Bestemmingsplan ‘Glas voor glas Gorzenweg 6e, Heinenoord, Mookhoek 93 Strijen, Smitsweg 9 Klaaswaal´

gemeente Hoeksche Waard

 

Regels

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen                                                                                            

Artikel 2         Wijze van meten                                                                              

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3         Agrarisch       

Artikel 4         Agrarisch - 1

Artikel 5         Agrarisch met waarden - landschapswaarden

Artikel 6         Maatschappelijk

Artikel 7         Tuin

Artikel 8         Wonen

Artikel 9         Wonen - 1

Artikel 10       Archeologische verwachting hoog 1

Artikel 11       Archeologische verwachting middelhoog 1

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12       Anti-dubbeltelregel

Artikel 13       Algemene bouwregels

Artikel 14       Algemene gebruiksregels

Artikel 15       Algemene afwijkingsregels

Artikel 16       Algemene procedureregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17       Overgangsrecht

Artikel 18       Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:


1.1 plan

het bestemmingsplan ´Glas voor glas Gorzenweg 6e Heinenoord, Mookhoek 93 Strijen, Smitsweg 9 Klaaswaal´ van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPHNOGorzenweg6e-VG01 met bijbehorende regels;

 

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

 

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.7 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

1.8 aan huis verbonden bedrijf

een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf;

 

1.9 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden beroep;

 

1.10 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

 

1.11 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, glastuinbouwbedrijven daarvan uitgezonderd;

 

1.13 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven of agrarische bodemexploitatie door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd mestbewerking. Hieronder worden in ieder geval verstaan:

grootveedierenklinieken; KI-stations; mestopslag- en mesthandels-bedrijven (excl. mestverwerking); agrarisch-loonwerkbedrijven; verhuur- en/of reparatiebedrijven van landbouwwerktuigen; vee-overslag-, veetransport- en/of veehandelsbedrijven; opslag-, overslag-, voorbewerkings- en/of groothandelsbedrijven in akker- en tuinbouwgewassen;

 

1.14 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd mestbewerking. Hieronder worden in ieder geval verstaan:

dierenklinieken, dierenasiels, hondenkennels, paardenstalhouderijen, paardenafricht-/-trainingsbedrijven, hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, proefbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs;

 

1.15 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

 

1.16 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

 

1.17 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

 

1.18 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

 

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.20 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt;

 

1.21 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

1.22 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.24 beperkt kwetsbaar object

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  4. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  5. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
  8. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen
  9. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.25 bestaand

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan:
    1. bestaat, of;
    2. wordt gebouwd, of;
    3. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;

mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

  1. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.28 Bevi bedrijven

bedrijven als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.29 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat bouwkundig ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan een binnen hetzelfde bestemmingsvlak staande woning;

 

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.33 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.37 dagrecreatie

recreatie zonder nachtverblijf, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

 

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.39 (medische) dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

 

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

 

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.43 extensief dagrecreatief medegebruik / extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

 

1.44 garage

bouwwerk dat bedoeld is voor stallingsruimten voor vervoersmiddelen en de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

 

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.46 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

 

1.47 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

 

1.48 geluidsgevoelige terreinen

geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

 

1.49 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

 

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering geheel of hoofdzakelijk gebruik maakt van de grond als agrarisch productiemiddel in de vorm van akkerbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw en/of melkveehouderij;

 

1.51 grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;

 

1.52 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.53 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.54 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

 

1.55 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

 

1.56 kas

een bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak hoofdzakelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot het beschermen van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

 

1.57 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;

 

1.58 kwetsbaar object

  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.59 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden in visueelruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

 

1.60 ligplaats

een ligplaats als bedoeld in artikel 1 onder b van de Woonbotenverordening 2009, zoals deze geldt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

 

1.61 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

 

1.62 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

 

1.63 manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport;

 

1.64 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.65 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.66 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

 

1.67 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

 

1.68 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

 

1.69 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.70 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.71 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.72 paardenhouderij

een bedrijf dat is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

 

1.73 permanente bewoning

het gebruik van een recreatiewoning of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als feitelijk hoofdverblijf, in die zin dat deze persoon of groep van personen binnen een aaneengesloten periode van een jaar meer dan 240 overnachtingen in de recreatiewoning maakt;

 

1.74 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

 

1.75 recreatiewoning

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.76 relatie

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

 

1.77 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard, waaronder mede wordt begrepen:

  1. seksbioscoop:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  2. seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;
  3. seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  4. sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

1.78 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

 

1.79 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

 

1.80 (straat)peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld maar niet hoger dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water, in het peilbesluit vastgestelde peil, grenst aan het vaste land;

1.81 trekkershut

een houten gebouw met slaap- en kookgelegenheid bestemd voor recreatief nachtverblijf;

 

1.82 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.83 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

 

1.84 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf op een daartoe bestemd terrein dan wel in een daartoe bedoeld gebouw of kampeermiddel;

 

1.85 volwaardig agrarisch bedrijf / glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf/glastuinbouwbedrijf met de omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht, dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden uitgeoefend;

 

1.86 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;

 

1.87 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;

 

1.88 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.89 woning

een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

1.90 woonboot

een woonboot c.q. woonschip als bedoeld in artikel 1 onder a van de Woonbotenverordening 2009, zoals deze geldt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot een grens

tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen

Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

 

2.3 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.4 dakkapellen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

  1. zijwanden ondoorzichtig;
  2. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
  3. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  4. bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
  5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
  6. niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

2.5 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 – Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  3. c. o. één bedrijfswoning met bijgebouwen per bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1.3. mantelzorg in de bedrijfswoning is toegestaan;
    2. 4. aan huis verbonden beroepen in de bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
    3. 5. aan huis verbonden bedrijven in de bedrijfswoning en de bestaande bijgebouwen zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per bedrijfswoning;
    4. 6. bed & breakfast in de bedrijfswoning is toegestaan;
  4. p. r. de uitoefening van aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte nevenactiviteiten, uitsluitend binnen de bedrijfsgebouwen, in de vorm van:

1. verwerking van en (detail)handel in streekeigen (semi)agrarische (eind)produc-ten;
2. sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
3. verblijfsrecreatie in de vorm van bed en breakfast, kampeerboerderijen en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
4. lichte horeca zoals een boerderijterras, een theetuin en ijsverkoop;
5. stalling en opslag;
6. kunstnijverheidsbedrijven;
7. agrarisch verwante bedrijven zoals veehandelsbedrijven, bijenhouderijen en dierenpensions;
een en ander met dien verstande dat de gezamenlijke ten behoeve van nevenactiviteiten in gebruik zijnde vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een maximum van 100 m2 voor wat betreft de onder 1 genoemde nevenactiviteiten en 500 m2 voor wat betreft de onder 2 tot en met 7 genoemde nevenactiviteiten;

  1. een eeeen plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’, waarvoor dezelfde bouwregels gelden als voor bedrijfswoningen;
  2. s. de bescherming van de openheid van het landschap;
  3. t. extensieve dagrecreatie;
  4. u. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. v. hobbymatig houden van dieren;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Binnen het bouwvlak

Binnen het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

  1. a. bedrijfsgebouwen en kassen met een bouwhoogte van maximaal 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' maximaal de ter plaatse aangeduide bouwhoogte is toegestaan;
  2. b. c. bedrijfswoningen met bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. herbouw van een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
    2. 2. de inhoud van een bedrijfswoning met bijgebouwen gezamenlijk maximaal 775 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
    3. 3. de goothoogte van bedrijfswoningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    4. 4. de bouwhoogte van bedrijfswoningen maximaal 9 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
    5. 5. de goothoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen maximaal 3 m bedraagt dan wel de bestaande grotere goothoogte;
    6. 6. de bouwhoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen maximaal 6 m bedraagt dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  3. d. e. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van mest- en voedersilo's maximaal 12 m mag bedragen.

 

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

  1. a. kassen, met dien verstande dat 1. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw':
    1. de oppervlakte maximaal 50.183 m2 bedraagt;
    2. de goothoogte maximaal 6,5 m bedraagt;
    3. bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
  2. warmteopslagtanks met een bouwhoogte van maximaal 10 m;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat regenkappen, boog- en tunnelkassen niet zijn toegestaan;
  4. b. bouwwerken ten behoeve van mestopslag met een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  5. platpplattelandswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’,  waarbij bijbehorende bouwwerken op gronden buiten deze aanduiding mogen worden gerealiseerd.

 

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting

a. Afbraak agrarische bedrijfsbebouwing

Voordat ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch’ kassen mogen worden gebouwd met een overschrijding van de oppervlakte van 40.000 m2, moet de agrarische bedrijfsbebouwing op de percelen Smitsweg 9 te Klaaswaal en Mookhoek 93 te Strijen zoals omschreven in het dit bestemmingsplan zijn verwijderd.

 

b. Beeldkwaliteit

De omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de agrarische bedrijfsbebouwing mag alleen worden verleend, als bij het bouwplan de adviezen over de vereiste beeldkwaliteit zoals opgenomen in de Studie en schetsontwerp Gorzenweg 6e Heinenoord van Ars Virens d.d. september 2017 in acht worden genomen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met gebouwen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. overschrijding kan plaatsvinden tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2 en tot maximaal 5 m uit het bouwvlak;
  2. b. de overschrijding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  3. c. het denkbeeldig agrarisch bouwperceel moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwperceel de oude vorm in grote lijnen volgt;
  4. d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. e. de overschrijding dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en waarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad.

 

3.3.2 Hogere bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

3.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte kassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor een hogere goot- en bouwhoogte van kassen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 9 meter;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

 

3.3.4 Herbouw bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub b onder 1 voor de herbouw van een bedrijfswoning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. de nieuwe locatie moet in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormen;
  2. b. er moet zekerheid bestaan omtrent het afbreken van de bestaande bedrijfswoning;
  3. c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  4. d. deze afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.3.5 Hogere bouwhoogte warmteopslagtank

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c voor een hogere bouwhoogte van warmteopslagtanks, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteit;
  3. c. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

 

3.3.6 Regenkappen en boog- en tunnelkassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en/of artikel 3.2.2 voor het bouwen van regenkappen en boog- en tunnelkassen op dan wel buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. regenkappen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan een bouwvlak en met een oppervlakte van maximaal 5.000 m2 per bouwvlak;
  2. b. de bouwhoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. c. boog- en tunnelkassen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan een bouwvlak en met een oppervlakte van maximaal 5.000 m2 per bouwvlak;
  4. d. de bouwhoogte van boog- en tunnelkassen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  5. e. boog- en tunnelkassen zijn uitsluitend tijdelijk toegestaan in de periode van 1 februari tot en met 31 oktober.

 

3.3.7 Schuilstallen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van een schuilstal buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de schuilstal wordt gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
  2. b. de goot- en bouwhoogten bedragen maximaal 2 respectievelijk 3 m;
  3. c. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van:

  1. a. chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van fruit- en boomteelt is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies;
  2. b. biologische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van fruit- en boomteelt is niet toegestaan binnen een afstand van 10 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.

Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies met gebouwen behoudens de agrarische bedrijvigheid.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  2. b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.2 Bed & breakfast in bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande karakteristieke, historisch waardevolle bijgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de betreffende bijgebouwen vertonen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.3 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de paardenbak wordt gesitueerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen, 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' en 'Wonen - verspreide woningen';
  2. b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 m;
  3. c. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling;
  4. d. voor zover de paardenbak direct aansluitend aan gronden met de bestemmingen , 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' en 'Wonen - verspreide woningen' is geprojecteerd, is deze uitsluitend toegestaan voor zover deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de, op aangrenzende gronden gelegen, bestemmingen , 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' en 'Wonen - verspreide woningen';
  5. e. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  6. f. de bouwhoogte van lichtmasten en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,75 m;
  7. g. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  9. i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.4 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een kleinschalige kampeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het kleinschalige kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' en 'Wonen - verspreide woningen':
  2. b. de oppervlakte van een kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
  3. c. het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 25;
  4. d. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat het kleinschalig kampeerterrein buiten de periode van 15 maart tot 1 november is ontruimd;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  6. f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  8. h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.5 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in bedrijfsbebouwing.

 

3.5.6 Spuitzone

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het verkleinen van de in dat artikel opgenomen afstanden van 50 m respectievelijk 10 m, mits de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat of van het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van de vorm van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  2. b. de verandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  3. c. het bouwvlak moet een compacte vorm behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  4. d. de verandering van het bouwvlak dient, gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van in de nabijheid aanwezige functies en landschapswaarden, waaronder begrepen de kernkwaliteiten van het landschap, een zodanig beperkte milieuhinder te veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies en landschapswaarden niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  5. e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing.

 

3.6.2 Glas voor glas

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte aan kassen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. er moet sprake zijn van een volwaardig glastuinbouwbedrijf;
  2. b. de uitbreiding van de oppervlakte van de kassen moet minimaal in gelijke mate worden gecompenseerd door sanering van kassen elders, eventueel gedeeltelijk in combinatie met een storting van een geldbedrag in een daartoe ingesteld fonds, waarbij maximaal 1 ha kassen mag worden gecompenseerd door een geldbedrag;
  3. c. de ruimtelijke kwaliteit op de uitbreidingslocatie en de saneringslocatie wordt per saldo verbeterd, waarbij de landschappelijke waarden in de omgeving van de uitbreidingslocatie niet in onevenredige mate worden aangetast;
  4. d. advies over de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit wordt ingewonnen van een onafhankelijke landschapsdeskundige;
  5. e. de kassen op de saneringslocatie zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  6. f. de kassen op de saneringslocatie kunnen maar één keer worden meegeteld bij de toepassing van 'glas voor glas' of 'ruimte voor ruimte', waarbij een combinatie van beide regelingen niet is uitgesloten;
  7. g. aangetoond wordt dat de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf op de uitbreidingslocatie naar een concentratiegebied voor de glastuinbouw geen reële mogelijkheid is;
  8. h. de uitbreidingslocatie is op de functiekaart van de provinciale structuurvisie aangeduid als 'agrarisch landschap';
  9. i. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;
  11. k. de uitbreiding dient, gelet op de waterhuishouding, niet ten koste te gaan van het waterbergend vermogen en mag de afvoer van het polderwater niet negatief beïnvloeden;

 

3.6.3 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Wonen '

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een agrarisch bouwvlak in de bestemming, 'Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties' of 'Wonen - verspreide woningen' als bedoeld in het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Binnenmaas’ en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. uitsluitend de voormalige bedrijfswoning alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte mag worden gebruikt voor bewoning;
  3. c. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het aantal dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit is toegestaan volgens het bestemmingsplan;
  4. d. bodemsanering moet blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk zijn of moet reeds hebben plaatsgevonden;
  5. e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  8. h. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  9. i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;

 

3.6.4 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming 'Maatschappelijk' als bedoeld in het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Binnenmaas’ en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;
  2. b. uitsluitend kleinschalige maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van verpleging, zorg- en hulpverlening voor 24-uurszorg of dagopvang zijn toegestaan;
  3. c. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  4. d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
  8. h. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd;

 

3.6.5 Omschakeling van agrarisch bouwvlak naar 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het veranderen van een bouwvlak in de bestemming 'Recreatie' als bedoeld in het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Binnenmaas’ en de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd en hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor de agrarische bedrijfsvoering dient redelijkerwijs niet meer mogelijk te zijn;

toegestaan zijn recreatiebedrijven zoals:
1. kleinschalige verblijfsrecreatie;
2. een paardenstalling;
3. fiets-, kano-, paarden- en huifkarrenverhuur;
4. een kleinschalig bezoekerscentrum;
5. een klein museum, tentoonstellingsruimte;
6. een kinderboerderij, speeltuin;
7. binnensportactiviteiten;
8. een manege;
dan wel bedrijven die naar aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn;

  1. c. het recreatiebedrijf mag geen milieuhygiënische belemmeringen opleveren voor in de omgeving gevestigde agrarische bedrijven;
  2. d. nieuwbouw van gebouwen is niet toegestaan en alle kassen dienen te worden gesloopt;
  3. e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  4. f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  5. g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geschaad;
  6. h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. i. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken en geen ingrepen in de bestaande infrastructuur vergen;
  8. j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd.

 

3.6.6 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van één of meer compensatiewoningen in verband met de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  2. b. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, iedere 5.000 m² kassen, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  3.   a. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  4. b. de gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Agrarisch - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Algemeen

 

De voor 'Agrarisch 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de volgende grondgebonden agrarische bedrijven:

1.     akkerbouwbedrijven;

2.     vollegrondstuinbouwbedrijven;

3.     grondgebonden veehouderijen;

4.     gemengde tuinbouwbedrijven;

5.     bestaande bosbouwbedrijven;

6.     fruitteeltbedrijven;

7.     kleinfruitteeltbedrijven;

b.      in afwijking van het bepaalde onder a intensieve veehouderij bij wijze van neventak van de bestaande bedrijfsvoering;

c.      wandel- en fietspaden;

d.      water.

 

4.2 Bouwregels

 

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend kleine gebouwen zijn toegestaan, met in achtneming van de volgende regels:

a.      de goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen 2,5 m;

b.      de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 3,0 m;

c.      de grondoppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 5  Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn

bestemd voor:

 

  1. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.12;
  2. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals

bedoeld in lid 1.12;

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:

1.      de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast

tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid

van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de

rationele, rechte verkaveling hierbinnen;

2.      de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de

historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede voor:

  1. de in tabel 5.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en

laad- en losvoorzieningen.

 

Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

nevenfunctie

Toegestaan aantal m2

 

bebouwing

gebruik van ongebouwde gronden

verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)

200

-

opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing

500

-

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

200

-

agrarisch natuur- en landschapsbeheer

-

gehele boerenland

blauwe diensten (waterberging)

-

gehele boerenland

wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland

-

gehele boerenland

bed & breakfast

Maximaal 7 kamers met maximaal 10 bedden

-

Boerengolf

200

20.000

Aan-huis-gebonden beroep

100

-

Natuur- en milieueducatie rondleidingen

100

gehele boerenland

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd met uitzondering van terreinafscheidingen;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen is 2 m.

 

5.2.2 Voorwaardelijke verplichting

De agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Mookhoek 93 te Strijen, met uitzondering van de bebouwing die als bijgebouw wordt gehandhaafd, moet eerst worden verwijderd voordat de compenserende glasopstanden worden gerealiseerd aan de Gorzenweg 6e te Heinenoord, zoals die bebouwing mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan ‘Gorzenweg 6e te Heinenoord’ van de gemeente Binnenmaas;

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt

overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden

veehouderijbedrijf;

  1. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan

  1. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 Artikel 6 Maatschappelijk

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;
  2. onderondergeschikte onderhoudswerkzaamheden in relatie tot het museum;
  3. b. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 respectievelijk 8 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik geldt dat de onderhoudsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving ten hoogste vergelijkbaar mogen zijn met bedrijfsactiviteiten van bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 7 Tuin

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 8 Wonen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

  1. bed & breakfast met een maximum van 7 kamers en 10 bedden;

 

met de daarbij behorende:

 

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen

en water.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en

overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden

gebouwd;

  1. per bouwvlak is één woning toegestaan;
  2. de maximum inhoud van een woning bedraagt 650 m3;
  3. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 6 m;
  4. de minimale afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m;
  5. de maximale oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) bedraagt 202 m2;
  6. de maximale goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 m;
  7. de minimale afstand van een aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;

i.        de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering

van erf- of  terreinafscheidingen) bedraagt 2 m;

j.        de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 3 m.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de

betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:

1.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de

omgeving;

2.    ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden

noodzakelijk zijn;

3.    het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het

verkeer;

4.    er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte

verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;

5.    degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke

woning te zijn;

 

  1. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  2. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  3. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  1. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

 

 

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.4.1 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van het volgende:

  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;

per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;

  1. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of

de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te

worden beëindigd;

  1. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan

bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 8.2;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik

voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;

  1. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke

aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient

milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 9 Wonen - 1

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen:

b. beroepsmatige activiteiten;

c. aan de functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

9.2.1 Gebouwen

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één vrijstaande woning worden gebouwd;
  2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 1 m te bedragen, tenzij de bestaande situatie reeds kleiner is, dan geldt deze kleinere afstand als de minimale afstand;
  3. de afstand van de woning tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand bedraagt;
  4. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 900 m3;
  5. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, tenzij ter plaatste met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven;
  7. de oppervlakte aan bijgebouwen mag ten hoogste 190 m2 bedragen.

 

9.2.2 Andere bouwwerken

ten aanzien van de lid 9.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken gelden:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

9.2.3 Voorwaardelijke verplichting

De agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Smitsweg 9 Klaaswaal moet eerst worden verwijderd voordat de compenserende glasopstanden worden gerealiseerd aan de Gorzenweg 6e te Heinenoord, zoals die bebouwing mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan;

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:

a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:

1. achter het verlengde van de voorgevel;

2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;

3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;

b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;

c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen en/of bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:

a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;

b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;

d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;

e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;

f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4 voor het medegebruik van hoofdgebouwen en/of bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 190 m2;

b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;

d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;

e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;

f. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;

g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer mogen plaatsvinden.

 

9.5.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van bed & breakfast, onder de voorwaarde dat:

a. de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b. ten hoogste 4 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 10 gasten mogen verblijven;

c. de voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;

d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;

e. geen sprake is van permanente bewoning.

 

9.5.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

a. de noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;

b. de oppervlakte aan extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de woning behoort voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3.5 meter;

c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende erven.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 10 Waarde - Archeologische verwachting hoog 1

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

 

10.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 10.3.1 is niet vereist, indien:

a.       op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

b.      het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

c.       het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m2.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b.      het bodemverlagen of afgraven van gronden;

c.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m vanaf maaiveld;

d.      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

e.       het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

f.        het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

10.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

10.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

a.       het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

b.      er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;

c.       op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

d.      de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

1.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;

e.       de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting hoog 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 11 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

 

11.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 11.3.1 is niet vereist, indien:

d.      op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

e.       het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

f.        het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

g.      het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

h.      het bodemverlagen of afgraven van gronden;

i.        het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m vanaf maaiveld;

j.        het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

k.      het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

l.        het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

 

11.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

11.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

f.        het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

g.      er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m2 en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;

h.      op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

i.        de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

1.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;

j.        de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 13 Algemene bouwregels

 

13.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

13.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

13.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

 

14.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden voor opslag van mest in mestzakken of in andere opslagmiddelen, niet zijnde een bouwwerk, anders dan als opslag voor normaal gebruik binnen het agrarisch bouwvlak
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  5. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  6. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  7. het gebruik van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan voor de eigen bedrijfsvoering of de verkoop van eigen producten;
  8. een gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning.

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

 

15.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

15.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.1 onder a kan niet worden verleend ten behoeve van:

  1. het vergroten van de inhoud van (bedrijfs)woningen;

15.3 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 15.1 is slechts toegestaan, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

15.4 Windturbines

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor de bouw van een windturbine, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  1. deze bevoegdheid is uitsluitend van toepassing binnen bestemmingen waar op basis van de bouwregels in hoofdstuk  2 gebouwen zijn toegelaten;
  2. in afwijking van sub a is deze bevoegdheid niet van toepassing:
    1. op gronden met de bestemming Wonen - Linten en bebouwingconcentraties, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - linten';
    2. op gronden met de aanduiding 'openheid';
    3. binnen Natura2000-gebieden en de ecologische hoofdstructuur;
  3. per adres is maximaal één windturbine toegestaan;
  4. de ashoogte van een windturbine bedraagt maximaal 15 m;
  5. de windturbine is functioneel gebonden aan het gebouw of de bestemming waarop het wordt geplaatst;
  6. windturbines mogen niet worden gebouwd op of nabij monumenten;
  7. de afstand tot leidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt minimaal 25 m;
  8. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval de veiligheid wordt begrepen.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 16 Algemene procedureregels

 

16.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 17 Overgangsrecht

 

17.1  Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

17.2 Overgangsrecht gebruik

1.        Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.        Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.        Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 18 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als Regels van het ‘Bestemmingsplan Glas voor glas, Gorzenweg 6e Heinenoord, Mookhoek 93 Strijen, Smitsweg 9 Klaaswaal´.

 

Terug naar inhoudsopgave