.1: De Nieuwstraat vormt een belangrijke verbinding tussen de historische binnenstad en de Rijn (fragment uit rapportage Arnhemse Binnenstad van maart 2018)

Voor winkelen ligt de nadruk op toevoeging van trekkers, belevingconcepten en ontbrekende branches en formules. Dit moet gecombineerd worden met (meer) leisure-functies (horeca, hotels en uitgaansgelegenheden) en vergroting van de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte.

3.2 Ruimtelijke opzet en structuur     

3.2.1 Uitgangspunten beeldkwaliteit     

De Nieuwstraat ligt op een prominente plek in de zuidelijke binnenstad en zal ruimtelijk gezien mede vorm gaan geven aan de Nieuwstraat met de Jansbeek, aan het front van de Rijnkade en aan de begrenzing van de Trans - Weerdjessstraat. Een belangrijk stedenbouwkundig uitgangspunt is daarom dat het gebouw zich op representatieve wijze aan deze verschillende omgevingen presenteert. Deze bestaan nu uit verschillende verkeers- en verblijfsruimtes die omringd worden door een mix van bouwstijlen en tijdlagen. De toe te voegen bebouwing moet zich hier op een eigentijdse manier toe verhouden qua schaal, maat en uitstraling. Op die manier wordt het gebied een deel van de binnenstad die in de structuur naadloos aansluit maar wel een nieuw stuk stad met eigen karakter en identiteit vormt. Voor volumes boven de gemiddelde hoogte van de stad is extra aandacht nodig in architectuur, plaatsing, detaillering etc. waardoor ze een verrijking voor het stadsbeeld worden.Voor alle volumes in het bouwblok geldt dat er in principe op de begane grond in de rooilijn wordt gebouwd. Daarmee ontstaat een sterke en gesloten gevelwand, passend bij deze binnenstedelijke locatie

Gelet op de welstandskaart geldt voor dit plangebied de lichte welstandstoets. Deze kaders gaan nog uit van de situatie waarin de zuidelijke binnenstad met name bestond uit bebouwing uit de wederopbouwperiode. Inmiddels is het gebied in ontwikkeling en vormt de ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt. Om die reden is afgesproken dat het bouwplan voorgelegd wordt aan het kwaliteitsteam Zuidelijke Binnenstad ter advisering.

3.2.2 Beschrijving bouwplan     

Gebiedsontwikkelaar AM heeft deze tender gewonnen en gaat het project uitvoeren. In deze paragraaf wordt het bouwplan omschreven.

verplicht

Figuur 4.2: Weergave van mix aan nieuwbouwvolumes aan de verschillende openbare ruimten

(bron: Het Kadehuis Arnhem, Q-team 16 januari 2020, Barcode Architects)

Bouwvolume hoek Weerdjesstraat - Trans

Dit deel van het gebouw ligt op de hoek van de Nieuwstraat en de Weerdjesstraat - Trans. Dit is een deel van de centrumring en daarmee een belangrijke verbinding op stadsniveau. De straat is heringericht als doorgaande groene stadsstraat waar aan gewoond wordt met meer ruimte voor groen en langzaam verkeer. Bij de kruising Nieuwstraat en de Weerdjesstraat is een dubbele voetgangersoversteek aangelegd met als doel de verbinding tussen de historische binnenstad en de zuidelijke binnenstad te verbeteren. Aan de Weerdjesstraat ligt een belangrijke parkeervoorziening voor de (zuidelijke) binnenstad, de Trans. Deze is omrand met een bomenrij. De nieuwbouw aan de Weerdjesstraat/Trans wordt ingebed in deze grotere stedelijke context.

Een goede verhouding tussen de bebouwing en de openbare ruimte vraagt om een gebouw met een open, publiekgerichte begane grondvloer met daarboven maximaal 6 woonlagen. De vormgeving van het gebouw met een hoge begane grondvloer met voorzieningen draagt bij aan een betere zichtbaarheid van de locatie en een logische routing richting de Rijn.

verplicht

Figuur 4.3: Impressie nieuwbouw hoek Trans - Nieuwstraat (bron: Het Kadehuis Arnhem, Q-team 16 januari 2020, Barcode Architects)

Bouwvolume Middengebied Nieuwstraat

Aan de Nieuwstraat zelf geeft de nieuwbouw mede vorm aan het voetgangersgebied met de Jansbeek. Ook hier zorgt een hoge begane grondlaag met voorzieningen (eventueel in combinatie met wonen) en de mogelijkheid voor terrassen (waarbij de mogelijkheden voor terrassen verder worden uitgewerkt in het terrassenbeleid) voor een levendige stadsstraat. Voor een goede overgang met de vooroorlogse bebouwing aan de overzijde van de straat is de hoogte voor dit deel van het gebouw wat lager dan op de hoeken. Uitgegaan wordt van een begane grondlaag met daarboven maximaal 4 woonlagen. Bovenop de vier woonlagen kunnen de installaties worden geplaatst, mits deze niet zichtbaar zijn vanaf de Nieuwstraat.

verplicht

Figuur 4.4: Impressie bebouwing nieuwbouw Nieuwstraat (bron: Het Kadehuis Arnhem, Q-team 16 januari 2020, Barcode Architects)

Bouwvolume Rijnkade

De nieuwbouw aan de Rijnkade maakt onderdeel uit van het kadeprofiel dat loopt van brug tot brug. Ook de zichtbaarheid vanaf (de overkant van) het water en de beide bruggen over de Rijn is een belangrijk ontwerpopgave voor deze locatie. Gezien de grote maat van de rivier en bijzondere positie van de Nieuwstraatcorridor kan aan dit deel van het blok een hoger volume gebouwd worden bestaande uit een begane grondlaag met daarboven maximaal 6 bouwlagen. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de bebouwing op deze bijzondere hoek.

verplicht

Figuur 4.5: Impressie bebouwing nieuwe Hoek Nieuwstraat - Rijnkade. (bron: Het Kadehuis Arnhem, Q-team 16 januari 2020, Barcode Architects)

3.3 Programma Nieuwstraat     

3.3.1 Uitgangspunten gemeentelijk beleid     

Economische, maatschappelijke en technische ontwikkelingen in de retail vragen om een nieuwe invulling van de binnenstad. Winkelen blijft belangrijk, maar is niet (meer) genoeg om binnensteden aantrekkelijk te houden. Omdat een aantrekkelijke binnenstad van levensbelang is voor de stad is in de de rapportage Arnhemse Binnenstad (maart 2018) een integrale strategie neergezet die uitgaat van eigen Arnhemse kwaliteiten. De visie gaat uit van een levendig stadshart met ook luwtegebieden, waar afwisseling en creativiteit de bindende kracht is geworden en meer ruimte is voor horeca, cultuur en ambachtelijke bedrijfjes en wonen

De inzet op Arnhemse kwaliteit gebeurt op basis van een aantal strategische principes:

- Benadrukken en vieren van de reeds bestaande kwaliteiten van onze stad;

- Retail positioneren als vraagstuk voor ondernemers, overheid en onderwijs om gezamelijk de benodigde transitie vorm te geven;

- de ruimtelijke en openbare kwaliteit benadrukken als randvoorwaarden voor een aantrekkelijke, gastvrije binnenstad;

- de koers bepalen voor een bereikbare Arnhemse binnenstad voor alle modaliteiten.

Arnhem heeft in "De Arnhemse Binnensta 2015" gekozen voor een binnenstad die naast een plek om te winkelen, nog meer een plek is om te ontmoeten. De te onderscheiden routes, rode (en groene) lopers bieden daarmee samen met de entrees kansen voor creativiteit en innovatie. In de relatieve luwte rond het kernwinkelgebied ontstaat weer ruimte voor functies die decennia lang uit de binnenstad verdrongen zijn door retail, zoals wonen, maar ook ambachten en bedrijven in de maakindustrie.

Eén van de rode lopers is de Nieuwstraatcorridor naar de Rijnkade met horeca-strip, uitmonding van de Sint Jansbeek en de stap over de Rijn.

verplicht

Figuur 3.2: uitsnede Visie Arnhemse Binnenstad

Horeca

Mise-en Place, de Arnhemse horecavisie 2017, geeft de uitgangspunten voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn is een ruimtelijk-economische horecavisie die horecaontwikkeling stimuleert en bijdraagt aan de kwaliteit en identiteit van de stad. Het primaat van de horeca ligt in de binnenstad. Voor de stadsdelen, woonwijken en industriegebieden is geen specifieke visie opgenomen, omdat het zwaartepunt in deze gebieden niet op horeca is gevestigd.

In de horecavisie is vastgelegd welke horecacategorie in welk deelgebied het meest kansrijk is en past bij het DNA en de functie van het gebied. Deze gebieden worden in de horecavisie focusgebieden genoemd. Het plangebied maakt deel uit van het Focusgebied Rijnkade. Voor dit gebied gaat het beleid uit van een verdere versterking van de horecastrip gericht op de kade en het verder ontwikkelen van het restaurant aanbod.

Detailhandel

De detailhandelsvisie Arnhem 2016-2021 (2016) formuleert als belangrijke opgave voor de binnenstad het versterken van de bovenregionale winkelfunctie van dit gebied. De detailhandel is de laatste tijd snel en structureel veranderd onder invloed van onder andere technologische en economische ontwikkelingen en een veranderende samenstelling van de bevolking. De wensen en het koopgedrag van consumenten zijn gewijzigd: ze kopen vaker en meer bij internetwinkels en laten producten thuis of bij afhaalpunten bezorgen.

Het beleid laat consumenten en bezoekers de weg terugvinden naar de binnenstad door in te spelen op beleving en gastvrijheid. Dit onder andere door 'blurring': mengvormen van horeca en detailhandel die kunnen bijdragen aan een betere beleving van de binnenstad. Tevens wordt ingezet op gezamenlijke acquisitie om ontbrekende vormen van detailhandel aan te trekken. Om ervoor te zorgen dat bezoekers makkelijker hun route vinden zet het beleid zich in voor een compactere binnenstad. Buiten het kernwinkelgebied kunnen de aanloopstraten ingevuld worden met andere functies dan detailhandel. De straten om de winkel-as heen zullen vooral de Arnhemse identiteit uitdragen en kunnen Arnhem onderscheidend maken.

verplicht

Figuur 3.3 De straten die deel uitmaken van het kernwinkelgebied

De Nieuwstraat is een belangrijke verbindingsstraat tussen de Rijnkade en het kernwinkelgebied. De mix aan functies die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen de koers voor aantrekkelijke en afwisselende aanloopstraten. Om het afwisselende karakter te borgen zijn in de regels van dit bestemmingsplan maximale oppervlaktes opgenomen voor de centrumfuncties.

Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik/transformatie van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het prioriteren, beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in het centrum van de stad (o.a. Arnhem Centraal). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst. Het plangebied is geen locatie waar nieuwe kantoren gewenst zijn. Dit bestemmingsplan maakt dan ook geen kantoren mogelijk.

Wonen

De Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie, vastgesteld in 2015) vormen tezamen de actualisering van de Woonvisie 2015 en de strategische koers die er voor moet zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.

De onderstaande vier pijlers vormen de hoofddoelen van de Woonprincipes:

  1. Duurzaam betaalbaar; hierbij zorgen we dat er voor elk inkomen voldoende passende sociale en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Daarbij sturen we niet alleen op aantallen, maar streven we ook naar een goede prijskwaliteit en op de duurzaamheid van woningen in de nieuwbouw en in de bestaande woningvoorraad.
  2. Levensloopgeschikt wonen; door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden in Arnhem.
  3. Aantrekkelijke woonstad; Arnhem heeft door zijn centrale ligging een bijzondere ruimtelijke en groene kwaliteit. Met de binnenstad, de Rijn en stadsparken in combinatie met wonen, leren, werken en verblijven maakt het de stad vitaler. Arnhem wil een aantrekkelijke woonstad zijn en blijven voor haar huidige inwoners, maar ook meer studenten en midden en hoge inkomens aan zich binden door het bieden van aantrekkelijke, levendige of bijzondere woonmilieus.
  4. Wijken met identiteit; Elke wijk heeft zijn eigen herkenbare identiteit die recht doet aan de beleving van haar inwoners. Met deze variëteit wil de stad inzetten op een duurzame woon- en leefomgeving waar bewoners trots zijn op hun wijk, waar ze zich thuis en ook zelf verantwoordelijk voor voelen. Dat palet van eigen identiteit en karakters van wijken draagt bij aan de aantrekkingskracht van Arnhem als woonstad.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er in Arnhem behoefte is aan nieuwe woningen. Een belangrijk deel van deze nieuwbouw is gewenst in het segment 'centrumstedelijk wonen'. Deze herontwikkeling voorziet in deze behoefte. Het plan draagt ook bij aan de pijlers van de woonprincipes 2025. Het plan besteed aandacht aan levensloopgeschikt wonen door appartementen te realiseren. Ook draagt deze ontwikkeling nadrukkelijk bij aan de derde pijler door aantrekkelijke en unieke woningen te voorzien in de dure en middeldure koop. Voor een uitgebreidere onderbouwing van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte wordt verwezen naar Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3.2 Programma Nieuwstraat     

Een goede mix van aantrekkelijke publiekgerichte functies en een woningbouwprogramma dat kwaliteit toevoegt is een belangrijke voorwaarde voor een levendige verbinding tussen het historische centrum en de Rijn. Om dit te realiseren wordt een actieve begane grond (plint) in de Nieuwstraat gerealiseerd waarbij diverse centrumfuncties mogelijk zijn; horeca-, culturele, maatschappelijke functies detailhandel, dienstverlening en ambachtelijke bedrijven waaronder ook een kleinschalige koffiebranderij. Dit bestemmingsplan maakt verschillende horecaconcepten met terrassen mogelijk die aansluiten bij de koers uit de horecavisie. Voor horeca wordt uitgegaan van lunch- en tearooms en restaurants (horeca 1 en horeca 3). Onder voorwaarden is op de de bovenstaande bouwlagen ook een rooftopbar mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld een cocktail- of wijnbar, mits deze goed kan worden ingepast.

Om ervoor te zorgen dat de begane grond bestaat uit een mix aan functies en er niet 1 functie domineert zijn er in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Centrum' in artikel Specifieke gebruiksregels maximale oppervlakten per functie opgenomen.

Op de verdiepingen wordt een mix van (grondgebonden) stadswoningen en appartementen gerealiseerd. De doelgroep voor deze plek en dit woningtype is met name stellen/ tweeverdieners (jong en oud). Met name het op de hoek van Rijnkade en Nieuwstraat gelegen deel van deze locatie is bijzonder geschikt voor grote appartementen in het hoogste segment om ook de gewenste hogere inkomensgroep naar de (binnen)stad te trekken.

3.4 Uitgangspunten duurzaamheid     

3.4.1 Landelijke regelgeving     

Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs

aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.

Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD.

3.4.2 Gemeentelijke visie     

Arnhem zet met haar nieuwe energietransitie in op een transitie van fossiele naar duurzame energiebronnen en toepassen van energiebesparing, ook wel: het spoor van 'adaptie'. Het gaat om grotere extremen met betrekking tot waterberging en - afvoer en temperatuur/ hitte. Steden zijn gevoelig voor zulke extremen; er ontstaat snel overlast, schade en risico's. In de structuurvisie gaat het zowel om bijdragen aan energietransitie/mitigatie als over de voorbereiding en aanpassing van de stad op klimaatverandering. In de Structuurvisie 2020-2040 is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Voor nu en in de toekomst, onder invloed van de klimaatverandering, wordt tenminste gestreefd naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's.

In januari 2020 heeft de gemeenteraad van Arnhem het programmaplan New energy made in Arnhem (NemiA) 2020-2030 vastgesteld. De doelstelling van het actieprogramma is 61% CO2-reductie ten opzichte van 2017 in 2030 met als tussendoelstelling 25% in 2023. Deze reductie wordt grotendeels gerealiseerd door het actieprogramma NemiA 2030 en overige programma’s binnen de gemeente. Een deel van de reductie komt van autonome ontwikkeling, de resterende opgave zullen wij van buiten de

gemeentegrens moeten halen of hier in de komende jaren aanvullende ambities op formuleren.

Arnhem circulair

In de meerjarenprogrammabegroting (hierna: MJPB) 2018-2021 is aangegeven dat Arnhem streeft naar efficiënt en maatschappelijk verantwoord omgaan met producten, materialen, hulpbronnen en het sluiten van kringlopen, binnen ecologische randvoorwaarden zodat ook toekomstige generaties toegang tot materiële welvaart behouden. Dat betekent ook: werken aan nieuwe innovatieve vormen van (lokale en regionale) duurzame voedselvoorziening gericht op gezonder leven.

Hittestress

Voor hitte ligt de nadruk op de toename in de toekomst van het aantal zomerse en zelfs tropische dagen. In het realiseren van een prettig stadsklimaat wil de gemeente optimaal gebruik maken van de (huidige) gunstige uitgangssituatie van natuurlijke luchtstromen die van de hoger gelegen stadsranden en vanuit de rivierzone de stad in stromen en zorgen voor koeling en tevens een goede luchtkwaliteit. Ook het groene karakter van de stad draagt daaraan in grote mate bij.

De opwarming van de stad tijdens warme, tropische dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. In de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven. Bepaalde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming (stedelijke hitte-eilanden), wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben. De Arnhemse binnenstad en directe omgeving is zo'n gebied (zie klimaatkaart rode gebieden).

verplicht

Figuur 5.1: Hittekaart van Arnhem 2010 .

verplicht

Figuur 5.2: Hittekaart van Arnhem 2010 (uitsnede binnenstad).

Het plangebied is gelegen in één van de meest hitte-gevoelige gebieden met nadelige gevolgen voor het leefklimaat van de buitenruimte en voor het binnenklimaat (rode gebieden op Hitte-attentiekaart). Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling kan gedacht worden aan de volgende maatregelen:

  • gebouwen waar mogelijk voorzien van verticaal groen en dakgroen ter voorkoming opwarming van het gebouw zelf en uitstraling warmte naar directe omgeving, tevens een belangrijke verblijfsruimte in de binnenstad. Het vergroenen van de zuid- en westgevels is hierbij zeer wenselijk. Dakgroen is vooral effectief voor een beter binnenklimaat (en daarmee de energievraag);
  • de openbare ruimte rondom gebouwen zoveel mogelijk vergroenen en 'ontstenen'. Het planten van extra bomen lijkt hierin een zeer kansrijke maatregel. Deze maatregelen dragen ook bij aan het verminderen van overlast bij extreme regenval;
  • gebruik maken van de juiste materialen voor de gebouwen waarmee de opwarming van de gebouwen (vasthouden van energie, warmte uit de zon overdag en afgeven warmte 's avonds en 's nachts) en de omgeving wordt verminderd;
  • voorkomen dat zonnestraling kan doordringen tot in het gebouwen middels het aanbrengen van zonwering.

verplicht

Figuur 5.3: Hitte-attentiekaart van Arnhem

3.4.3 Planspecifiek     

Een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingsproject is duurzaamheid. Duurzaamheid is daarbij een breed begrip, dat niet alleen gaat over energiegebruik en energieopwekking maar ook over sociale duurzaamheid, circulariteit en hoe duurzaam de mogelijkheden voor het gebruik van het gebouw in de toekomst zijn. In de koopovereenkomst wordt afgesproken dat in de ontwikkeling maatregelen worden meegenomen om de volgende doelen te bereiken.

Energieneutraal wonen

Voor de nieuwbouw wordt uitgegaan van energiezuinig wonen. Dit is een EPC norm van 0,15 (of een andere norm voor duurzame nieuwbouw).

Circulair en Flexibel bouwen

Het ontwikkelingsproject zet een stap naar een circulaire bouw- en vastgoedsector. De Rijksoverheid heeft als doelstelling Nederland Circulair in 2050. In een circulaire economie wordt afgestapt van de lijn 'produceren, consumeren en daarna weggooien'. Circulair bouwen betekent grondstoffen en materialen zo hoogwaardig mogelijk gebruiken en maximaal hergebruiken. Bij circulaire nieuwbouw houdt dit concreet in dat stil wordt gestaan bij de toekomstige gebruiksfunctie.

Klimaat adaptief ontwerp

Het ontwikkelingsproject anticipeert op toenemende piekbuien, hittestress door hogere piektemperaturen, langere droge perioden en een verlies in biodiversiteit. Het gebouw wordt rainproof gemaakt door een combinatie van een van de volgende oplossingen: het aanleggen van een gelaagd waterbufferstysteem in combinatie met infiltratiekratten of sedumdaken onder PV-panelen, groene daken, een balkonbuffer en een centrale overslag.

In het ontwerp wordt groen ingepast door beplanting op daken en in de gezamenlijke binnentuin. Dit draagt bij aan de insectenpopulatie. Ook zijn in het ontwerp nestelmogelijkheden geïntegreerd voor lokaal voorkomende vogels, vleermuizen en insecten.

Reduceren van hittestress

De nieuwbouw draagt bij aan de reductie van hittestress in de binnenstad. In het ontwerp wordt rekening gehouden met:

1. Reductie verharding en verstening: het verhard oppervlak wordt gereduceerd door waar mogelijk groene en blauwe daken toe te passen, ook onder de PV-panelen. Op de daken en balkons komen groenelementen en verhardingselementen die minder opnemen zoals hout.

2. Reductie uitstoot: alle woningen worden duurzaam verwarmd en gekoeld, dus zonder gas. In het plan is tevens de mogelijkhed opgenomen voor een Mobiliteitshub die wordt uitgerust met elektrische fietsen en elektrische (deel)auto's, waarmee de uitstoot van fossiele mobiliteit wordt gereduceerd.

3. Effecten dichtheid: een slim ontwerp met getrapte terrassen en setbacks, minimaliseert het vasthoudende canyon effect van de stadstraten waardoor hitte 's nachts minder lang in de stad blijft hangen en schaduwwerking wordt gecreëerd op en om het gebouw die de zoninstraling op verharding beperkt.

4. Natuurlijke effecten: beplanting op daken en balkons in aanvulling op de al aanwezige Rijn en de waterpartij in de Nieuwstraat heeft een koelend effect.

Gezond en prettig leefklimaat

Luchtkwaliteit, groen en ontmoeten zijn belangrijke uitgangspunten in het ontwikkelingsplan. Het doel is om met deze ruimtelijke gezondheidsfactoren de levenskwaliteit van de Arnhemmers te verbeteren.

- Luchtkwaliteit; de nieuwbouw kan bijvoorbeeld bijdragen aan een gezonde binnen- en buitenlucht door een CO2 gestuurd ventilatiesysteem. Ook zorgt de inpassing van groen in het plan voor een hoge stikstofopname in het plangebied.

- Groen; in het bouwplan wordt hoogwaardig groen geïmplementeerd in het plan. Dit gebeurt bijvoorbeeld op de daken, in de gevels en op de balkons.

- Ontmoeten; het levendige en gemengde programma van de Nieuwstraat voorziet in een uitstekende mogelijkheid voor een stedelijk leven, waarbij de bewoners de stad als woonkamer gebruiken en de eigen woning een rustpunt is.

Sociale duurzaamheid

De Nieuwstraat moet een sociale, veilige en bruisende stadsstraat worden. Dit wordt gedaan door het toevoegen van zichtlijnen, groen en een plintenplan. De zichtlijnen zorgen voor verbondenheid nabij en een gevoel van vrijheid ver weg. De woningen hebben zicht op de straat en op de binnentuin Zichtbaar groen heeft een kalmerend effect op bezoekers en bewoners. De functies in de plint zorgen voor levendigheid op straat en daarmee voor veiligheid.

3.5 Mobiliteit en parkeren     

3.5.1 Gemeentelijke visie     

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte.

3.5.2 Autobereikbaarheid     

De appartementen zijn per auto bereikbaar via de stallingsgarage die ontsloten wordt vanaf de Trans. Om ervoor te zorgen dat automobilisten veilig kunnen invoegen op de centrumring is in het ontwerp van de uitrit rekening gehouden met het zicht op de Trans en Weerdjesstraat.

Voor het autoparkeren gelden de vastgestelde gemeentelijke parkeernormen. In de binnenstad komt dat, bij een gemengd woonprogramma, neer op gemiddeld 1 parkeerplaats per wooneenheid. Omdat de bewoners beschikken over een parkeerplaats komen zij niet in aanmerking voor een parkeervergunning of bewonersabonnement. Dit wordt opgenomen in de koopovereenkomst met kettingbeding. In artikel 3.4 van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen die de ontwikkelaar verplicht te zorgen voor voldoende parkeerplaatsen. Voor bezoekers (voor de bewoners of aan de (commerciële) functies op de begane grond hoeven) geen extra parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Deze groep maakt gebruik van de bestaande openbare parkeergelegenheid in de binnenstad.

3.5.3 Fiets- en voetgangersbereikbaarheid     

Fietsverkeer en voetgangers kunnen zowel via de fiets- wandelpaden langs de centrumring als via de Rijnkade en eventueel Nieuwstraat het plangebied bereiken. Hoewel het een voetgangersgebied is, wordt fietsverkeer buiten winkeltijden toegestaan. Door de verbeterde oversteekplaats op de kruising Trans - Nieuwstraat is het gebied vanuit de historische binnenstad veiliger te bereiken dan voorheen.

In artikel 3.4 van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen die de ontwikkelaar verplicht te zorgen voor voldoende ruimte voor fietsparkeren.

3.5.4 Laden en lossen     

Om de doorstroming op de Trans te garanderen vindt het laden en lossen plaats via de Rijnkade en Nieuwstraat.

3.5.5 Mobiliteitshub     

In de nieuwbouw kan tevens een zogenaamde mobiliteitshub worden gerealiseerd. Het delen van voertuigen staat centraal in deze voorziening, waardoor autobezit kan worden teruggebracht en het gebruik van energiezuinige vervoersmiddelen wordt gestimuleerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten     

4.1 Inleiding     

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten onderbouwd.

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.De Handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG is een belangrijk hulpmiddel hierbij.

4.2 Geluid     

4.2.1 Algemeen     

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Daarbij moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen daarvan voor geluidgevoelige objecten. In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.

Het wettelijk normenstelsel kent voorts voorkeurswaarden en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er wettelijk geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde). Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogeregrenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

4.2.2 Situatie plangebied     

DGMR heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan het rapport 'Milieuonderzoeken geluid en luchtkwaliteit voor de Nieuwbouw aan de Nieuwstraat Arnhem' (M.2019.0259.00.R001), Onderzoek geluid, hinder en luchtkwaliteit, opgesteld. In het onderzoek is onderzocht wat de milieueffecten zijn wanneer wordt uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan. Dit rapport gaat over geluid in het kader van de Wet geluidhinder, hinder en luchtkwaliteit.

In deze paragraaf worden de uitkomsten van het onderdeel geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai besproken. In het rapport is onderzocht wat de akoestische effecten zijn op het plangebied door de Trans, de Mandelabrug en 30 km/uur wegen. De geluidbelasting ten gevolge van de Mandelabrug en 30 km/uur wegen blijven onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Trans veroorzaakt een geluidbelasting van maximaal 62 dB op de Nieuwbouw - gevel aan de Trans. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden, maar wordt wel voldaan aan de maximale toelaatbare waarde van 63 dB. Voor de Trans is in het rapport de toepasbaarheid van maatregelen beschouwd. Dit zijn maatregelen aan de bron (het wegverkeer) of overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld een geluidsscherm). Deze maatregelen stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, financiële, vervoerskundige, verkeerskundige en financiële aard zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Omdat er geen maatregelen kunnen worden getroffen moeten hogere waarden worden verleend om het plan mogelijk maken. Tegelijkertijd met de bestemmingsplan-procedure zijn hogere waarden vastgesteld door het college van B&W.

Cumulatie van geluid (weg- en bedrijvigheid) is niet aanwezig. Voor de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld geldt als voorwaarde een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Als gevolg van de hogere waarden moet bij de uitwerking van het ontwerp rekening gehouden worden met het realiseren van maatregelen bij de ontvanger om een aanvaardbaar binnenklimaat te waarborgen.

4.3 Hinder     

4.3.1 Algemeen     

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Zonering, afstand houden, is een belangrijk middel om hinder te voorkomen. Wanneer bedrijven zonder meer naast een gevoelige functie worden gerealiseerd bestaat de mogelijkheid tot een onaanvaardbare inbreuk op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook helpt zoneren ervoor dat bestaande bedrijven niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. De VNG-brochure bevat een aantal richtafstanden, waarvan volgens vaste jurisprudentie slechts gemotiveerd van mag worden afgeweken. Per bedrijf is in de VNG-brochure in beeld gebracht welke richtafstand aan de orde is voor de aspecten geluid, geur, stof en externe veiligheid.

4.3.2 Situatie plangebied     

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld te worden gebracht. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van activiteiten opgenomen waarbij inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 milieucategorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit milieucategorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit milieucategorie 6 bijz0nder veel hinder veroorzaakt.

Op basis van bovengenoemde VNG brochure geldt voor inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen het omgevingstype woongebied of gemengd gebied (wonen naast werken). Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.

Binnen een gemengd gebied kan de richtafstand worden verkleind zonder dat dit ten koste gaat van het woon-en leefklimaat.

De bestemming binnen het plangebied is Centrumdoeleinden waaronder wonen en horeca. Het gebied kan worden getypeerd als een gemengd gebied met een duidelijke functiemenging waarbij een andere categorie-indeling geldt namelijk A,B en C.

Bij categorie A activiteiten gaat het om activiteiten die weinig milieubelastend zijn en aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Categorie B activiteiten zijn activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen dienen plaats te vinden. Categorie C inrichtingen zijn inrichtingen zoals bedoeld onder B maar dan vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking op een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen.

Binnen de gebieden met een duidelijke functiemenging is kleinschalige horeca een categorie A inrichting, kleinschalige (ambachtelijke) bedrijven en discotheken en muziekcafés zijn categorie B inrichtingen.

In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is er een milieukundig onderzoek uitgevoerd, "Milieuonderzoeken geluid en luchtkwaliteit voor de nieuwbouw aan de Nieuwstraat Arnhem", DGMR.

Hierbij is onder andere gekeken naar het milieuaspect geluid . Uit bovengenoemd onderzoek volgt dat het stemgeluid vanwege de nieuwe terrassen in de avondperiode maximaal 57 dB(A) bedraagt. Hierbij is uitgegaan van een worstcase scenario met een relatief hoge bezettingsgraad terwijl terrassen vanwege de weersomstandigheden delen van het jaar niet (volledig) bezet zijn. Daarom wordt de 57 dB(A) aanvaardbaar geacht, mede gezien jurisprudentie die aangeeft dat voor het gebruik van terrassen kan worden uitgegaan van de representatieve bedrijfssituatie en niet van het worstcase scenario.

Op basis van het beleidsplan geluid ligt het gebied binnen het omgevingstype Centrum met als kenmerk plaatselijk lawaaiig. Dit is van toepassing op de Nieuwstraat omdat in de rapportage "De Arnhemse binnenstad (2018) wordt gezien als een belangrijke corridor die de middeleeuwse binnenstad verbindt met de binnenstadschil en de Rijnkade met horeca. In de corridors wil de gemeente publiekgerichte functies stimuleren en daarmee zorgen voor een levendige route. Dit betekent dat voor de bedrijven (horeca) binnen het omgevingstype Centrum ter hoogte van de Nieuwstraat als plafondwaarde een geluidbelasting van 60 dB(A) etmaalwaarde geldt.

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidbelasting door de bedrijvigheid binnen het plangebied lager is dan 60 dB(A).

Bedrijvigheid (horeca) en wonen aan de Rijnkade is op basis van het huidige bestemmingsplan al mogelijk. Het plan voorziet in dezelfde activiteiten en sluit aan op de reeds bestaande activiteiten in de omgeving.

Dit betekent dat er vanuit hinder (door bedrijven) geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit     

4.4.1 Algemeen     

Wet Luchtkwaliteit 2017

De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag niet worden overschreden;
    2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag niet worden overschreden;
    2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Niet in betekenende mate

In de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) zijn regels vastgelegd waaronder projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit, toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden of dreigen overschreden te worden, een verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt, kunnen bij ministeriële regeling bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën worden aangewezen waarbinnen geen gebruik kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit de Wet Milieubeheer te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2010 - 2014.

4.4.2 Situatie plangebied     

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier – op basis van in te voeren verkeersgegevens - worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Het omslagpunt waarbij een woningbouwproject eventueel een bijdrage van betekenis kan leveren ligt bij circa 1250 voertuigbewegingen (auto's) per etmaal.Daarnaast wordt opgemerkt dat een woning niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

In het onderzoek van DGMR, Bijlage 7, is met behulp van de NIBM tool (versie 15 mei 2018) de concentratie NO2 en PM10 vanwege het nieuwbouwplan bepaald. Uit het NSL blijkt dat aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Het aantal overschrijdingsdagen PM10 is minder dan 35 dagen (grenswaarde uit Wet milieubeheer). De vastgestelde totale concentratie is lager dan de grens van 1.2 µg/m3. De bijdrage vanwege het plan is daarmee niet in betekende mate. Ook is geen dreiging van een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet Milieubeheer aanwezig. Voor het plan is daarmee geen aanvullend onderzoek nodig en het aspect luchtkwaliteit is daarmee geen bezwaar voor de realisatie van het plan.

4.5 Externe veiligheid     

4.5.1 Situatie plangebied     

Er is getoetst aan de landelijke regelegeving op het gebied van externe veiligheid. Het plangebied voorziet niet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

4.6 Groen en ecologie     

4.6.1 Groen en ecologie     

Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur) De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd. De Wnb stelt specifieke kaders voor de instandhoudingsgebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn Veluwe en Rijntakken. Daarnaast bevat de Wnb regels met betrekking tot bescherming van soorten. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Alleen opzettelijk verrichte handelingen zijn strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen onder voorwaarden ontheffing verlenen van de verboden.

Groenvisie 2017-2035

De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.

Specifieke opgave voor het centrum (stadskern) is het vergroenen van de openbare ruimte en de gebouwen (verkoeling) en het versterken van het leefgebied van doelsoorten: gierzwaluw, huiszwaluw, huismus, zwarte roodstaart, gewone dwergvleermuis, oranjetipje, dagpauwoog en bijen, inclusief inheemse vegetatie (Natuurvriendelijke stad).

De visie zorgt voor een actualisatie van de Arnhemse regels met betrekking tot groencompensatie. In de Groenvisie zijn nu de actuele Arnhemse regels groencompensatie 2017 opgenomen. Uitgangspunt blijft dat de totale groenbalans in de stad neutraal moet blijven of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen, dan wordt dat gecompenseerd. Eerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de boomopstanden gestort in het Groenfonds.

4.6.2 Situatie plangebied     

Op 14 oktober 2014 is door Ekoza, projectnummer 14.008, 'Ecologisch nader onderzoek. Kunstencluster en Bartok, Arnhem' een flora- en fauna onderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het in dit onderzoek onderzochte gebied bestrijkt een grotere oppervlakte dan het plangebied. Het gebied wordt globaal begrenst door de Rodenburgstraat, Broerenstraat, Kleine oord, Vossenstraat en Rijnkade.

Uit het onderzoek volgen de volgende conclusies en aanbevelingen. Opgemerkt wordt dat men te allen tijde de zorgplicht in acht dient te nemen. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 Wet natuurbescherming (Wnb)

Op 13 oktober 2017 is een aanvraag van de gemeente Arnhem ingediend voor een ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 van de Wnb op grond van artikel 3.1 lid 2 en lid 4 en artikel 3.5 lid 2 en lid 4 voor het opzettelijk beschadigen, vernielen, wegnemen van nesten en verstoren van Huismus, het opzettelijk verstoren en het beschadigen en vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de Gewone dwergvleermuis. De ontheffing wordt aangevraagd in het kader van het in de wet genoemde belang volksgezondheid of openbare veiligheid of dwingende reden van openbaar belang. De Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben de ontheffing verleend. Wel worden er enkele voorschriften gesteld in de ontheffing. Onderdeel van deze voorschriften zijn permanente mitigerende maatregelen. Deze houden in dat:

  1. Huismus: In de nieuwbouwsituatie zullen er minimaal 10 betonkasten van het type vivara 90060 (zichtbaar of onzichtbaar) worden ingemetseld waarvan minimaal 5 rond de hoek Nieuwstraat en Rijnkade.
  2. Vleermuis; In de nieuwbouwsituatie worden 4 vleermuiskasten aangebracht. Deze worden in de vorm van 4 vleermuisschalen type Schwegler 2FE dubbel tegen enkele van de nieuwe woningen geplaatst.

Groenbalans

De vigerende bestemmingsplannen bevatten geen planologisch of feitelijk groen. Er kan daarom geen groenbalans worden opgesteld.

Stimulans biodiversiteit

In het bouwplan wordt groen ingepast waardoor de lokale biodiversiteit een boost krijgt. De beplantingen dragen bij aan de insectenpopulatie. In het ontwerp zijn nestelmogelijkheden geïntegreerd voor lokaal voorkomende vogels, vleermuizen en insecten.

Toets aan Wet Natuurbescherming - Natura 2000-gebieden

De dichtsbijzijnde stikstofgevoelige natuurgebieden zijn de Veluwe en de Rijntakken. Beide liggen op ongeveer 2,5 kilometer van de planlocatie. DGMR heeft in opdracht van de gemeente Arnhem onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie (Onderzoek stikstofdepositie, Onderzoek - Kadehuis Nieuwstraat Arnhem, M.2019.1208.02.R001, 12 maart 2020). Uit de berekening volgt dat het plan zowel in de gebruiks- als in de bouwfase geen relevante bijdrage heeft op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in de omgeving. De berekende depositie voldoet voor beide situaties aan de afgeronde grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd.

4.7 Water     

4.7.1 Algemeen     

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 uit 2015. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.

In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Beleidslijn grote rivieren

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Provinciaal en regionaal beleid

Het provincie is aanspreekpunt voor drie watergerelateerde zaken:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Beleid waterschap en gemeente

De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Het geactualiseerde Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) vastgesteld op 14 november 2018. Het plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel door het verminderen van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast door klimaatverandering en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
    1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
    2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
    3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
    4. Bewustwording.
  • Aanpak wateroverlast Arnhem-Noord (vastgesteld 2 november 2015). Het plan heeft tot doel om Arnhem en vooral Arnhem-Noord, beter waterbestendig te maken tegen zware regenbuien. Daarom zal over elk plan een waterscan worden gelegd. Tijdens werkzaamheden in de openbare ruimte worden ruimtelijke maatregelen genomen die wateroverlast verminderen dan wel beperken.

Resumé 

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
  • bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein;
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie;
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan;
  • ontwikkelingen moeten bijdragen aan het verminderen of beperken van wateroverlast;
  • ontwikkelingen en herinrichtingen moeten klimaatbestendig en waterrobuust ingericht worden.

Hemelwaterafvoer

In Arnhem hanteren we het uitgangspunt dat voor afvoer van hemelwater van het dak verwerking op eigen terrein dient plaats te vinden (bv. middels infiltratie). Berging op het dak middels bijvoorbeeld een sedum-dak of vegetatiedak kunnen opties zijn. Echter is het een keuze van de eigenaar/ ontwikkelaar van de locatie zelf hoe dat wordt vorm gegeven. In Arnhem wordt als uitgangspunt een bui van ongeveer 40 mm in een uur gehanteerd.

4.7.2 Specifiek op het plangebied     

Watertoetstabel 

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn. Wanneer er “ja” wordt geantwoord op een vraag met een intensiteit van 2, is het belangrijk om dit onderwerp goed te analyseren en het waterschap mee te nemen in de plannen. Aan de hand van deze watertoetstabel wordt in beeld gebracht welke wateraspecten relevant zijn voor het Kadehuis.

verplicht

Veiligheid 

De ontwikkeling van het Kadehuis mag geen nadelige invloed hebben op de waterkering. Op ongeveer 14 meter afstand van de geplande bouw begint de referentielijn en de kernzone van de primaire waterkering. Vanaf de referentielijn is een PVVR (Profiel van vrije ruimte) van 5 meter breedte aanwezig waarin niet gebouwd mag worden. De geplande ontwikkelingen blijven buiten dit gebied. Voor deze specifieke situatie is een bebouwingsrichtlijn (maatwerk) van het Waterschap van toepassing en behelst een zone (gele vlak in onderstaande figuur) die start vanaf de referentielijn (+ 1m) en zich met een dalende lijn van 1:1 ondergronds doorzet tot minimaal 30 m uit de referentielijn van de waterkering. De ondergrond (blauwe en groene vlak) moet vrij blijven om in de toekomst de realisatie van damwandankers mogelijk te maken.

De geplande ontwikkelingen moeten deze ondergrondse grens respecteren.

verplicht

Riolering en afvalwaterketen

Het wordt verwacht dat de grens van 1 m³/uur extra DWA afvoer niet wordt overschreden. Onderstaande tabel toont een berekening waarin de toekomstige DWA afvoer van de huishoudens wordt bepaald. Hierbij wordt uitgegaan van 120 liter/dag per inwoner verdeeld over 10 uur. Dit betekent 12 liter per uur per inwoner. Voor alle appartementen samen betekend dit een toekomstige DWA productie van 1,4 m³/uur. In de referentie situatie zijn er op deze locatie al 19 woningen aanwezig waardoor er al een DWA productie is. Daarom is de verwachting dat de daadwerkelijke toename kleiner dan 1 m³/uur blijft.

120 liter/dag
12 liter/uur
57 Nieuwe appartementen
114 Personen (gem. 2 per huishouden)
1368 liter/uur totaal
1,4 m3/uur DWA afvoer

Voor de afvoer op het gemeentelijk rioolstelsel is deze hoeveelheid afvalwater ook geen probleem. In de oude situatie werd zowel het afvalwater als het hemelwater van het plangebied op het riool geloosd. De hoeveel hemelwater die bij de standaardbui van 20 mm in een uur (bui 8) op het riool geloosd werd, is groter dan de extra hoeveelheid afvalwater die door de nieuwe appartementen zal worden geloosd.

Hemelwaterafvoer 

De ontwikkelingen zorgen niet voor een toename in verhard oppervlak omdat het plangebied in de huidige situatie al volledig verhard is. Er is wel sprake van afkoppeling van bestaand verhard oppervlak. Het gaat hierbij om het volledige oppervlak van het gebouw. Neerslag kan door middel van verschillende methodes (groendak, polderdak, slimme regentonnen, zie kader hieronder) zoveel mogelijk op eigen terrein verwerkt worden. Deze methodes staan omschreven in onderstaande uitleg. Op deze wijze kan de norm bui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen en verwerkt in het plangebied. Voor extreme situaties zal er een overstort voorziening naar de Sint Jans beek worden gerealiseerd.

Intensieve groendak: Een intensief groendak heeft een gevarieerde beplanting en kan daardoor in vergelijking met extensieve groendedaken relatief veel water vasthouden. Een groot deel van dit water wordt verwerkt door directe en indirecte (via planten) verdamping.
Polderdak : Een deel van de waterberging kan worden gerealiseerd op de bovenliggende daktuin door middel van een Polderdak. Dit is een gestuurd dynamisch systeem. Het voordeel van dit dynamische systeem is dat het water op een nader te bepalen moment, voor of na een piekbui,afgevoerd kan worden. Het debiet hiervan is instelbaar.
Slimme regentonnen: Er kunnen slimme regentonnen geplaatst op de balkonnen. Deze regentonnen zijn aangelsoten op de groenvoorziening en en laten gestuurd het opgeslagen regenwater los.

Grondwater

Het gebied heeft geen last van grondwateroverlast. Metingen vanuit het Dinoloket laten zien dat de grondwaterstand in de buurt sterk reageert op de waterstand in de Nederrijn. Dit kan op bepaalde momenten gevolgen hebben voor de infiltratiemogelijkheid naar het grondwater.

Het grondwater fluctueert voornamelijk tussen de 7,75 en 8,75 m+N.A.P. Met grote uitschieters. Met een maaiveld dat tussen de 12,7 en 13,9 m+N.A.P. ligt, kan dus in normale situaties gesproken worden van goede diepe ontwatering.

Waterkwaliteit

Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt zal het gebruik van uitlogende materialen zo veel als mogelijk voorkomen worden. Daarnaast zorgen de groen/blauwe daken voor een filterende en zuiverende functie.

4.8 Bodem     

4.8.1 Algemeen     

Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming;
  • Beleidsnota bodem 2012, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 1 december 2012;
  • Besluit Bodemkwaliteit;
  • Nota Bodembeheer, september 2011.

4.8.2 Situatie plangebied     

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

Uit deze inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied het volgende geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is:

Adres BISnr. Omschrijving Gebruiksbeperkingen
Nieuwstraat 27-35/Trans 29-30/Rijnkade 47-49 3931 grond, zware metalen (niet beschikt)

leeflaagsanering (deels) (evaluatie beschikt, kenmerk 438092/3931.49.01 d.d. 13 maart 2020)
Graven in restverontreiniging alleen met toestemming

Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied ligt de volgende grondwaterverontreiniging:

Adres BISnr. Omschrijving
Trans (vm) 31 0053 Grond en grondwater, olie en aromaten, voormalig tankstation (beschikt)

verplicht

Figuur 5.2: Bodemverontreiniging op/rond plangebied, nummers: zie tekst.

Ter plaatse van Nieuwstraat 27-35/Trans 29-30 (het noordelijke deel van het plangebied) (zie bijgevoegd kaartje nr 1) zijn in de bodem sterk verhoogde gehalten aangetroffen aan zware metalen. Ter plaatse is grond ontgraven en een leeflaag aangebracht van 1m. Een strook aan de achterzijde van percelen Nieuwstraat 27-35 is niet gesaneerd. Tevens is onder de leeflaag (0-1 m-mv) nog verontreinigde grond aanwezig tot minimaal 1,30 m-mv. De verontreinigingssituatie en de gebruiksbeperkingen staan beschreven in de beschikking op de evaluatie ( kenmerk 438092/3931.49.01 d.d. 13 maart 2020).

Deze verontreinigingen zijn tussen 0-0,5 m-mv ook aangetroffen op het naburige terrein Rijnkade 47-49 (zie kaartje, nr 6). De verontreiniging is niet afgeperkt.

In het overige deel van de planlocatie zijn in eerder onderzoek licht verhoogde gehalten aangetroffen aan zware metalen, PAK, PCB en minerale olie. Plaatselijk zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aangetroffen aan PCB respectievelijk lood. In het gehele plangebied zijn bijmengingen aangetroffen met metselpuin en baksteen, en plaatselijk sintels, kolengruis en slakken.

Verder zijn een aantal ondergrondse tanks en een oliecylinder/betonplaat verwijderd. PAK-houdende grond boven de betonplaat is afgevoerd.

Ten westen van het plangebied is in de Nieuwstraat (onder straat en trottoir), van 0-2,5 m-mv een licht tot sterke verontreiniging met zware metalen aanwezig (geval 2933, zie bijgevoegd kaartje nr 2).

Op voormalig Trans 31, ten noorden van de planlocatie, (zie bijgevoegd kaartje nr 3) zijn sterk verhoogde gehalten aan olie en aromaten aanwezig in grond en grondwater. De verontreiniging heeft zich verspreid tot circa de grens van de planlocatie.

Ter plaatse van het trottoir voor Trans 29-30 (zie bijgevoegd kaartje nr 4) zijn in de bodem licht verhoogde gehalten aan olie aangetroffen.

In het grondwater is op de hoek Trans/Nieuwstraat (zie bijgevoegd kaartje nr 5) nog een sterk verhoogd gehalte aan benzeen aangetroffen.

Mogelijk bevinden zich onder het noordelijke deel van de planlocatie nog sterk verhoogde gehalten aan aromaten in het grondwater rond 6 m-mv. Deze leveren geen risico's op voor toekomstig gebruik als centrum/wonen zonder tuin.

De planlocatie valt in een gebied waar op basis van de bodemkwaliteitskaart licht tot matig verontreinigde grond (klasse wonen) te verwachten is. Verdere informatie over de bodemkwaliteit in Arnhem kunt u vinden op de internetsite www.arnhem.nl/bodem.

Beoordeling bestemmingswijziging en planontwikkeling

Er zijn geen sanerende maatregelen nodig om de locatie geschikt te maken voor de beoogde functie "centrum" en "wonen zonder tuin". Wel gelden op het noordelijke deel (geval 3931) gebruiksbeperkingen op de locatie. Om te kunnen graven/werkzaamheden uit te kunnen voeren in de restverontreiniging is vooraf instemming nodig van het bevoegd gezag Wbb. Afhankelijk van de locatie van de werkzaamheden is aanvullend onderzoek nodig naar de omvang van de verontreiniging met zware metalen en olie/aromaten in de grond.

Op of nabij de locatie is een grondwaterverontreiniging aanwezig (geval 0053). Daarom is voorafgaand aan een eventuele bemaling, een melding Wbb art 28.3/ 28.1 nodig.

Bij toekomstige functiewijziging of bij nieuwbouwplannen kan voor aanpassing van het bestemmingsplan en/of aanvraag van een (bouw)vergunning om een recent bodemonderzoek worden gevraagd.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voor de wijziging van het bestemmingsplan voldoende inzicht in de bodemkwaliteit. Er is restverontreiniging aanwezig na sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging in het noordelijke deel van het plangebied. Aan de noordkant langs de grens van het plangebied (Trans) ligt een grondwaterverontreiniging. Maar de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) is niet dusdanig verontreinigd dat het een gevaar vormt voor de volksgezondheid bij de toekomstige bestemmingen/functies in het ontwikkelgebied ("centrum" en "wonen zonder tuin").

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn wel sanerende maatregelen nodig als in de verontreinigde bodem wordt gewerkt/gegraven (bijvoorbeeld slopen van bestaande kelders, aanleg fundering en aanleg nieuwe kelders). In de plannen is rekening gehouden met de kosten voor deze maatregelen.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- voorafgaand aan sloop van de bestaande kelders, aanleg fundering en aanleg van nieuwe keldersin verontreinigde grond, is instemming nodig van het bevoegd gezag Wbb. Een nadere afperking van de verontreinigingen (zware metalen en olie/aromaten) kan nodig zijn en is afhankelijk van de locatie van de geplande funderingen/kelders;

- voorafgaand aan een eventuele bemaling is een melding Wbb art 28.3/ 28.1 nodig.

4.9 Cultuurhistorie & archeologie     

4.9.1 Algemeen     

Rijksbeleid

Erfgoedwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Erfgoedwet (de opvolger van de Monumentenwet 1988) is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Deze wet is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Besluit ruimtelijke ordening

Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.



In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 en maakt thans deel uit van de Erfgoedwet.

Provinciaal beleid

'Beleef het mee!' (2017-2020)

In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!' vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

Archeologische verwachtingenkaart

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2.000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Structuurvisie

De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.

4.9.2 Situatie plangebied     

Cultuurhistorie

De panden die in het plangebied stonden, waren allemaal bouwkundig slecht en hebben niet voldoende flexibiliteit, kwaliteit en uitstraling om deel uit te maken van een vitaal centrumgebied. Vandaar dat volledige sloop en herontwikkeling het uitgangspunt is voor dit gebied. De gebouwen zijn inmiddels allemaal gesloopt.

Voor de herontwikkeling zijn in het Schetsontwerp Nieuwstraat en omgeving (2011) en de Projectbeschrijving Zuidelijke Binnenstad (2014) stedenbouwkunige kaders opgenomen om ervoor te zorgen dat de nieuwe ontwikkeling goed in de bestaande stad kan worden ingepast. In paragraaf 3.2 gaan we hier op in.

Archeologie

Geo(morfo)logie

Het plangebied bevindt zich in een oud Rijndal, net ten zuiden van de stuwwalafzettingen. In het oude Rijndal liep ook de Jansbeek. Natuurlijke afzettingen worden gevormd door Holocene lagen (Formatie van Echteld) en oudere Pleistocene lagen (Formatie van Kreftenheye). Op de natuurlijke afzettingen bevindt zich een ophogingspakket dat meer noordelijk vanaf de middeleeuwen dateert. Verstoring van dit pakket vond plaats na de Tweede Wereldoorlog tijdens de wederopbouw van de stad.

Archeologische verwachting

het plangebied bevindt zich in de historische binnenstad waar bewoning teruggaat tot de 7e eeuw. Het gebied werd pas na 1623 betrokken bij de stad toen de vesting in zuidelijke richting werd uitgebreid in verband met de tachtigjarige Oorlog. Er zijn in het plangebied archeologische waarden te verwachten:

  • Noordzijde: middeleeuwse gracht (is ook als haven gebruikt);
  • Zuidzijde: vestingdeel uit de 17e eeuw;
  • Vroeg 19-eeuwse huizen met erven e.d.;
  • Structuren in tuinengebied tussen 1640-1832, afvallagen van de stad;
  • Kelders met oorlogspuin WOII; loopgraven en gerelateerde zaken aan de zijdzijde van het plangebied bij de Rijnkade;
  • Diepere niveaus: scheepresten (oud Rijndal), prehistorie.

Waarnemingen uit de omgeving (zuidelijke binnenstad, aanleg Jansbeek) wijzen uit dat van de 19e-eeuwse bebouwing, circa de bovenste meter van de bodem, in het algemeen veel is verstoord. In het plangebied za ldat naar verwachting ook zo zijn gezien de wederopbouw hier. Grachten e.d. reiken echter erg diep, beneden het verstoringsniveau van WOII. Van de situatie tussen 1650 en 1832 zal nog het nodige bewaard zijn gebleven. Het gebied heeft een middelhoge verwachting, ter plaatse van de vesting (zeer) hoge verwachting

Bij het bovenstaande moet wel worden opgemerkt dat uitspraken over verstoringen en diepten hachelijk zijn. Plaatselijk kan de bodem erg diep geroerd zijn en op andere plaatsen weer niet. Zo is van de 19e-eeuwse situatie ter hoogte van Oostpol aan de Weerdjesstraat veel intact teruggevonden. Wel kan worden gesteld dat bij de kelders die tot circa 2 m diepte reiken, waarschijnlijk nog grachtresten aanwezig zullen zijn en jongere archeologie is verdwenen. Op een dergelijke diepte bestaat overigens een kans op scheepsresten (oud Rijndal) en prehistorische archeologie.

Het gebouw is inmidels gesloopt en door middel van proefsleuven vindt een nadere inventarisatie plaats tijdens de uitvoering van het project. Indien kelders hierbij in de weg staan/ ook weg moeten, dan kunnen deze onder archeologische begeleiding worden verwijderd. Gezien de natte condities moet rekening worden gehouden met bemaling. In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) en Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) opgenomen zodat onderzoek naar de eventuele waarden is veilig gesteld.

4.10 M.e.r-toets     

Artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het gebied 'Rijntakken', is gelegen op een afstand van circa 2,4 kilometer van het plangebied. Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Dit bestemmingsplan voorziet in directe eindbestemmingen voor wat betreft de binnen het plangebied geplande functies en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Er is daarom in elk geval geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Onderhavig plan betreft de realisatie van 57 woningen. Het totale plangebied is circa 0,3 hectare. De toegestane bedrijfsoppervlake betreft circa 1500 m2. DGMR heeft in opdracht van de gemeente Arnhem onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie (Onderzoek stikstofdepositie, Onderzoek - Kadehuis Nieuwstraat Arnhem, M.2019.1208.02.R001, 12 maart 2020). Uit de berekening volgt dat het plan zowel in de gebruiks- als in de bouwfase geen relevante bijdrage heeft op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in de omgeving. De berekende depositie voldoet voor beide situaties aan de afgeronde grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd. Het project blijft hiermee ver onder de drempelwaarden en kan worden geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

M.e.r.-beoordelingsbesluit

Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Hieruit volgt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de meeste beoordeelde milieuaspecten geldt dat er geen optreedt. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

4.11 Kabels, leidingen en straalpaden     

Binnen het plangebied zijn er geen kabels en leidingen die vragen om een planologische verankering in het bestemmingsplan. Tevens lopen er over het plangebied geen straalpad(en) die beperkingen aan de bouwhoogte stellen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -verantwoording     

5.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

5.2 Opzet van de regels     

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels     

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. Artikel 1 Begrippen

    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. Artikel 2 Wijze van meten

    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

5.2.2 Bestemmingsregels     

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

5.2.3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  2. Artikel 9 Algemene bouwregels

    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. Artikel 10 Algemene gebruiksregels

    In dit artikel zijn algemene regels mert betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen     

In hoofdstuk Overgangs- en slotregels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording van de regels     

5.3.1 Algemeen     

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

5.3.2 Afzonderlijke bestemmingen     

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeersbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing.

5.3.3 Centrum     

Het plangebied is bestemd als 'Centrum' (artikel 3). Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, dienstverlening, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), ambachtelijke bedrijven, het wonen en maatschappelijke functies zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het gebouw. Om ervoor te zorgen dat de begane grond bestaat uit een mix aan functies en er niet 1 functie domineert zijn er maximale oppervlakten per functie opgenomen.

De boven de begane gronden gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen. Middels en omgevingsvergunning is ook horeca op de bovenste twee bouwlagen mogelijk, denk bijvoorbeeld aan een rooftopbar. Voorwaarde is wel dat deze functie verenigbaar is met de woonfunctie.

Om een duurzame manier van mobiliteit te stimuleren is binnen deze bestemming tevens een zogenaamde mobiliteitshub mogelijk. Deze voorziening richt zich o.a. op gebruik van deelvoertuigen.

5.3.4 Verkeer - Verblijfsgebied     

De openbare ruimte ten westen en ten zuiden van het bouwvlak heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De voorzieningen die mogelijk zijn binnen deze bestemming zijn daar ook op afgestemd. Binnen de bestemming zijn tevens terrassen mogelijk zodat de Nieuwstraat en de hoek Nieuwstraat-Rijnkade zich kan ontwikkelen tot een levendig gebied dat aan kan sluiten bij de bestaande horeca aan de Rijnkade.

5.3.5 Dubbelbestemmingen     

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen: Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) (artikel 5), Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) (artikel 6) en Waterstaat - Waterkering (artikel 7). Hieronder worden beiden kort toegelicht:

Waarde-Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachting is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Waterstaat-Waterkering

De Rijnkade grenzend aan de binnenstad van Arnhem heeft een beschermingszone. Deze beschermingszone valt binnen dit bestemmingsplan. Voor de beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen.

In het geldende bestemmingsplan is de bestemming van de waterkering eveneens met een apart hiervor opgenomen bestemming geregeld.

5.4 Handhaving     

Het bestemmingsplan is bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

5.5 Exploitatie     

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren waarmee niet gecontracteerd is. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5. van het Bro) zoals grondverwervingskosten, plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen verhaald worden door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan, wijzigingsplan of projectbesluit moet worden vastgesteld.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van één of meer woningen, bouw van één of meer hoofdgebouwen, bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2).

Het bestemmingsplan 'Nieuwstraat' voorziet in de ontwikkeling van een appartementencomplexen met een levendige plint. Deze ontwikkeling maakt daarmee bouwplannen mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

In het kader van de Tender Nieuwstraat is met de ontwikkelaar een Koop-/realisatieovereenkomst Bouwblok Trans-Nieuwstraat-Rijnkade gesloten waarin is opgenomen onder welke voorwaarden de gemeente Arnhem de grond levert aan de ontwikkelaar waarop deze ontwikkeling kan worden gerealiseerd. De voorwaarden zijn o.a. een vastgesteld bestemmingsplan, bouwrijp leveren van de grond inclusief de definitie van bouwrijp, welke kosten voor rekening zijn van de ontwikkelaar. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is een exploitatieplan niet vereist."

Hoofdstuk 6 Procedure     

6.1 Vooroverleg     

Bewonersoverleg

In twee nieuwsbrieven (maart 2018 en april 2019) zijn bewoners over de voortgang geïnformeerd. Vanwege het coronavirus zien wij af van de organisatie van een inloopmoment. Omwonenden worden met een uitgebreide nieuwsbrief geïnformeerd. Daarnaast vindt publicatie plaats via de Staatscourant, het digitale gemeenteblad, de Arnhemse Koerier en gemeentesite. Geïnteresseerden kunnen telefonisch of digitaal contact opnemen voor vragen, mondelinge zienswijzen of toelichting op het plan. Het plan is naast online ook in te zien op het stadskantoor.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van de artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeftt aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan (zie paragraaf 4.7 Water).

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op 20 februari 2020 in het gemeenteblad.

6.2 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken terinza gegelegen van 1 mei 2020 tot en met donderdag 11 juni. Tijdens deze periode zijn 14 zienswijzen ingediend. De samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie op deze zienswijzsen zijn in de bijlage bij het raadsvoorstel opgenomen. Het plan is ongewijzigd vastgesteld.

Bijlagen     

Bijlage 1 Ladder voor duurzame verstedelijking     

A. Ladder voor duurzame verstedelijking

Algemeen

De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk en per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Bro in de artikelen 1.1.1 en 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is om te komen tot een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. De verplichting wordt verder uitgewerkt in de provinciale verordening 'Gaaf Gelderland'. Hierin staat dat dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

De tekst uit het Bro luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, is een stedelijke ontwikkeling: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." 

De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied. In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De provincie Gelderland hanteert in haar Omgevingsverordening dezelfde definitie. De betreffende definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

B. Toetsing initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Het bestemmingsplan 'Nieuwstraat' voorziet in mogelijkheden voor wonen, werken en verschillende centrumfuncties zoals horeca, kleine winkels, culturele functies en dienstverlening. Aan de hand van een aantal vragen wordt de laddertoets voor dit initiatief doorlopen.

1. Voorziet het bestemmingsplan in een stedelijke ontwikkeling?

De voorziene ontwikkeling moet voldoende substantieel zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Voor woningen geldt ingevolge vaste jurisprudentie dat het voor woningbouwlocaties moet gaan om meer dan 11 woningen. Het bestemmingsplan 'Nieuwstraat' maakt 57 woningen mogelijk.

Er is ook, ingevolge vaste jurisprudentie, sprake van een stedelijke ontwikkeling indien de ruimtelijke ontwikkeling voorziet in een stedelijke voorziening in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlak groter dan 500 m2. Dit plan voorziet in ongeveer 1500 m2 bruto-vloeroppervlakte voor verschillende functies zoals werken, horeca, kleine winkels, culturele functies en dienstverlening.

Gelet op het bovenstaande is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.

2. Is er sprake van nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Een initiatief wordt pas getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking als de stedelijke ontwikkeling nieuw is. Bij het beantwoorden van de vraag of een stedelijke ontwikkeling nieuw is, moet worden gekeken in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemminsplan, voorziet in functiewijziging of een groter planologisch beslag op de ruimte in vergelijking met het vorige plan (ECLI:NL:RVS:2017:1724). Onbenutte planologische mogelijkheden mogen ook worden betrokken bij deze afweging. Bij bestaande gebruiksmogelijkheden is er dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het plangebied geldt als huidig planologisch kader het bestemmingsplan 'Rijnkade - Paradijs' en 'Eusebiusplein en omgeving - PW 1994-01'. 'Eusebiusplein en omgeving - PW 1994-01' geldt voor het gedeelte dat grenst aan de Trans. Dit gebied heeft de bestemming 'IX - A/B/C/D'. Dit houdt in dat op de begane grond detailhandel, kantoren en showrooms, ambachtelijke bedrijven, horecabedrijven en soortgelijke bebouwing zijn toegestaan. Voor het overige gedeelte is het bestemmingsplan 'Rijnkade - Paradijs' van toepassing. Ingevolge het bestemmingsplan is op de begane grond toegestaan: kleinschalige maatschappelijke doeleinden, nutsvoorzieningen, detailhandel, horeca, publiekgerichte kantoren, bedrijven in de categorie I en II zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende bijlage en daarmee gelijk te stellen bedrijven of activiteiten.

Het bouwplan dat mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplannen omvat voor de plint niet meer bebouwingsmogelijkheden dan de mogelijkheden op grond van het huidige bestemmingsplan. Op de begane grond worden dus geen nieuwe planologische mogelijkheden geboden voor zowel bouwen als gebruik. Voor de plint is er derhalve geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Wel voorziet het plan in een groter aantal woningen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Dit betekent dat voor dit gedeelte de laddertoets nog wel moet worden doorlopen.

3. Laddertoets wonen

De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Arnhem valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Arnhem. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's.

Uit onderzoek (van Companen) blijkt dat er zowel in de regio Arnhem Nijmegen als in de subregio Arnhem e.o. nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Vooral in de grote steden is de behoefte aan woningen groot. Voor de subregio Arnhem en omgeving (gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden en Rozendaal) is behoefte voor de periode 2017-2027 naar een netto toevoeging van circa 13.500 te realiseren woningen zoals opgenomen in de Subregionale Woonagenda (zie ook paragraaf 3.2.2.2). Voor Arnhem gaat het om ruim 8000 woningen. In dit aantal zit nieuwbouw maar ook woningen die worden gerealiseerd in bijvoorbeeld bestaande leegstaande panden (transformatie). Het aantal wordt niet gezien als hard maximum. Om de twee jaar wordt dit aantal geactualiseerd naar aanleiding van de meest recente provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose. Daarnaast vind om de 3 jaar een nieuw woningbehoefteonderzoek plaats om vraag en aanbod naast elkaar te kunnen zien. Op dit moment heeft Arnhem ongeveer 5300 woningen in harde plannen. Dat biedt nog ruimte aan ongeveer 2700 woningen.

Dit bestemmingsplan maakt maximaal 57 woningen mogelijk. Dit plan staat beschreven in de woningbouwplanningslijst die jaarlijks aan de provincie Gelderland wordt aangeboden. De 57 woningen passen binnen de harde plancapaciteit, zoals binnen de subregio Arnhem en omgeving is afgestemd. Er is dus behoefte aan deze woningen.

De ontwikkeling van Nieuwstraat voorziet ook in een kwalitatieve behoefte en draagt bij aan een belangrijke kwaliteitsverbetering van het gebied. Namelijk de volgende kwaliteiten (zie hiervoor kwaliteiten zoals benoemd in de paragraaf over de subregionale woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027) zijn van toepassing op de ontwikkeling:

  • De behoefte. Uit het Companen rapport blijkt een grote behoefte aan centrum stedelijk wonen. Deze locatie ligt in de binnenstad van Arnhem en voldoet daarmee aan een grote behoefte om woningen te creëren in het centrum van Arnhem.
  • Herontwikkeling rotte plekken. Deze locatie heeft een nieuwe inpuls nodig qua bebouwing en wonen. Met het bouwen van deze diverse woningen wordt daar een bijdrage aan gegeven.
  • Inbreiding gaat voor uitbreiding. Gezien de ligging in de binnenstad omgeven door allerlei bebouwing kan je spreken van inbreiding.

Beschrijving locatie

De locatie bevindt zich in de binnenstad van Arnhem. In de directe omgeving zijn al een aantal nieuwbouwplannen gerealiseerd (diverse woningen in diverse prijsklassen) en andere projecten lopen nog.

Deze locatie kenmerkt zich door de ligging niet alleen in de binnenstad maar ook vlakbij de Rijn en vele voorzieningen die kenmerkend zijn voor een centrum.

Gezien de ligging en kenmerken van de locatie kunnen we de ontwikkeling van deze locatie toeschrijven aan het centrum stedelijk woonmilieu.

Beschrijving behoefte woonmilieu

Uit het onderzoek van Companen blijkt dat er behoefte is aan woningen in het centrum stedelijk woonmilieu.

Als stad hebben we een regionale functie om in deze stedelijke woonmilieus te voorzien. Binnen Arnhem zijn er weinig andere locaties die zich lenen voor deze ontwikkeling omdat de ruimte in de binnenstad om woningen toe te voegen zeer beperkt is.

Bij deze ontwikkeling worden 57 (60) appartementen mogelijk gemaakt van diverse grootte en in diverse prijsklassen. Alle appartementen worden verkocht. De appartementen zullen in de middeldure en dure koop uitkomen. Volgens de analyse van Companen uit 2017 voldoet zowel het woonmilieu, de appartementen als de prijsklasse in de binnenstad vraag. De woningen voldoen daarmee ook kwalitatief aan een behoefte.

Resumerend wordt dan ook gesteld dat er zowel kwantitatief als kwalitatief behoefte is aan deze woningen.

4. Binnen bestaand stedelijk gebied?

Het geldende bestemmingsplan voorziet reeds in een stedenbouwkundig samenstelsel in de zin van de Bro. Aan dit gedeelte van de laddertoets wordt in dit bestemmingsplan derhalve niet toegekomen.

Regels     

van het bestemmingsplan

Nieuwstraat

(plannummer: NL.IMRO.0202.952-0301)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan Nieuwstraat met identificatienummer NL.IMRO.0202.952-0301 van de gemeente Arnhem.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem     

Onder de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem wordt verstaan: de 'Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003', dan wel zoals deze regels komen te luiden na wijziging van deze regels.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Ambachtelijk bedrijf     

een bedrijf, met uitzondering van beroep aan huis, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van de ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen.

1.7 Bestaande bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan volgens het geldende recht aanwezig of in uitvoering zijn dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

1.8 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage     

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 Bed and breakfast     

Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.11 Bedrijf     

Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.12 Bedrijfswoning / dienstwoning     

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.13 Beroep aan huis     

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.14 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 Bijzondere woonvorm     

Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.18 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag     

Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.21 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens     

Een grens van een bouwperceelgrens.

1.23 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 Brutovloeroppervlak:     

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend.

1.26 Buurtverdeelstation     

Inrichting waar stroom wordt omgezet naar een lagere waarde.

1.27 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, hieronder valt een stadswinkel; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.

1.28 Dienstverlenend bedrijf     

Een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.

1.29 Dunning     

Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.

1.30 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Gezondheids- en welzijnszorg     

  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.

1.32 Horecabedrijf     

Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.33 Horeca - 1     

Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van etenswaren, niet zijnde maaltijden, en het schenken van (zwak-alcoholische) dranken, met openingstijden overwegend tijdens de dagperiode, zoals lunchrooms, broodjeszaken, koffiezaken, juicebars, ijssalons.

1.34 Horeca - 2     

Een horecabedrijf gericht op het overwegend via counterverkoop verstrekken van etenswaren, zoals fastfood, niet zijnde maaltijden, en (zwak-alcoholische) dranken met openingstijden tijden dag- en avondperiode, zoals cafetaria's, snackbars, grill-rooms, shoarmaroom, pizzeria, fastfood restaurants en afhaalcentra.

1.35 Horeca - 3     

Een horecabedrijf gericht op het serveren van maaltijden en dranken in een restaurant-setting met openingstijden tijdens de namiddag en avond, zoals restaurants, bistro, fastcasual concepten, grand-cafés en café-restaurants.

1.36 Horeca - 4     

Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van (niet)-alcoholische drank als hoofdfunctie met daaraan ondersteunend het verstrekken van etenswaren met openingstijden zowel tijdens de dag- als avond- en nachtperiode, zoals cafés, cocktail-bars, wijnbars en shisha-lounges.

1.37 Horeca - 5     

Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken en eventueel etenswaren in combinatie met (live) entertainment of harde/elektronisch versterkte muziek, met openingstijden tijdens de avond- en nachtperiode, zoals discotheken, (nacht)clubs en andere uitgaansconcepten.

1.38 Horeca - 6     

Een horecabedrijf gericht op het bieden van nachtverblijf met openingstijden in de regel dagrond, al dan niet met een nachtportier of een onbemande receptie, zoals hotels, B&B met meer dan 4 slaapplaatsen, hostels en pensions.

1.39 Hoofdgebouw     

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 Internetverkoop     

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.

1.41 Kleinschalige koffiebranderij     

Een bedrijf dat op ambachtelijke wijze koffie fabriceert uit rauwe koffiebonen met een maximale oppervlakte van 500 m2 alsook het verkopen en/of consumeren van de ter plaatse vervaardigde producten.

1.42 Mobiliteitshub     

Voorziening gericht op de stalling, onderhoud, verhuur, uitwisseling en gebruik van verschillende (deel)voertuigen met mogelijkheid voor pakketafhaal- en bezorgingsservice.

1.43 normaal onderhoud, gebruik en beheer     

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen

1.44 Nutsbedrijven     

Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. de verzorging van telecommunicatie;
  3. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.45 Onderbouw     

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.46 Peil     

  1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.47 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.48 Pand     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.49 Prostitutie     

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 Prostitué(e)     

Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 Raamprostitutie     

Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.52 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 Stadswinkel     

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen, voornamelijk door middel van zelfbediening, in combinatie met consumptie ter plaatse en de bezorging van levensmiddelen met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2.

1.54 Straatmeubilair     

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.55 Terras     

Een buiten de besloten ruimte deel van het horecabedrijf liggende ruimte waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding voor directe consumptie dranken kunnen worden geschonken of spijzen worden verstrekt.

1.56 Thuisprostitutie     

Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.57 Vestigingsbeleid     

Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).

1.58 Werken, werkzaamheden van geringe omvang     

Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.

1.59 Werkplek     

Een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.60 Wijk     

Wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.61 Winkel     

Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.62 Wonen     

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.63 Woning     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De netto-hoogte     

De loodrechte afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het aansluitende terrein en de onderkant van een daarboven aanwezig plafond, vloer of dak, waarbij incidentele constructiedelen buiten beschouwing worden gelaten (NEN 2580: 2.3.3).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Centrum     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  2. maatschappelijke en culturele functies;
  3. een kleinschalige koffiebranderij;
  4. dienstverlenende en ambachtelijke bedrijven;
  5. detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel of een supermarkt;
  6. mobiliteitshub;
  7. horeca - 1 en horeca - 3;
  8. nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, (dak)terrassen, groen-, water- en speelvoorzieningen;
  9. stallingsgarage;
  10. onderdoorgangen en toegangen tot (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de direct aangrenzende bestemmingen;
  11. duurzaamheidsvoorzieningen;
  12. ondergeschikte horeca uitsluitend ten dienste van de onder b t/m f genoemde functies.

3.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogten uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd waarbij de netto-hoogte van de eerste bouwlaag minimaal 3,5 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

  1. Maatschappelijke en culturele functies, dienstverlenende en ambachtelijke bedrijven, detailhandel, horeca 1 en 3 zijn uitsluitend op de begane grondlaag toegestaan.
  2. Het brutovloeroppervlak van één horecabedrijf mag niet groter zijn dan 500 m2 en het totale brutovloeroppervlak aan horecabedrijven mag niet groter zijn dan 1.000 m2.
  3. Het brutovloeroppervlak van één detailhandelsbedrijf mag niet groter zijn dan 300 m2 en het totale brutovloeroppervlak aan detailhandelsbedrijven mag niet groter zijn dan 900 m2.
  4. Het brutovloeroppervlak van maatschappelijke en culturele functies mag niet groter zijn dan 500 m2 per voorziening.
  5. Het brutovloeroppervlak van dienstverlenende- en ambachtelijke bedrijven mag niet groter zijn dan 500 m2 per bedrijf.
  6. Een beroep aan huis is toegestaan, mits:
    1. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner;
    2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning;
    3. van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse geen sprake is;
    4. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat.

3.4 Voorwaardelijke verplichting     

Tot een met een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van bouwwerken overeenkomstig lid 3.1 onder a:
    1. zonder de aanleg en instandhouding van 1 parkeerplaats per woning binnen de bestemming Centrum, waarbij:
      1. de aansluitende in/uitgang binnen de bestemming over minimaal 5 meter vlak is ten opzichte van het trottoir van de openbare weg;
      2. de parkeerplaatsen beschikken over bouwkundige voorzieningen voor elektrische voertuigen;
      3. in maatvoering ook rekening is gehouden met hogere voertuigen tot minimaal 2,20 meter.
    2. zonder de aanleg en instandhouding van voldoende stallingsmogelijkheden voor fietsen en scootmobielen waarbij:
      1. er voldoende ruimte is voor alle soorten fietsen binnen de eigen kavel;
      2. de voorziening op het maaiveld ligt en eenvoudig bereikbaar en gemakkelijk toegankelijk is;
      3. de stallingen beschikken over bouwkundige voorzieningen voor elektrische voertuigen.
  2. het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van bouwwerken overeenkomstig lid 3.1 onder a:
    1. zonder de realisatie en instandhouding van een vegetatiedak of een vergelijkbaar systeem dat ervoor zorgt dat een bui van 40mm kan worden opgevangen en verwerkt in het plangebied.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

3.5.1 Horeca op de bovenste twee bouwlagen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 onder g en lid 3.3 onder a en b voor het toestaan van horeca 4 op één van de bovenste twee bouwlagen waarbij:

  1. de horecavoorziening onderdeel uitmaakt van een horecabedrijf op de begane grond en een voor dat bedrijf ondersteunend karakter heeft;
  2. de horecavoorziening qua karakter, uitstraling of concept bijdraagt aan een sterke uitstraling van het gebied en iets toevoegt aan het bestaande aanbod in de stad;
  3. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy en woon- en leefklimaat niet worden geschaad.
3.5.2 Vergroten oppervlak horeca en detailhandel     
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.3 onder b voor het vergroten van het brutovloeroppervlak van een horecabedrijf mits het totale brutovloeroppervlak aan horeca niet groter is dan 1.000 m2.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.3 onder e voor het vergroten van het brutovloeroppervlak van een detailhandelsbedrijf mits het totale brutovloeroppervlak aan detailhandel niet groter is dan 900 m2.
3.5.3 Parkeren en stallen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a, sub 1 en 2:

  1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien of
  2. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op

    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en watervoorzieningen;
  4. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. terrassen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van

    direct aangrenzende bestemmingen.

4.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
  2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot stallingsgarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 30 m2 bedraagt.
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

5.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 5.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 5.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 5.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
5.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 5.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 30 m2 of een omvang van 30 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 30 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 6 Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

6.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2 bedraagt.
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

6.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 6.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 6.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

6.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 6.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
6.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 6.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of een omvang van 500 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.

7.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels     

9.1 Bouwen binnen bouwvlak     

  1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

9.2 Bebouwingspercentage     

  1. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden bebouwd.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels     

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels     

11.1 Algemene afwijkingsregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits:
    1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten en;
    2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de privacy van omwonenden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. de verplichting tot het bouwen binnen de bestemmingsgrens en het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 9.1 mits:
    1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 3,5 meter, en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      • een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      • het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      • geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      • de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, buurtverdeelstation, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      • voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      • voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
    4. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1,3 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. het bepaalde in artikel 10 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. het geen raamprostitutie betreft;
    2. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 12 Overige regels     

12.1 Toepassingsbereik     

Dit artikel is niet van toepassing op wonen, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder a voor zover daar regels voor gelden op grond van artikel 3.4 onder a.

12.2 Parkeren     

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

    Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken - waarvoor een omgevingsvergunning is benodigd - daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
  2. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's
  3. Aan het bepaalde onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem daartoe opgenomen normen.

12.3 Laden of lossen     

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

12.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 12.2 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 12.7.

12.5 Afwijkingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 12.2 en 12.3:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
  2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

12.6 Voorwaarden voor afwijken     

Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 12.2 en 12.3 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

12.7 Beleidsregels     

  1. Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden
  3. met de wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

13.1.1 Overgangsbepaling     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het bepaalde in lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik     

13.2.1 Overgangsbepaling     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Het bepaalde in lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuwstraat.