‘Bestemmingsplan Oud Bonaventurasedijk 54 Strijen
gemeente Hoeksche Waard
Regels
Artikel 4 Waterstaat - Waterkering
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Vastgesteld 22 september 2020
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Oud Bonaventurasedijk 54 Strijen" met identificatienummer
NL.IMRO.1963. BPOudBond54STR20 -VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.
1.9 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen.
1.10 achterste perceelsgrens:
de van de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg gekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bed&breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten.
1.13 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.14 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt.
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bestaand:
a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan danwel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
b. gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.18 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:
-een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
-een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
-een onbenoemde ruimte, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit of het verlenen van diensten aan particulieren, eventueel met bijbehorende kantoren, werkplaatsen en magazijnen.
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.31 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door een persoon of personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.32 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met maximaal één tot de eigen constructie behorende wand
1.33 peil:
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. in andere gevallen en voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; daaronder worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar.
1.35 uitbouw:
een uitbreiding van een bestaande ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.36 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.37 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen.
1.38 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.39 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt
1.40 zijgevel:
gevel niet zijnde de voorgevel of achtergevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet zijnde detailhandel en horeca;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60% van het perceel met een maximum van 250 m²;
c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bij vrijstaande woningen ten hoogste 40% van het perceel bedragen;
a. het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
e. indien sprake is van een kapconstructie dan mag de dakhelling niet meer bedragen dan 60o;
f. de voorgevel van een hoofdgebouw dient gebouwd te worden in de naar de ontsluitende weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak of binnen een afstand van 3,00 meter achter deze begrenzing; indien er meerdere naar de weg gekeerde bestemmingsgrenzen zijn, dan dient de bestemmingsgrens te worden aangehouden waarin de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande voorgevel is gebouwd;
g. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 15 meter;
h. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen aan de zijde minste 3,00 meter en aan de andere zijde ten minste 5,00 meter;
i. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 8 meter.
a. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mogen uitsluitend aan achterzijde of zijkant van het hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat deze ten minste 2,50 meter naar achteren moeten liggen ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
b. op de gronden tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens aan de zijde waar de afstand van 5,00 meter, als bedoeld in lid 3.2.2 onder h, dient te worden aangehouden, zijn geen bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen toegestaan;
c. in afwijking van het bepaalde onder lid 3.2.3 onder a mogen aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen vóór de voorgevelrooilijn daarvan uitsluitend worden opgericht indien er reeds zodanige bebouwing aanwezig is op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, met dien verstande dat:
◦ 1. de afstand tussen de toegevoegde bebouwing en de bestemming 'Verkeer' ten minste 1,00 meter moet bedragen;
◦ 2. de bouwhoogte van de toegevoegde bebouwing de bouwhoogte van de bestaande bebouwing voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet mag overschrijden;
d. de afstand van de voorzijde van garages tot de bestemming 'Verkeer' bedraagt ten minste 5,00 meter;
e. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op het zij- en achtererf mag niet meer bedragen dan 65 m², met dien verstande dat de oppervlakte van dierenverblijven niet meer mag bedragen dan 10 m²;
f. in afwijking van het bepaalde onder e geldt in geval de bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op het zij- en achtererf groter is dan onder e bepaald, de bestaande oppervlakte als maximum;
g. voor zover aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,00 meter bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede de zijkant van overkappingen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede overkappingen die om de hoek staan;
h. aan de zijden waar aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen niet aan een ander gebouw wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot het naastgelegen gebouw ten minste 1,00 meter;
i. de achtergevel van aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede de achterkant van overkappingen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag niet meer dan 2,75 meter naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw, dan wel de achtergevel van een aan- of uitbouw aan het aangrenzende hoofdgebouw, indien een dergelijke aan- of uitbouw aanwezig is en bovendien in de onderlinge zijdelingse perceelsgrens is gelegen;
j. de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, aan de zijkant van het hoofdgebouw die gelegen zijn binnen een afstand van 1,50 meter van de zijdelingse perceelsgrens en die aan die zijde direct grenzen aan een openbare ruimte die geheel of gedeeltelijk de bestemming 'Verkeer' heeft, bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 meter.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in lid 3.2.2 onder i. teneinde het mogelijk te maken dat de achtergevel van een hoofdgebouw op een afstand van minder dan 8,00 meter ten opzichte van de achterste perceelsgrens wordt gebouwd voorzover de stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt en met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van het straatbeeld;
b. het bepaalde in lid 3.2.3 onder a. teneinde het mogelijk te maken dat de voorgevel van een aan- of uitbouw minder dan 2,50 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd dan wel op één lijn met genoemde voorgevel wordt gebouwd, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van het straatbeeld
c. het bepaalde in lid 3.2.3 onder d. teneinde de bouw van de garage niet tot gevolg heeft dat de aanwezige parkeergelegenheid verloren gaat ter plaatse van de uitrit van de te bouwen garage;
d. het bepaalde in lid 3.2.3 onder j. teneinde de genoemde maat van 2,75 meter te verruimen tot maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van naburige percelen;
e. het bepaalde in lid 3.2.4 onder b. teneinde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan tot een hoogte van 2,00 meter mits de verkeerskundige en stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt.
Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
b. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor het gebruik van aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
a. een dergelijke bewoning aantoonbaar noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg welke tijdelijk van aard is;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
c. per woning sprake blijft van één huishouden;
d. maximaal 75 m2 van de aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning, en er geen extra of nieuwe zelfstandige woning worden gevormd;
e. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan mits het oppervlak aan aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen binnen de geldende bebouwingsregeling blijft;
f. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van mantelzorg weer kan worden ingetrokken wanneer de noodzaak tot mantelzorg niet langer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van woningsplitsing, mits:
a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met een bestaande woonfunctie betreft;
b. woningsplitsing niet leidt tot belemmeringen vanuit het Bouwbesluit;
c. woningsplitsing niet leidt tot uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw;
d. woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
e. woningsplitsing niet leidt tot een belemmering voor omliggende functies;
f. er voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd worden;
g. de provinciale, regionale en gemeentelijke woningbouwprogrammering in acht worden genomen;
h. na woningsplitsing elke woning een oppervlakte heeft van minimaal 70 m2.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de waterkering.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een besluit tot afwijken te nemen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt;
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt.
6.2 Bestaande maten
a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
d. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
e. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;
f. het gebruik van gronden en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van prostitutie;
g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning, behoudens die situaties waar het desbetreffende gebruik op grond van de planregels is toegestaan;
h. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
7.3 Bed&breakfast
Bed&breakfast in en bij woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oud Bonaventurasedijk 54 Strijen.