Bestemmingsplan In ‘t Veldstraat 11 te ‘s-Gravendeel
Gemeente Hoeksche Waard
Regels
Vaststelling: december 2019
Artikel 5 Waarde – Archeologie 1
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het
bestemmingsplan “In ‘t Veldstraat te ‘s-Gravendeel” met identificatienummer NL.IMRO.0585.BPSGDVELDSTR18-VG01van
de gemeente Hoeksche Waard;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen
digitale ruimtelijk informatie;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een aaneengebouwde rij van woningen;
aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend;
aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een
woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden
en dat niet krachtens milieuwetgeving vergunning- of meldingplichtig
is;
achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet
ruimtelijke ordening;
archeologische deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet
aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak
aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is
bepaald;
bestaand
a.
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag
voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders
is bepaald;
b.
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij
benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die,
die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
(medische) dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
(medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en
fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en
inrichtingen;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen
bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet
verbiedt;
garage
bouwwerk dat bedoeld is voor stallingsruimten voor vervoersmiddelen en de
berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is
gelegen;
grondwaterpeil
Bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op
een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca
een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:
a.
dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;
b.
gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;
c.
sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken
van servies en bestek;
met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).
In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:
·
categorie 1: logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;
·
categorie 2: maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro's, eetcafés;
·
categorie 3: spijsverstrekkers, zoals ijssalons, lunchrooms,
croissanterieën, koffie-/theehuizen, waarbij in principe geen alcoholische
dranken worden geschonken;
·
categorie 4: cafetaria's/snackbars, fast-food restaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;
·
categorie 5: drankverstrekkers, zoals cafés/bars en nachtclubs, dancings,
disco's en partycentra.
kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden
en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het bankwezen en naar de aard
daarmee gelijk te stellen instellingen;
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke
ordening;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
ondergeschikte detailhandel
detailhandel die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
oorspronkelijk gevel
een gevel zoals deze is weergegeven in de omgevingsvergunning voor het
bouwen voor de oprichting van het hoofdgebouw;
overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting
van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor
zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de
constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het
verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan
maximaal twee tot de constructie behoren;
(straat)peil
a.
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten
hoogste 5 m uit de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter
plaatse van de hoofdtoegang;
b.
in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld
maar niet hoger dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
c.
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter
plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water, in het peilbesluit
vastgestelde peil, grenst aan het vaste land;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of
in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht
of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder
geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan
niet in combinatie met elkaar;
Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende
lijst van bedrijven en instellingen;
twee-aaneen woning
een woning waarvan het hoofdgebouw een geheel vormt met het hoofdgebouw van
één andere woning en waarbij gebruik gemaakt wordt van een gemeenschappelijke
scheidingsmuur;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw
is gelegen;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment
van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende
te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het
straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke
ordening;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
zijdelingse bouwperceelsgrens
een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het
perceel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het
boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt
gebouwd;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van de overkapping;
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het
ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte
van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de
volgende eisen:
1.
zijwanden ondoorzichtig;
2.
hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
3.
onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
4.
bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
5.
zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
6.
niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke
vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die
niet voor permanente bewoning is bestemd.
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een
lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.
paden;
3.2 bouwregels
3.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van
erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen
toegestaan, mits:
a.
de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
b.
de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal
2 m bedraagt;
c.
voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de
breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
d.
de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw
+ 0,25 m bedraagt.
3.2.3
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van
bijgebouwen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:
a.
de goothoogte maximaal 3,25 m bedraagt;
b.
de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
3.2.4
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 is een gebouw toegestaan in
de vorm van een schuilgelegenheid met maximaal de bestaande oppervlakte,
goothoogte en bouwhoogte;
3.2.5
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
a.
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het
gebouw 1 m;
b.
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van
het gebouw 2 m;
c.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
een vrijstaande woning:
b.
aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in de categorie
1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
4.1.2
Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang
met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve
van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voor zover:
a.
het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter
is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, tot
een maximum oppervlak van 50 m2;
b.
ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende
parkeergelegenheid;
c.
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het
verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte
verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden
beroep of bedrijf.
4.2 bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a.
gebouwd binnen het bouwvlak;
b.
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de
aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c.
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de
aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan
d.
de minimale dakhelling bedraagt 0º en de maximale dakhelling bedraagt 60º;
4.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a.
de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de
oorspronkelijke zijgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m;
b.
de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
c.
de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
d.
het gezamenlijke oppervlak bedraagt ten hoogste 40 m2;
e.
het zij- en achtererf mag bij woningen voor niet meer dan 40% worden
bebouwd;
f.
het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag
niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak.
4.2.5
Bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
a.
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het
gebouw 1 m;
b.
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van
het gebouw 2 m;
c.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
4.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel
4.2.1 onder a, voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse
bouwperceelsgrens, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de
veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.
5.2 bouwregels
5.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5.1 bedoelde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor
archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2
Ten behoeve van andere, voor de gronden als bepaald in artikel 5.1,
geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;
c.
een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 afwijken van de bouwregels
5.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel
5.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende
(bouw)regels.
5.3.2
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 5.3.1, wordt in ieder
geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen
aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de
betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
5.3.3
Een omgevingsvergunning, zoals bepaald in artikel 5.3.1, wordt voorts
verleend, indien:
a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft
overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het
oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a
bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht
op:
·
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden;
·
het doen van opgravingen;
·
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 omgevingsvergunning te verwachten archeologische waarden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie
1' als bepaald in artikel 5.1 zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
a.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe
worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking, zoals in artikel
5.3 bedoeld, is toegepast;
b.
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
c.
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren;
d.
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
e.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd;
f.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen
en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet
worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische
waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende
tegemoet kan worden gekomen.
5.4.3 advies
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch
deskundige.
5.4.4 uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is niet vereist voor:
a.
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b.
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
c.
graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke uitgevoerd worden in het
kader van een vergunningsplichtigbouwwerk, waarvoor
omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, en/of een vergunningsvrij
bouwwerk.
5.4.5
De verboden, zoals in artikel 5.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing,
indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
a.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
b.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning
als bedoeld in artikel 5.4.1 of een ontgrondingsvergunning;
c.
onderdeel uitmaken van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
d.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.4.6 verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt in ieder geval
verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader
archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische resten aanwezig zijn.
5.4.7
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt voorts verleend,
indien:
a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin
de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld,
door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden
voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
·
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden;
·
het doen van opgravingen;
·
begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
5.4.8 adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint
het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige
omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de
archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te
stellen voorwaarden.
5.5 wijzigingsbevoegdheid
5.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen
door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming 'Waarde - Archeologie
1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit nader archeologisch
onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig
zijn.
5.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de medebestemming 'Waarde -
Archeologie 1' te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische
vindplaats', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter
plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, waarvan nadere bescherming en
veiligstelling door middel van dit bestemmingsplan noodzakelijk of gewenst is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene
bouwregels
7.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of
inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet
en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer
bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan,
geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan
als maximaal toegestaan.
7.2
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding
aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen
minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
7.3
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking
daarvan als maximaal toegestaan.
7.4
De regels zoals opgenomen in de artikelen 7.1 tot en met 7.3 hebben
betrekking op:
a.
bestaande bouwwerken;
b.
uitbreiding van bestaande bouwwerken;
c.
sloop en vervangende nieuwbouw van bestaande bouwwerken;
met dien verstande dat deze regels
uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel waarin de
bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.
7.5
algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van
bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming
anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de
aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige
wijze van toepassing, met dien verstande dat:
de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m
beneden peil;
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk dat in gebruik is als
rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden peil.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende
bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het
plan aan de grond gegeven bestemming(en).
8.2
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 8.1 wordt in elk geval
verstaan:
a.
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of
afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b.
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer
aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte
gebruik en onderhoud;
c.
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten
behoeve van prostitutie.
8.3
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 8.1
gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking
van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 vrijwaringszone -
molenbiotoop
9.1.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd
voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als
landschapsbepalend element.
9.1.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger
worden gebouwd dan:
a.
binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan
de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen
danwel de bestaande hogere bouwhoogte;
b.
binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd
onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen dan
wel de bestaande hogere bouwhoogte.
9.1.3 afwijken van de
bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel
9.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen.
9.1.4
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 9.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren:
a.
het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde
in artikel 9.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
b.
het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met
een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 9.1.2 is
toegestaan voor bouwwerken;
c.
het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting
met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 9.1.2 is
toegestaan voor bouwwerken.
9.1.5
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1.4 mag alleen en moet
worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van
de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
9.1.6
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1.4 wordt niet verleend
dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen en/of een
onafhankelijke deskundige.
9.1.7
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1.4 is nodig voor:
a.
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud,
gebruik en beheer betreffen;
b.
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het
van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden
op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a.
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is
toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en
inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b.
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een
overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in
verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig
gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c.
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse
bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde
daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
d.
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van
zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
e.
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden
verleend, mits:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel
3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen
van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen,
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid
een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van 'bestemmingsplan In ‘t
Veldstraat te ‘s-Gravendeel’ van de gemeente Hoeksche Waard.