Regels bestemmingsplan Horecabedrijf Haarweg Vuren

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

• plan

• bestemmingsplan

• aanduiding

• aaneengebouwde woning

• antenne-installatie

• bebouwing

• bebouwingspercentage

• bed & breakfast

• bedrijf aan huis

• beroep aan huis

• bijgebouw

• bouwen

• bouwgrens

• bouwperceel

• bouwperceelsgrens

• bouwvlak

• bouwwerk

• erf

• gebouw

• peil

• terras

• voorgevelbouwgrens

• voorgevellijn

• voorzieningen van openbaar nut

• woning

 

Artikel 2 Wijze van meten

• de dakhelling

• de goothoogte van een bouwwerk

• de bouwhoogte van een bouwwerk

• de inhoud van een bouwwerk

• de oppervlakte van een bouwwerk

• de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

• de hoogte van een antenne-installatie

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken,

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Nadere eisen

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of

van werkzaamheden

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Nadere eisen

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of

van werkzaamheden

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Artikel 9 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of

van werkzaamheden

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene bepalingen mbt ondergronds bouwen

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 weidevogelgebied

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of

van werkzaamheden

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijkingen

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsregels overschrijden bestemmingsgrenzen

 

Artikel 15 Overige regels

15.1 Algemeen

15.2 Vrachtauto's

15.3 Laden en lossen

15.4 Afwijken

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

16.2 Overgangsrecht gebruik

 

Artikel 17 Slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

• plan

het bestemmingsplan Horecabedrijf Haarweg Vuren van de gemeente West Betuwe.

• bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand

NL.IMRO.1960.BpVURHaarweg9en11-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

• aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar

ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het

bebouwen van deze gronden.

• aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde

woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

• antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan

niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende

bevestigingsconstructie.

• bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

• bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat

maximaal mag worden bebouwd.

• bed & breakfast

kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening gericht op het

aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed and breakfast voorziening wordt niet

verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of

seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

• bedrijf aan huis

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het

uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat

door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met

behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel,

behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

• beroep aan huis

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op

administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of

hiermee gelijk stellen gebieden, waaronder kappers, dat door zijn beperkte omvang in

een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan

worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van

artikelen verband houdende met de activiteiten.

• bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn

ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

• bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het

vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen

of veranderen van een standplaats.

• bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

• bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

• bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

• bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de

regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

• bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij

direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of

op de grond.

• erf

op de verbeelding als zodanig aangegeven gronden, niet zijnde het bouwvlak,

waarbinnen volgens dit plan bij de bestemming behorende bebouwing is toegestaan.

• gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk

met wanden omsloten ruimte vormt.

• horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van

(alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van

maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in

sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;

Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en

healthbar

• peil

a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van

de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. voor gebouwen die worden gebouwd in de dijk tot 2 m onder de kruin van de dijk:

de kruin van het aanliggende dijklichaam;

c. voor gebouwen in de dijk op meer dan 2 m onder de kruin van de dijk: het

gemiddelde bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de

hoofdtoegang;

d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende

afgewerkte maaiveld voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan

een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

• terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf

waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken

kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid

of verstrekt.

• voorgevelbouwgrens

de grens van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw op moet zijn

georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens

deze regels toegelaten afwijkingen.

• voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loop langs de voorgevel van een gebouw tot aan de

perceelsgrenzen.

• voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,

het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

• woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van maximaal twee

afzonderlijke huishoudens.

 

Artikel 2 Wijze van meten

• de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

• de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of

daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

• de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

• de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het

hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

• de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter

plaatse van het bouwwerk.

• de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

• de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne-installatie.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische

bedrijfsvoering, met dien verstande dat boomkwekerijen en boomgaarden niet zijn toegestaan

er plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid';

b. het behoud en herstel van de overige zone - openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming

van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;

c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein1', een onverhard parkeerterrein dat als

overloopterrein gebruikt kan worden ten behoeve van de horeca-inrichting aan de Haarweg 9.

met daaraan ondergeschikt:

d. voorzieningen van openbaar nut;

e. extensieve dagrecreatie;

f. infrastructurele voorzieningen;

g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. waterlopen en waterpartijen;

i. natuurvriendelijke oevers.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

a. uitsluitend hagelnetten en schaduwnetten zijn toegestaan;

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien

verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde

gevel maximaal 1 meter mag bedragen;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5

meter bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. seksinrichtingen;

b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor

zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de

grond;

c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte

gebruik van de grond.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 om, uitsluitend voor

de gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘parkeerterrein-2’, een tweede overloopterrein ten

behoeve van de de horeca-inrichting aan de Haarweg 9 te creëren met dien verstande dat:

a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein1' feitelijk reeds gebruikt worden ten

behoeve van het parkeren voor de horeca-inrichting aan de Haarweg 9;

b. aantoonbaar is dat de parkeercapaciteit die zowel op de Haarweg 9 alsmede ter plekke van

de aanduiding ‘parkeerterrein1’ aanwezig is, onvoldoende is om te voorzien in de

parkeerbehoefte van de bezoekers van de horeca-inrichting van de Haarweg 9;

c. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein-2’ niet worden verhard;

d. de cultuurhistorische belangen, waaronder die van de Hollandse Waterlinie, niet worden

geschaad;

e. de inrit van het parkeerterrein aan de Haarweg wordt gesitueerd;

f. het parkeerterrein maximaal 25 dagen per jaar wordt gebruikt.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch', , en zonder of in afwijking

van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van

werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van

waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren,

alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

2. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;

3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden,

alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

4. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en

apparatuur;

b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch', ter plaatse van de

aanduiding 'overige zone - openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag

(omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te

voeren:

1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem,

waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder

maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van

drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder

begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met

tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;

4. het aanleggen van landschapselementen;

c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:

1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel

door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt

te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet

kan worden gekomen;

2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van

de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast

 

Artikel 4 Horeca

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horeca van categorie 3;

met daaraan ondergeschikt:

b. wegen en paden;

c. parkeervoorzieningen;

d. waterlopen en waterpartijen;

e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

f. groenvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het

bepaalde in sub e;

b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is

aangegeven;

d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is

aangegeven;

e. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1) de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de

oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

2) de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;

3) de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de

maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in

sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag

bedragen dan deze hoogte.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien

verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel

maximaal 1 meter mag bedragen;

b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet

meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. seksinrichtingen;

b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik

onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming

gerichte gebruik van de grond;

c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming

gerichte gebruik van de grond.

 

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting ten aanzien van parkeren

Het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming Horeca is niet toegestaan indien niet

is voorzien in voldoende parkeerplaatsen op het perceel dat is bestemd tot Agrarisch met de

aanduiding “parkeerterrein 1” en/of nadat een afwijkingsbesluit is genomen het perceel dat is bestemd

tot Agrarisch met de aanduiding “parkeerterrein-2”

 

4.3.3 Voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de geluidsbelasting op de woning Haarweg 11

Het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming Horeca is niet toegestaan indien niet

is voorzien in de akoestische maatregelen die zijn aangegeven in het akoestisch onderzoek van Agel

adviseurs d.d. 16 januari 2020;

- realisering van een gesloten geluidsscherm op de perceelsgrens tussen de woning Haarweg

11 en het bedrijfsgedeelte met een hoogte van 2 meter;

- realisering van een L-vormige gesloten afscherming ter plaatse van de installatie voor koeling

van het bedrijfsgedeelte met een hoogte van 2 meter

- het realiseren van een geluidsreductie van de gevel van het gebouw waar feesten en partijen

worden gehouden met 10 dB.

 

Artikel 5 Natuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden

b. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

c. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;

met daaraan ondergeschikt:

d. agrarisch medegebruik

e. extensieve dagrecreatie en de daarbij behorende voorzieningen en educatief medegebruik;

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. waterlopen en waterpartijen;

h. infrastructurele voorzieningen;

i. voorzieningen van openbaar nut of andere voorzieningen voor water, elektriciteit, energie e.d.

 

5.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan

waar de volgende regels voor gelden:

a. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet

meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 m bedragen;

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a. lid 5.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor het beheer en inrichting van de

natuurgebieden, met dien verstande dat:

1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 70 m2;

2. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 4 m;

3. de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de noodzaak voor het

oprichten van het gebouw uit het oogpunt van beheer en onderhoud wordt

aangetoond;

4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden

dan wel hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden

gekomen.

b. lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor fietsers en wandelaars

tot 30 m2, met dien verstande dat de natuurwaarden door de overschrijding niet onevenredig

worden aangetast;

c. lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van observatieposten en uitkijktorens, met dien

verstande dat:

1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 m;

2. de natuurwaarden door het realiseren van observatieposten en uitkijktorens niet

onevenredig wordt aangetast;

d. lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met

dien verstande dat:

1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;

2. de natuurwaarden door het realiseren van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde

niet onevenredig wordt aangetast.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor

zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de

grond;

c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte

gebruik van de grond.

 

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken,

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', niet zijnde de gronden ter

plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het

bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken

zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of

werkzaamheden uit te voeren:

1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem,

waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder

maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van

drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van

waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren,

alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden,

alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en

apparatuur.

b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', ter plaatse van de

aanduiding 'overige zone - openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag

(omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te

voeren:

1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem,

waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder

maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van

drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder

begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met

tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;

4. het aanleggen van landschapselementen;

c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:

1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel

door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt

te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet

kan worden gekomen;

2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van

de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep

aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane

grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve

van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;

b. mantelzorg in de woning;

c. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6

slaapplaatsen;

3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten

behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;

4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;

5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn.

e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf

aanwezig moeten zijn.

f. Het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen

met de daarbij behorende:

g. tuinen en erven;

h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het

bepaalde in sub lid 6.2.3 sub a;

b. per bouwvlak is maximaal 1 woning is toegestaan;

c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter

achter de voorgevelbouwgrens;

d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;

e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;

f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;

g. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°;

h. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de bestaande inhoud reeds groter is

 

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelbouwgrens, of het

verlengde daarvan, worden gebouwd;

b. de maximale afstand tot de weg bedraagt 80 meter, dan wel de bestaande afstand indien

deze meer bedraagt;

c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bij een

hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een

oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag

worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot

een maximum van 100 m²,met inachtneming van de volgende bepaling:

1. minimaal 50% van de gronden achter de voorgevelbouwgrens en het verlengde

daarvan, met uitzondering van het bouwvlak, dient onbebouwd en onoverdekt te

blijven;

d. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;

e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter

 

6.2.3 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 6.2.1 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen in op de

gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens de volgende regels:

a. op de gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens zijn uitsluitend erkers

toegestaan;

b. de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de

voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de

zijgevel van het hoofdgebouw;

c. de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het

hoofdgebouw;

d. de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden voor de

voorgevelbouwgrens tot de bestemmingsgrens, met een maximum van 1,5 meter;

e. op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding

voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant

erker.

 

6.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien

verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de

voorgevelbouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;

b. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:

1. per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;

2. de afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40 m;

3. de afstand tot het bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;

4. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;

5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;

6. lichtmasten zijn niet toegestaan;

c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet

meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

b. kamerbewoning;

c. seksinrichtingen;

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub e ten behoeve

van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast,

met dien verstande dat:

a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;

b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten

behoeve van bed & breakfast;

c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere

daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten)

archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de

bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien

het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

 

7.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten

behoeve van deze bestemming.

 

7.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot

een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;

b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen

archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig

worden of kunnen worden geschaad;

c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de

oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering

van nieuwe kelders;

d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;

e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 500 m².

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde

in 7.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de

archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden

geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden

verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering

van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals

alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een

beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door

het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

7.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager

een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de

aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is

vastgesteld.

b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld

in 7.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door

het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden

gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden

gesteld.

 

7.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van

bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter

plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ)

worden behouden.

 

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken

zijnde, of van werkzaamheden

 

7.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'

zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,

of werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;

b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen,

egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen

van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande

funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;

d. het verlagen van het waterpeil;

e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of

parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;

i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en

daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

7.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 7.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het

bestaande maaiveld;

b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5

meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van

500 m²;

d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie

geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet

onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van

onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen

binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht

worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een

verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 7.3.

 

7.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering

de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te

bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering

van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals

alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een

beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door

het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

7.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager

een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de

aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is

vastgesteld.

b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het

bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het

verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden

gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde -

Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend

en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen

archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of

zorg nodig is.

 

Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting 4

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere

daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische

waarden.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de

bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien

het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

 

8.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten

behoeve van deze bestemming.

 

8.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot

een diepte van 100 cm onder het bestaande maaiveld;

b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen

archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig

worden of kunnen worden geschaad;

c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de

oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering

van nieuwe kelders;

d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;

e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 5000 m².

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde

in 8.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de

archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden

geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden

verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering

van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals

alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een

beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door

het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

8.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager

een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de

aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is

vastgesteld.

b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld

in 8.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door

het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden

gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden

gesteld.

 

8.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van

bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter

plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ)

worden behouden.

 

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken

zijnde, of van werkzaamheden

 

8.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'

zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,

of werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;

b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen,

egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen

van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande

funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;

d. het verlagen van het waterpeil;

e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of

parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;

i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en

daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

8.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 100 cm onder het

bestaande maaiveld;

b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5

meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van

5000 m²;

d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie

geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet

onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van

onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen

binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht

worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;

g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een

verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 8.3.

 

8.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering

de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te

bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering

van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals

alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een

beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door

het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

8.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager

een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de

aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is

vastgesteld.

b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het

bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het

verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden

gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde -

Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend

en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen

archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of

zorg nodig is.

 

Artikel 9 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

a. De voor "Waarde – Nieuwe Hollandse Waterlinie " aangewezen gronden zijn, behalve

voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding,

het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd

in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Tielerwaard en

bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:

1. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende

en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem,

bestaande uit:

§ inundatiegebieden;

§ zone met verdedigingswerken als forten, batterijen,

lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen

in hun samenhang met de omgeving;

§ voormalige schootsvelden (visueel open) en

Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied)

rondom de forten;

§ waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten,

duikers en dijken functionerend in samenhang met

verdedigingswerken en inundatiegebieden;

§ overige elementen als beschutte wegen, (resten van)

loopgraven en tankgrachten;

§ de landschappelijke inpassing en camouflage van de

voormalige militaire objecten;

§ de historische vestingstructuur van de vestingsteden

Gorinchem en Woudrichem;

2. grote openheid;

3. groen en overwegend rustig karakter met inbegrip van de fruitteelt op

de stroomruggen.

b. Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat

dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de

dubbelbestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

9.2 Bouwregels

 

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar

voorkomende bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:

a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' wordt voldaan aan de

ontwerp-richtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in Bijlage 1

Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Tielerwaard.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 'overige zone - inundatiekommen',

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

inundatiekommen', worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende

bestemmingen op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande

dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor zover de

gronden zijn gelegen buiten het agrarisch bouwvlak dan wel buiten het bestemmingsvlak van

een niet-agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming, Natuur,:

a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie en, indien

het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

inundatiekommen', de ontwerprichtlijnen Inundatiekom Tielerwaard, zoals benoemd

in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Tielerwaard,

waarover de gemeentelijke commissie adviseert.

 

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.4.1 'overige zone - inundatiekommen'

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

inundatiekommen', worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende

bestemmingen op grond van daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden, met dien verstande

dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor zover de

gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak dan wel buiten het bestemmingsvlak van een niet

agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming Natuur:

a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie en, indien

het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

inundatiekommen', de ontwerprichtlijnen Inundatiekom Tielerwaard, zoals benoemd

in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Tielerwaard,

waarover de gemeentelijke commissie adviseert.

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken

zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie'

zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor

het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Gebiedsaanduidingen/

werken en

werkzaamheden

a b c d e f g h

Overige zoneinundatiekommen

x - x x - - x x

x = omgevingsvergunningplichtig

- = niet omgevingsvergunningsplichtig

a. het ophogen van gronden;

b. het verlagen van gronden;

c. het afgraven, verleggen of ophogen van historische polderkades en/of natuurlijke

reliëfranden;

d. het aanplanten van permanente hoogopgaande beplanting, waaronder mede

begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan

500 m²;

e. het vellen of rooien van hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen

boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m²;

f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden,

alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

g. het verleggen of dempen van watergangen en/of waterpartijen;

h. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen

en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

9.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden

die:

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder mede wordt

verstaan het vervangen of herbeplanten van bestaande fruitteelt of bestaande

boomteelt in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, alsmede het egaliseren van

gronden;

b. binnen een agrarisch bouwvlak of binnen een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin

gebouwd mag worden plaatsvinden;

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het

plan reeds verleende vergunning.

 

9.5.3 Toetsingscriteria

a. een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 9.5.1 mag alleen worden verleend

indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of

werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten

gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of

functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van

voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

b. voor het aantonen of er geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te

beschermen waarden en/of functies wordt, ter plaatse van de aanduiding 'overige

zone - kernzone', advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie, die in hun

beoordeling de kernkwaliteiten en ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in Bijlage 1

Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Tielerwaard betrekken.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan

uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere

bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

 

11.1 Algemene bepalingen m.b.t. ondergronds bouwen

 

a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds

gebouwen zijn gebouwd, met uitzondering van (niet-overdekte) zwembaden.

b. Zwembaden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel of het verlengde

daarvan en op een afstand van minimaal 3 m van de perceelsgrens.

c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4

m onder peil.

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

 

12.1 weidevogelgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied' zijn de gronden tevens bestemd voor

bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met

natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of

van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied', en

zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor

het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem,

waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder

maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van

drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van

waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke

oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder

begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met

tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;

5. het aanleggen van landschapselementen;

6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;

7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en

parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter

dan 100 m²;

8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en

apparatuur.

c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

o 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

o 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

o 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:

1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken

zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te

verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de

waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het

stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen

van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1 Algemene afwijkingen

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal

10% van die maten, afmetingen en percentages;

b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien

een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

c. de bestemmingsregels en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve

van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de

bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te

stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³

bedraagt;

d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

 

14.1 Wijzigingsregels overschrijden bestemmingsgrenzen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te

wijzigen ten behoeve van:

a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een

technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover

dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of

de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de

verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijdingen

mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet

meer dan 10% worden vergroot.

 

Artikel 15 Overige regels

 

15.1 Algemeen

 

a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de

verandering van de functie van een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond

dat wordt of zal worden voldaan aan de maximum parkeernormen, zoals opgenomen in de

CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar

parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag

omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt

gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, en met dien verstande dat:

1. het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde

hele getal;

2. voldaan wordt aan de in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van

parkeerkencijfers naar parkeernormen' gehanteerde indeling in centrum, schil

centrum, rest bebouwde kom en buitengebied, zoals weergegeven in bijlage 2

'Gebiedsindeling Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019' van deze regels.

b. Parkeerplaatsen dienen aangelegd te worden op het eigen terrein, waarbij de afmetingen per

parkeerplaats ten minste voldoen aan de volgende maatvoeringen:

1. Haaksparkeren:

- Lengte 5,0 m, breedte 2,5 m

met dien verstande dat er voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar dient te zijn voor het kunnen functioneren van

2. Langsparkeren:

- Vaklengte 6,0 m, breedte 1,8 m.

c. Het onder a bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een

calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van

dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt

voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de

omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het

bouwwerk teniet is gegaan.

 

15.2. Vrachtauto's

 

a. Parkeerplaatsen voor vrachtauto's dienen aangelegd te worden op eigen terrein.

b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw

en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor

vrachtautoparkeren moet worden voldaan aan de CROW-publicatie 327 'Handreiking

vrachtautoparkeren' zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag

omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd,

rekening wordt gehouden met de wijziging.

 

15.3 Laden en lossen

 

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw

en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor het laden en

lossen van goederen moet zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte

voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen en manoeuvreerruimte.

 

15.4 Afwijken

 

a. Parkeernorm

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a,

mits:

1. ten minste wordt voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in de

CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar

parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag

omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt

gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, en met dien verstande dat het

totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele

getal;

2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen

gronden niet onevenredig worden geschaad;

3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

b. Geheel of gedeeltelijk afwijken parkeereis

Het bevoegd gezag kan geheel of gedeeltelijk afwijken van de parkeereis toestaan. De

afwijking moet goed en navolgbaar onderbouwd worden. Van het afwijken van de parkeereis

kan sprake zijn bij:

1. Maatwerk: de afwijking moet onderbouwd worden aan de hand van specifieke

kenmerken van de locatie, functie of doelgroep van het project.

2. Locatie: er moet sprake zijn van een locatie waar het feitelijk onmogelijk is om geheel

of gedeeltelijk aan de parkeereis te voldoen of waar het in alle redelijkheid onmogelijk

of onwenselijk is (o.a. op grond van planeconomische overwegingen) om geheel of

gedeeltelijk te voldoen aan de parkeereis.

c. Vrijstelling parkeereis

Als een ontwikkeling uit economisch oogpunt of uit het oogpunt van milieu, hinder of

woonomgeving door de gemeente bijzonder gewenst is, kan volledige vrijstelling van de

parkeereis worden verleend.

Deze volledige vrijstelling wordt alleen in zeer uitzonderlijke gevallen verleend en een verzoek

daartoe wordt uitvoerig gemotiveerd. Voor het verkrijgen van de vrijstelling wordt in ieder geval

aangetoond dat het niet mogelijk is om geheel of gedeeltelijk aan de parkeereis op eigen

terrein te voldoen en dat er evenmin mogelijkheden bestaan om de parkeereis geheel of

gedeeltelijk in de openbare ruimte op te lossen.

d. Ruimte voor laden of lossen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3, indien en

voor zover op andere wijze in de benodigde ruimte voor het laden of lossen van goederen

wordt voorzien.

e. Eigen terrein

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b en

3.2.2 onder a, mits:

1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen

gronden niet onevenredig worden geschaad;

2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 16 Overgangsrecht

 

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

16.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een

omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze

afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of

veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt

gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 16.1.1 een

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk

als bedoeld in 16.1.1 met maximaal 10 %.

 

16.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op

het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en

in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling

van dat plan.

 

16.2 Overgangsrecht gebruik

 

16.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding

van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.2.1, te

veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door

deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

16.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan

voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik

daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

16.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met

het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de

overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 17 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Horecabedrijf Haarweg Vuren