HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

 

Voor bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gelden in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels de volgende regels:

  1. het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' bebouwing geheel of gedeeltelijk te wijzigen, te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezelijking van de daaraan bij het plan gegeven besteming en/of de voorgevel of dakconstructie geheel of gedeeltelijk te wijzigen.

 

 

Artikel 12 Algemene ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

  2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de regels en toestaan dat de bestemmingsgrens aan de voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw wordt overschreden met een erker en/of balkon, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1 de diepte gemeten vanuit de voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

2 de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m;

3 de bebouwing is passend in het stedenbouwkundig beeld.

  1. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

    1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;

    2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt 4 m;

  2. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

    1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;

    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;

    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 5 m.

  3. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

  4. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

2 de noodzaak van plaatsing is aangetoond

3 is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

4 de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;

6. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

Aan de ontheffing kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;

 

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

 

 

Artikel 14 Procedureregeling

 

  1. Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging of uitwerking ingevolge artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening is Afdeling 3.4 (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  2. Vóór het stellen van nadere eisen of het verlenen van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het ontwerp besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzegelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.