Regels bestemmingsplan ‘Oud-Heinenoordseweg 23c Heinenoord’
Gemeente Hoeksche Waard
Mei 2020
Regels
Artikel 8 Algemene regels met betrekking tot
ondergronds bouwen
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
In de regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende
regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.2 plan
het bestemmingsplan “Oud-Heinenoordseweg
23c Heinenoord” met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPHNDOHEINOORDW23c-VG01
van de gemeente Hoeksche Waard;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het
bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan
een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.8 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.9 aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het
uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de
omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie
blijkt behouden en dat niet krachtens milieuwetgeving vergunning- of meldingplichtig is;
1.10 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het
gebouw is gelegen;
1.11 afwijken van de bouwregels en/of van
de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 van de
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht;
1.12 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.13 archeologische deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen
kwalificaties;
1.14 archeologische waarde
de aan het gebied toegekende waard in verband met de
in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw
zijnde;
1.16 bestaand
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel
met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan
niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw,
dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk:
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op
gelijke, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrens, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die
direct of duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 bruto vloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt
gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en
administratieruimte en dergelijke;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 (medische) dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan
uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
tandarts-, dokter en fysiotherapiepraktijken en naar aard daarmee gelijk te
stellen bedrijven en instellingen;
1.31 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.32 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan,
dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voorzover
dat bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.33 erotisch getinte vermaaksindustrie
een vermaaksindustrie, welke gericht is op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoning van porno-erotische aard,
waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautoaatenhal;
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in
gebruik nemen;
1.36 grondwaterpeil
bovenste niveau van water dat zich in de bodem
bevindt;
1.37 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.38 horeca
een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen
bedrijfsmatig:
met een in principe open karakter (voor een ieder
toegankelijk).
In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij
onderscheiden:
1.39 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerst lid,
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.40 omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van
de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.41 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt voor
een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.42 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die ondergeschikt is aan de
hoofdactiviteit;
1.43 oorspronkelijke aanbouw
binnen de oorspronkelijk vergunde
bouw-/omgevingsvergunning van het bouwplan behorende aanbouw;
1.44 oorspronkelijk bijgebouw
binnen de oorspronkelijk vergunde
bouw-/omgevingsvergunning van het bouwplan behorend bijgebouw;
1.45 oorspronkelijke gevel
een gevel zoals die is weergegeven in de
omgevingsvergunning voor het bouwen voor de oprichting van het hoofdgebouw;
1.46 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen
pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.47 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats,
dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of
standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel
van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor
zover gebouw achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal
drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.48 (straat)peil
1.49 prostitutie
het zich ter beschikking stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.50 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard
plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf,
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomaat, een sekstheater
of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan
onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.52 twee-aaneen-gebouwde woning
een woning waarvan het hoofdgebouw een architectonisch
geheel vormt met het hoofdgebouw van één andere woning;
1.53 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte
is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.54 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in
uitvoering nemen;
1.55 volumineuze detailhandel
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde
artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop
van auto's, boten, caravans, tuinartikelen, grove bouwmaterialen, keukens,
sanitair, e.d.;
1.56 voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voorgevel)
van het gebouw is gelegen;
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw, of
indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de
gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die
weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
1.58 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s)
die grenzen aan openbare wegen, fiets- en/of voetpaden tot aan de
perceelsgrenzen.
1.59 vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een
ander hoofdgebouw;
1.60 waterpeil
in het peilbesluit van het waterschap vastgestelde
peil;
1.61 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a
van de Wet ruimtelijke ordening;
1.62 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.63 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw
is gelegen;
1.64 zijdelingse perceelgrens
een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw
liggende grens van het perceel.
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een
bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de boven kant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedelen, met
uitzondering van een dakopbouw met een breedte van ten hoogste 5 m en
dakkapellen;
2.5 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de
gevel waaraan wordt gebouwd;
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddeld niveau van het afgewerkte niveau bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.8 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de
overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.9 de verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk
het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer
van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.10
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, gevel- en
kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.11
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of
vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor
tuinen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
alsmede voor paden.
3.2 Bouwregels
3.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkapping zijnde, worden gebouwd.
3.2.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn
gebouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende
gronden gelegen woningen toegestaan, mits:
a. de horizontale diepte
van maximaal 1,5 m bedraagt;
b. de diepte van de
overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden, minimaal 2 m bedraagt;
c. voor zover de erker
wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal
2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
d. de bouwhoogte maximaal
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt.
3.2.3
Op deze gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen
gebouw zijnde, met een maximale bouwhoogte van:
a. erf- en
terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
b. erf- en
terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2
m;
c. de overige bouwwerken,
geen gebouw zijnde 2 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maximaal 1 woning;
b. mantelzorg in de
woning;
c. aan huis verbonden
beroepen en/of praktijkruimte en aan huis verbonden bedrijven in de categorie 1
van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
d. waterhuishoudkundige
doeleinden, waterberging en waterlopen;
en andere bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden
voor hoofgebouwen de volgende bouwregels:
a. hoofdgebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zijn ten hoogste de
aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
c. de voorgevel van de
woning dient in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
d. ter plaatse van de
aanduiding “vrijstaand” is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan;
4.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende
kenmerken:
a. gebouwd op het zij- en
achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het
hoofdgebouw;
b. gebouwd op minimaal 6
meter achter de voorgevelrooilijn;
c. de diepte van aan- en
uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw
mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer
bedragen dan 4 m;
d. de breedte van een
aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, niet
meer mag bedragen dan 3 m;
e. de goothoogte bedraagt
maximaal 3,25 m;
f. de bouwhoogte bedraagt
maximaal 5 m;
g. het gezamenlijk
oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt bij:
1.
40 m2 indien het zij- en achtererf
gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2;
h. het zij- en achtererf
mag bij woningen voor niet meer dan 50% worden bebouwd, dit met uitzondering
bij vrijstaande woningen, hiervoor geldt dat deze niet meer dan voor:
1. 40%
mag worden bebouwd indien het zij- ene achtererf gezamenlijk minder bedraagt
dan 400 m2;
2. 35%
mag worden bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan
400 m2;
i. het overblijvende en
onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen
dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
j. de afstand van aan- en
uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel de achterbouwperceelsgrens
dient 0 m dan wel minimaal 1 m te bedragen.
4.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
voldoen aan de volgende kenmerken:
a. de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van de voorgevel van) de voorgevel
van het gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
b. de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw
mag niet meer dan 2 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Afwijking van de bouwregels
4.3.1 Goothoogte
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b voor het verhogen van
de goothoogte tot maximaal 6 meter indien stedenbouwkundig aanvaardbaar.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeren
Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
4.4.2 Aan huis verbonden
beroepen/bedrijven
Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/ bedrijven
in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van
woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep/bedrijf voor zover:
a. het vloeroppervlak in
gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter is dan 30% van het oppervlak
van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
b. ten behoeve van aan
huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
c. het gebruik geen
nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en niet
gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die
ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep of
bedrijf.
Artikel 5 Waarde -
Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor
bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel
5.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming
geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op:
a. vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
b. een bouwwerk met een
oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
c. een bouwwerk dat
zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Afwijkingsbevoegdheid
5.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken
van het bepaalde in 5.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming
geldende (bouw)regels.
5.3.2
Afwijking, zoals bedoeld in het bepaalde in artikel
5.3.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig
zijn.
5.3.3
Afwijking, zoals bedoeld in artikel 5.3.1 wordt voorts
verleend indien:
a. de aanvrager van de
omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische
waarden van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken
archeologische waarden, gelet op het rapport als onder a bedoeld, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op:
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
5.4.1
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Waarde
- Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte dan 100 cm, waartoe worden gerekend het
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van
drainage, tenzij de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een
bouwplan waarvoor een afwijking, zoals in artikel 5.3 bedoeld, is verleend;
b. het ophogen van
gronden met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het verlagen of
verhogen van het grondwaterpeil;
e. het aanleggen of
rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
f. het aanbrengen van
ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2
Het verbod, zoals in artikel 5.4.1 is bedoeld, is niet
van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a. reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
b. mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of
ontgrondingsvergunning;
c. ten dienste van
archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1
wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning
aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de
betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
5.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1
wordt voorts verleend indien:
a. de aanvrager van de
omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische
waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en
wethouders voldoende is vastgesteld;
b. de betrokken
archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door
aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het treffen van
maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van
opgravingen;
3. begeleiding van
activiteiten door een archeologische deskundige.
5.5 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van ontheffing of
omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog omtrent de vraag of door
de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen
niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheden
5.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen door een of meerdere bestemmingsvlakken met de
medebestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te
verwijderen, inden:
5.6.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
medebestemming "Waarde - Archeologie" te wijzigen in de medebestemming
"Waarde - Archeologie" met de aanduiding archeologische waarden,
indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse
archeologische waarden aanwezig zijn, waarvan nadere bescherming en
veiligstelling door middel van dit bestemmingsplan noodzakelijk of gewenst is.
Artikel 6
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud of van bouwwerken, die in overeenstemming
met het bepaalde in de bouwregelgeving tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die
goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
7.2
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de
verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de
bouwregels in hoofdstuk 2
van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als
minimaal toegestaan.
7.3
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage,
dat in overeenstemming is met het bepaalde in de bouwregelgeving tot stand is
gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
7.4
De regels zoals opgenomen in artikel 7.1 tot en met
7.3 hebben betrekking op:
a. bestaande bouwwerken;
b. uitbreiding van
bestaande bouwwerken;
c. sloop en vervangende
nieuwbouw van bestaande bouwwerken;
met dien verstande dat deze regels uitsluitend
betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel waarin de bouwwerken met
van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.
Artikel 8 Algemene regels
met betrekking tot ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter
plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende
bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de
aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige
wijze van toepassing, met dien verstande dat:
Artikel 9 Algemene
gebruiksregels
9.1
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de
daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel
strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
9.2
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9.1
wordt in elk geval verstaan:
9.3
Burgemeester en wethouders wijken af van het in
artikel 9.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een
beperking van het meest doelmatig gebruik, dat niet door dringende redenen
wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels
10.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een
omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van:
10.2
Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts
worden verleend, mits:
Artikel 11 Algemene
wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen
overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke
ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats,
ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de
volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
12.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het
bepaalde in artikel 12.1.1 en eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken
die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar
zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,
mag worden voortgezet.
12.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in artikel 12.1.1 te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.1.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
12.2.4
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op het gebruik
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als
bestemmingsplan Oud-Heinenoordseweg 23c
Heinenoord van de gemeente Hoeksche Waard.