‘Bestemmingsplan Smidsweg e.o.
Westmaas´
gemeente Hoeksche Waard
Regels
Artikel
6 Waarde - Archeologie
Artikel
9 Algemene gebruiksregels
Artikel
10 Algemene aanduidingsregels
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
Artikel
12 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
plan
het bestemmingsplan ´Smidsweg e.o.
Westmaas´ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPWMSSmidsweg-VG01 van de
gemeente Hoeksche Waard;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde
planobjecten met bijbehorende regels;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in
het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd
door een aanduidingsgrens;
aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het
uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de
omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie
blijft behouden en dat niet krachtens milieuwetgeving vergunning- of meldingplichtig is;
achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van
het gebouw is gelegen;
afwijken van de bouwregels en/of van de
gebruiksregels
een afwijking als bedoeld artikel 2.12 lid 1
van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht;
archeologische deskundige
een deskundige met betrekking tot
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
te stellen kwalificaties;
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband
met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte
van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels
anders is bepaald;
bestaand
a. bij bouwwerken:
een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het
plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b. bij gebruik: het
gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand
gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang
die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
bruto vloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die
wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
(medische) dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden
bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn
begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte
daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is
ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover
dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken
en in gebruik geven;
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan,
dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
kamerverhuur
de verhuur van een woning of woongebouw via
kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het er
in ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of
wasgelegenheid en/of toilet;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1,
eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder
a van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet Algemene Bepalingen
Omgevingsrecht;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt
door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is
gelegen;
oorspronkelijk gevel
een gevel zoals deze is weergegeven in de
omgevingsvergunning en bouwvergunning voor het bouwen voor de oprichting van
het hoofdgebouw;
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang,
geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of
standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het
gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de
voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft
en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw,
maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel
en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
(straat)peil
a. voor een
bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit
de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b. in alle andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld maar niet hoger dan
de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
c. indien in of op
het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest
nabij gelegen punt waar het water, in het peilbesluit vastgestelde peil, grenst
aan het vaste land;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische
aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een
prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een
seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie
met elkaar;
Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en
daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren
en in uitvoering geven;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw
of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel,
de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die
weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst
aan een ander hoofdgebouw;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid
1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
gebouw is gelegen;
zijdelingse perceelsgrens
een evenwijdig aan de zijgevel van een
hoofdgebouw liggende grens van het perceel.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
de afstand tot een grens
tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk
te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q.
de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de
gevel waaraan wordt gebouwd;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de
overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte
vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en
kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m
bedraagt.
2.3 meten
Bij toepassing van deze regels
wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het
plan is vastgesteld.
3.1
bestemmingsomschrijving
De voor Tuin
aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende
gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.
3.2 bouwregels
3.2.1
Op deze gronden
mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2
In afwijking van
het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van erkers bij de
hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan,
mits:
a. de horizontale
diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
b. de diepte van de
overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
c. voor zover de
erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3
van de breedte van die gevel bedraagt;
d. de bouwhoogte
maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m
bedraagt.
3.2.3
In afwijking van
het bepaalde in artikel 3.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen
tevens één aan- of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat
de situering, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerp van dit bestemmingsplan, niet mag worden gewijzigd en de afmetingen,
zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit
bestemmingsplan, niet mogen worden vergroot.
3.2.4
Bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
a. erf- en
terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
b. erf- en
terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2
m;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.Aaneengebouwde woninigen;
b. aan huis verbonden
beroepen en aan huis verbonden bedrijven in de categorie 1 van de bij dit
bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
met bijbehorende
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, overkappingen, tuinen en erven.
|
|
4.1.2
Onder de uitoefening
van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt
verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis
verbonden beroepen/bedrijven voor zover:
a. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet
groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en
uitbouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
b. ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in
voldoende parkeergelegenheid;
c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van
het verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd
beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis
verbonden beroep of bedrijf.
4.2 bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen voldoen
aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat per bouwvlak ten
hoogste het aantal woningen is toegestaan dat is aangegeven met de aanduiding
‘maximaal aantal wooneenheden’ is toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste
de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste
de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan
d. de minimale dakhelling bedraagt 0º en de maximale dakhelling bedraagt
60º.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende
kenmerken:
a. gebouwd op het
zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van
het hoofdgebouw;
b. vrijstaande
bijgebouwen mogen alleen op het achtererf gebouwd worden;
c. de diepte van aan-
en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het
hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het
hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4 m;
d. de breedte van een
aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, niet
meer mag bedragen dan 3 m;
e. de goothoogte
bedraagt maximaal 3,25 m;
f. de bouwhoogte
bedraagt maximaal 5 m;
g. het gezamenlijke
oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt
h. het zij- en
achtererf mag niet meer dan voor:
|
-40 % worden bebouwd indien het zij- en achtererf
gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2; -35 % worden bebouwd indien het zij- en achtererf
gezamenlijk meer bedraagt dan 400 m2; |
i. het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf
mag niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
j. de afstand van
aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse
bouwperceelgrens dan wel de achterbouwperceelgrens dient 0 m dan wel
minimaal 1 m te bedragen.
4.2.3
Bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van
het gebouw 1 m;
b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel
van het gebouw 2 m;
c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m, met dien verstande dat
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend achter (het verlengde van)
de voorgevel mogen worden gebouwd.
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting
De meest noordelijke woning aan de Beatrixlaan
mag pas in gebruik worden genomen, nadat een geluidsscherm is aangebracht,
waarbij moet worden aangetoond dat met het plaatsen van dit scherm wordt
voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder.
Artikel 5 Woongebied
5.1
bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor Woongebied aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
5.1.2
Onder de uitoefening van aan huis
verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het
gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden
beroepen/bedrijven voorzover:
5.2 bouwregels
5.2.1
Bij de ontwikkeling van het
woongebied dient de verkavelingschets uit de bijlage
zoveel mogelijk als uitgangspunt te worden genomen.
5.2.2
Afwijkingen van de verkavelingschets zijn mogelijk indien dit noodzakelijk is
in verband met de uiteindelijke inrichting van het gebied, met dien verstande,
dat de hoofdstructuur niet wezenlijk wordt aangetast.
5.2.3
Er mogen ten hoogste 21 woningen
binnen de bestemming ‘woongebied’ worden gerealiseerd.
5.2.4
ter plaatse van de aanduiding
'maximale goothoogte' en ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven
maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan
5.2.5
Aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen voldoen per woning aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde
van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
b. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen op het achtererf gebouwd worden;
c. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de
achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel
van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4 m;
d. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de
oorspronkelijke zijgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m;
e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
g. het gezamenlijke oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw,
bedraagt
h. het zij- en achtererf mag niet meer dan voor:
|
-40 % worden
bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2; -35 % worden
bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan 400 m2; |
i. het overblijvende
onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen
dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
j. de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en
overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dan wel de
achterbouwperceelgrens dient 0 m dan wel minimaal 1 m te bedragen.
Artikel 6 Waarde
Archeologie
6.1
Bestemmingsomschrijving
De als Waarde
archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de
veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwmogelijkheden
Op deze gronden mogen
ten behoeve van de in artikel 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek
noodzakelijk zijn.
6.2.2 Andere bouwwerken
Ten behoeve van
andere, voor de gronden als bepaald in artikel 6.1, geldende bestemming(en)
mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende
(bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft
op:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500
m2;
een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden
kan worden geplaatst.
6.3 Afwijkingsbevoegdheid
6.3.1 Afwijking
Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2, met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
6.3.2 Uitzondering
Afwijking als bedoeld
in artikel 6.3.1 is niet vereist, indien aan de hand van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten
aanwezig zijn.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige
werkzaamheden
Het is verboden op of
in de gronden met de bestemming Waarde - archeologie als bepaald in artikel 6.1
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere
diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze
werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor
ontheffing, zoals in lid 3 bedoeld, is verleend;
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van
sloten, vijvers en andere wateren;
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij
stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Toetsingcriterium
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel door
de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische
waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende
tegemoet kan worden gekomen.
6.4.4
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet vereist voor:
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, behorende
bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden
worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning;
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke
uitgevoerd worden in het kader van een vergunningsplichtigbouwwerk,
waarvoor bouwvergunning is verleend, en/of een vergunningsvrij bouwwerk.
6.4.5
De verboden, zoals in
artikel 6.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing, indien de werken en
werkzaamheden:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
onderdeel uitmaken van een verleende bouwvergunning;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden
uitgevoerd.
6.4.6
Omgevingsvergunning
wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan
de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
6.4.7
Omgevingsvergunning
wordt voorts verleend, indien:
de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overgelegd
waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het
rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te
verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
6.6 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer
bestemmingsvlakken met de medebestemming Waarde - archeologie geheel of gedeeltelijke
te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter
plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1
In die gevallen dat
de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen
meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in
afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2
In die gevallen dat
de bestaande afstand, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet
tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2
van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als
minimaal toegestaan.
8.3
In die gevallen dat
een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in
de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage
in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.4
De regels zoals
opgenomen in de artikelen 8.1 tot en met 8.3 hebben betrekking op:
a. bestaande bouwwerken;
b. uitbreiding van bestaande bouwwerken;
c. sloop en vervangende nieuwbouw van bestaande bouwwerken;
met dien verstande dat
deze regels uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel
waarin de bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.
8.5 algemene regels met betrekking tot
ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in
de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen
van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de
bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien
verstande dat:
a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan
3 m beneden peil;
b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk dat in gebruik is als
rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden peil.
Artikel
9 Algemene gebruiksregels
9.1
Het is verboden de in
het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op
een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming(en).
9.2
Onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 9.1 wordt in elk geval verstaan:
a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of
afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of
meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte
gebruik en onderhoud;
c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel
ten behoeve van prostitutie.
9.3
Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 9.1 gestelde
verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het
meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 vrijwaringszone -
molenbiotoop
10.1.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter
plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, naast de
andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de
bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als
landschapsbepalend element.
10.1.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde
bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan:
a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is
aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen danwel de bestaande hogere bouwhoogte;
b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte
genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de
molen dan wel de bestaande hogere bouwhoogte.
10.1.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning
kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.2 voor het bouwen
overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen.
10.1.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1.1
bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren:
a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het
bepaalde in artikel 26.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en
apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel
10.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van
beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel
10.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.
10.1.5
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1.4 mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen
blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen
als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als
landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of
onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
10.1.6
Een omgevingsvergunning
als bedoeld in artikel 10.1.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is
verkregen van de beheerder van de molen en/of een onafhankelijke deskundige.
10.1.7
Geen
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1.4 is nodig voor:
a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale
onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van
het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden
op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
11.1
Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is
toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b. de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen worden overschreden, waarbij een
overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is
in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig
gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor
ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits
de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van
zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat dit niet
geldt voor schuttingen en overkappingen.
11.2
Omgevingsvergunning
als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig worden geschaad.
Artikel
12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en
wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a
van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe
veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen,
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de veranderingen mogen niet meer bedragen dan 5 m;
b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen
niet onevenredig worden geschaad.
HOOFDSTUK
4 Overgangs- en slotregels
13.1
Overgangsrecht bouwwerken
13.2
Overgangsrecht gebruik
1.
Het
gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2.
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst
lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
3.
Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het eerste
lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als Regels van
het ‘Bestemmingsplan Smidsweg e.o. Westmaas´.
Bijlage
Verkavelingsschets bij bestemming ‘Woongebied’