Bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 2013 -
13e herziening - Middelsluissedijk WZ 44
Numansdorp’’
Regels
Planstatus: vastgesteld 11 juni 2019
Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachting
middelhoog
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 2013 - 13e herziening
- Middelsluissedijk WZ 44 Numansdorp’ met
identificatienummer NL.IMRO.1963.BPLGB2013MsdWZ44-VG01 van de gemeente
Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende
regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan de regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de
kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van
menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
1.7 bed & breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de
vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere
functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen,
vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel het bedrijfsmatig verlenen van diensten,
beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;
1.9 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door
de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie
blijft gehandhaafd en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het
woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.10 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op
administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn
aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden
uitgeoefend zodat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en de
activiteiten geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de
directe omgeving;
1.11 bestaand
a. ten aanzien van
bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan of mag worden gebouwd;
b. ten aanzien van
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de
vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen
hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren aan personen, die
die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek,
zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of
apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met
uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en
afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
1.25 mantelzorg
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in
het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer
leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.26 peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen:
de hoogte van die weg;
b. voor woningen die langs de dijk zijn gebouwd: de hoogte van
het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de bijbehorende
woningen;
c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen
zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
d. voor stacaravans: de bovenzijde beganegrondvloer;
1.27 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard
plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een
prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar;
1.28 uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een
vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in
open verbinding staat;
1.29 voorerf
het gedeelte van het erf wat is gelegen voor de voorgrens
van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan wel zich oriënteert op openbaar
gebied;
1.30 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als
belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk
zijn;
1.31 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de
huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Bij
de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand
van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het
kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de
gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de
druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bij woningen
behorende tuinen,
b. onbebouwde erven,
c. toegangspaden en
andere verhardingen;
d. parkeervoorzieningen;
e. water.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien
verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
a. gebouwen zijn niet
toegestaan;
3.2.2 Andere bouwwerken
a. de bouwhoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van
overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Hobbykassen en dierenverblijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van de bouw van hobbykassen en
dierenverblijven, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de
oppervlakte van de gebouwen per tuin niet meer dan 10 m2 bedraagt.
3.3.2 Paardenbakken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het
realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde
dat:
a. maximaal 1 paardenbak
of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij
bij een (bedrijfs)woning mag worden gerealiseerd,
waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde
van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit
de slootranden;
3. op een afstand van
minimaal 25 m van woningen van derden;
b. de omvang van de
paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een
stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte van een hek
rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen:
b. beroepsmatige
activiteiten;
c. aan de functie onder
a en b gebonden parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien
verstande dat:
4.2.1 Gebouwen
a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één
vrijstaande woning worden gebouwd;
b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse
perceelsgrens dient tenminste 1 m te bedragen;
c. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
750 m 3;
d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan
5 m, tenzij ter plaatste met de aanduiding 'maximale goothoogte' een afwijkende
goothoogte is aangegeven;
e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan
8 m, tenzij ter plaatste met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een afwijkende
bouwhoogte is aangegeven;
f. per woonperceel zijn tot een gezamenlijke oppervlakte van
100 m 2 bijgebouwen toegestaan, mits
1. 40% van het perceel
onbebouwd blijft bij aaneengesloten hoofdgebouwen en 60% onbebouwd blijft bij
vrijstaande hoofdgebouwen;
2. de goothoogte van
bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m;
3. de bouwhoogte van
bijgebouwen niet meer bedraagt dan 6 m.
4.2.2 Andere bouwwerken
ten aanzien van de lid 4.1 bedoelde gronden de volgende
bouwregels voor andere bouwwerken gelden:
a. de bouwhoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van
overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting
De woning mag pas worden gebouwd na het wegbestemmen
en de afbraak van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel 1e
Kruisweg 19 te Oud-Beijerland, te weten 13.565m² aan glasopstanden en 350 m²
aan bedrijfsbebouwing.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardenbakken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het
realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde
dat:
a. maximaal 1 paardenbak
of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij
bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als
volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde
van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit
de slootranden;
3. op een afstand van
minimaal 25 m van woningen van derden;
b. de omvang van de
paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een
stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte van een hek
rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen
als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:
a. de woonfunctie in overwegende
mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag
bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;
b. geen afbreuk wordt
gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de omgeving geen
onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt voorzien in
voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de beroepsmatige
activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
f. er, behoudens een
beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige
activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor het medegebruik
van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige
activiteiten, mits:
a. de woonfunctie in
overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet
meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;
b. geen afbreuk wordt
gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de omgeving geen
onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt voorzien in
voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de beroepsmatige
activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
f. er geen
detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet
milieubeheer mogen plaatsvinden.
4.5.2 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van bed
& breakfast, onder de voorwaarde dat:
a. de hoofdfunctie wonen
gehandhaafd blijft;
b. ten hoogste 4 kamers
zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar
maximaal 10 gasten mogen verblijven;
c. de voorzieningen ten
behoeve van de bed & breakfast binnen de
bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
d. geen onevenredige
nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de
bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
e. geen sprake is van
permanente bewoning.
4.5.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van mantelzorg
in bestaande aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan
van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van
mantelzorg, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak van
mantelzorg dient te worden aangetoond;
b. de oppervlakte aan
extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de woning behoort
voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3.5 meter;
c. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de omgeving,
alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende erven.
5.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van
de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Rapport archeologisch deskundige
In
het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning voor het bouwen uiterlijk ten tijde van het indienen van de
aanvraag omgevingsvergunning een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen
van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend
betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van
damwanden) die groter zijn dan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd
zijn in 5.3.1.
5.2.2
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Het
bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een
omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
b. de verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek;
c. de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
5.3.1
Verbod
In
het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de
hierna onder 5.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0.5 m
beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 500 m² beslaan.
5.3.2
Het vergunningsvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b. het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en/of bomen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door
ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e. het ingraven van ondergrondse kabels en
leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven
van bestaande waterlopen.
5.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het
vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende
gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
5.3.4
Vergunning
Een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verleend
nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een
archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan
een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
b. k. de verplichting tot het doen van
archeologisch onderzoek;
c. l. de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1
Overschrijding bouwgrenzen
7.1.1 Toepassing
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de op de verbeelding
en hoofdstuk 2
uitsluitend worden overschreden door:
a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
luifels, trappen, funderingen, balkons, erkers, galerijen, hellingbanen en
entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
b. Andere onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet
meer dan 0,5 m bedraagt.
7.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.1 onder a tot ten
hoogste 3 m.
7.2 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen dient onder het hoofdgebouw plaats te
vinden tot een diepte van ten hoogste 3 m ten opzichte van het peil.
7.3 Bestaande maten en bestaande andere maten
7.3.1
In die gevallen dat de afstanden van gebouwen en andere
bouwwerken tot gronden met de bestemming Verkeer of de afstanden van gebouwen
tot erfscheidingen, op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
minder bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimum is
voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking van het bepaalde in
hoofdstuk 2 als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.2
In die gevallen dat de inhoud van een woning of de
oppervlakten van gebouwen op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van
het plan c.q. het moment van het van kracht worden van een wijzigingsbesluit
meer bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2
als maximum is voorgeschreven, mogen deze bestaande maten in afwijking van
het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4 Voldoende parkeergelegenheid
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan
parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het
bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is
voorzien en in stand wordt gehouden.
b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat
moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van
voldoende parkeergelegenheid.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het
bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende
parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan
de parkeersituatie.
Artikel 8 Algemene
afwijkingsregels
8.1
Indien
niet op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen
burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels
voor:
a. de bouw van niet voor bewoning bestemde
bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en
omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten
voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m
en geen grotere oppervlakte dan 20 m3 hebben;
b. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze
bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3
hebben;
c. de bouw van straatmeubilair en andere
bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn,
zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en
antennemasten, mits deze voorzieningen van gering horizontale afmetingen zijn
en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
e. afwijkingen van bouwgrenzen en voorgeschreven
maten (daaronder begrepen bebouwingspercentages) met ten hoogste 1,5 m
respectievelijk 10%;
f. afwijkingen van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een ruimtelijk of
technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of voorzover
zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein,
mits de afwijkingen niet meer bedragen dan 3 m.
8.2
Een
omgevingsvergunning voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3
Een
omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor
waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
8.4
Alvorens
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld
in 8.3 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in
bij de adviseur inzake natuur en landschap.
Artikel 9 Algemene
gebruiksregels
9.1
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een
wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
9.2
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. onbebouwde gronden te
gebruik of te laten gebruiken als:
1. opslagplaats voor
vaten, kisten al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en
vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen,
afval, puin, grind en brandstoffen;
2. uitstalling-,
opslag-, stand- of ligplaats voor kamper- en/of verblijfsmiddelen;
b. zomerhuizen en
stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning;
c. gronden en de daarop
voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting
met uitzondering van de gronden die blijkens de bestemming, de
bestemmingsomschrijving en/of overige regels uitdrukkelijk zijn aangewezen voor
een seksinrichting.
9.3
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a. vormen van gebruik
als bedoeld in lid 9.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond
ingevolge de bestemming en deze regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van
bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter
verwezenlijking van de bestemming;
c. het uitoefenen van detailhandel,
voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale
bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels
toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in
rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
d. voor de stalling van
ten hoogste een toercaravan binnen de gronden met de bestemming Tuin.
9.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 en lid 9.2, indien
strikte toepassing van die bepalingen leidt tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
1. gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan
ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a.
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond
en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het
met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te
laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik,
bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a.
is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze
regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 2013 - 13e
herziening - Middelsluissedijk WZ 44
Numansdorp’.