direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Binnenstad Schoonhoven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP1909DK019-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Binnenstad Schoonhoven met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1909DK019-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 Chw bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermede naar de aard gelijk te stellen activiteiten die door hun aard en omvang zodanig zijn dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend omdat de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend. Het betreft derhalve uitsluitend bedrijven uit maximaal de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven met een vergelijkbare impact. Een bed & breakfast van maximaal 4 bedden (maximaal 4 personen) valt onder bedrijf aan huis.

Een praktijkruimte aan huis is hierbij toegestaan.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk en ondergeschikt machinaal vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 beschermd stadsgezicht

het gebied zoals benoemd in de toelichting bij de beschikking tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht in Schoonhoven (incl. begrenzingskaart), d.d. 29 juli 1974 zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels.

1.14 bestaand

bestaand gebruik:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan (niet zijnde het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan);
  • b. het gebruik krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • c. er is geen sprake van bestaand gebruik, indien de gronden en bouwwerken na beëindiging van het gebruik zoals bedoeld onder a langer dan een jaar beëindigd is.

bestaande bouwwerken:

  • a. bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn, of;
  • b. bouwwerken die nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.

bestaande afmetingen:

  • a. afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, of;
  • b. afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en/of vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 commissie

de commissie die door het bevoegd gezag is benoemd en verantwoordelijk is voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit inclusief de cultuurhistorische waarden.

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.24 cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder podiumkunsten / theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen en creativiteitscentra.

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.27 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel waarvan de aard en omvang te groot is om gevestigd te zijn in een regulier winkelgebied. Voorbeelden zijn detailhandel in auto's, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen en explosiegevaarlijke stoffen.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.29 evenement

een gebeurtenis, gericht op publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.30 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 functie

een gebruiksdoel dat, of status die een onderdeel van de fysieke leefomgeving op een bepaalde locatie heeft dan wel ingevolge dit bestemmingsplan is toegelaten.

1.32 functies gericht op beperkt zelfredzame en niet zelfredzame personen

gebruiksfunctie en nevengebruiksfuncties die zijn gericht op:

  • a. een woonfunctie voor 24-uurszorg;
  • b. een bijeenkomstfunctie voor:
    • 1. kinderopvang;
    • 2. dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • c. een celfunctie;
  • d. een gezondheidszorgfunctie met nachtzorg;
  • e. een onderwijsfunctie voor:
    • 1. basisschoolonderwijs;
    • 2. onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • f. vergelijkbare functies en personen.
1.33 fysieke leefomgeving

de natuurlijke en geconstrueerde elementen van de omgeving zoals bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, cultureel erfgoed, landschappen en natuur.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.36 geluidsrelevant evenement

een evenement wat geluidsoverlast kan veroorzaken.

1.37 groene daken

extra (constructieve) opbouw op een dak die nodig is om een groen dak te kunnen toepassen, exclusief beplanting. Onder groene daken wordt mede verstaan vegetatiedaken.

1.38 historische binnenstad

het gebied dat als zodanig is aangeduid en dat cultuurhistorische waarde heeft.

1.39 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties.

Categorie 1: daghoreca zonder alcohol

De horecafunctie is alleen overdag geopend. Dat betekent concreet dat deze alleen tussen 9:00 en 19:00 uur geopend mag zijn. In de zomerperiode mag de horecafunctie tot 20:00 uur geopend zijn. In deze zaken wordt geen alcohol geschonken.

Categorie 2: daghoreca met alcohol

De horecafunctie is alleen overdag geopend. Dat betekent concreet dat deze alleen tussen 9:00 en 19:00 uur geopend mag zijn. In het zomerseizoen mag de horecafunctie tot 20:00 uur geopend zijn. In deze zaken mag alcohol worden geschonken.

Categorie 3: dag- en avondhoreca met alcohol

De horecafunctie is in de dag- en avondperiode geopend. Dat betekent concreet dat deze tussen 9:00 en 24:00 uur geopend mag zijn. In deze zaken mag alcohol worden geschonken.

Categorie 4: dag, avond- en nachthoreca met alcohol

De openingstijden zijn geregeld in de APV. In deze zaken mag alcohol worden geschonken.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 huishouden

persoon of groep personen, die een gezamenlijk huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan, waaronder mede wordt begrepen inwoning;

1.42 horecafunctie

zelfstandige horeca of horeca in een mengconcept, als nevenfunctie of als ondersteunende functie.

1.43 inwoning

twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfsruimten) van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.44 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen activiteit, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.45 kamerverhuur/-bewoning

in gebruik (laten) hebben en/of (laten) geven van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, als onzelfstandige woonruimte;

1.46 maatgevende bui

een bui die volgens de reeksen een herhalingstijd van 10 jaar heeft en opgevangen kan worden in de daartoe bedoelde voorzieningen zoals een wadi of riool. Indien de definitie van maatgevende bui in het gemeentelijk beleid wordt aangepast dan wordt rekening gehouden met deze beleidswijziging.

1.47 maatschappelijke voorzieningen

bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden.

1.48 mengconcept

het gebruik van een (gedeelte van een) gebouw voor diverse functies, die functioneel een samenhangende activiteit vormen.

1.49 nevenfunctie

een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.

1.50 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.51 omgevingskwaliteit

De kwaliteit van de fysieke leefomgeving, bestaande uit:

  • a. milieu-, gezondheids- en veiligheidskwaliteit;
  • b. ruimtelijke kwaliteit: gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde;
  • c. cultuurhistorische waarden zoals vervat in het aanwijzingsbesluit' beschermd stadsgezicht' uit 1974 zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels;
  • d. maatschappelijke waarden in de vorm van sociale samenhang en economische vitaliteit.
1.52 ondersteunende functie

een ondergeschikte activiteit die de hoofdactiviteit ondersteunt en die dezelfde openingstijden heeft als de hoofdactiviteit. Het is nimmer de hoofdactiviteit van een ondernemer.

1.53 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte;

1.54 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.55 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.56 pand

een van de omgeving afgesloten geheel van ruimten met een niet naar andere ruimten in het zelfde gebouw ontsloten toegang.

1.57 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het door de gemeente vastgestelde peil ter plaatse van de te realiseren hoofdtoegang van het gebouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het maaiveld ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
1.58 rolluik

een verticaal bewegende afsluiting voor een raam, deur of andere opening in een gebouw of andere ruimte dat dient als zonnewering of om inbraak te bemoeilijken.

1.59 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.61 stikstofdepositie

neerslag van stikstofverbindingen uit de lucht op een oppervlakte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar.

1.62 straatmeubilair

bouwwerken die zijn bedoeld voor de inrichting van de openbare straat en aansluiten bij de publieke functie van de straat.

1.63 verblijfsrecreatie

vormen van recreatief nachtverblijf.

1.64 verenigingsleven

totaal van activiteiten van verenigingen, clubs en dergelijke.

1.65 verkeersrelevant evenement

een evenement met een effect op de verkeersintensiteit of afwikkeling van het verkeer in de binnenstad.

1.66 volkstuinen

de gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.67 voorgevellijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing.

1.68 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. Indien er sprake is van een hoekwoning is er sprake van twee voorgevels.

1.69 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.70 wonen

de (nagenoeg) zelfstandige bewoning van een woning

1.71 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden voor permanent gebruik

1.72 woongebouw

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.73 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en keuken) buiten de woonruimte.

1.74 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Doelstelling en inpasbaarheid

Artikel 3 Algemeen

3.1 Doelstelling
  • a. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is met het oog op duurzame ontwikkeling gericht op het in onderlinge samenhang:
    • 1. bereiken en in stand houden van een veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en;
    • 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van de in dit bestemmingsplan beoogde functies.
  • b. De doelstelling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is het in de binnenstad van Schoonhoven beheren en verder ontwikkelen van:
    • 1. een levendig en bruisend centrumgebied met een regionale aantrekkingskracht;
    • 2. een duurzaam en gezond woon-, werk- en leefgebied;
    • 3. het versterken en behouden van de historische waardevolle binnenstad;
    • 4. een bereikbare en toegankelijke binnenstad.
3.2 Zorgplicht en inpasbaarheid
3.2.1 Zorgplicht goede fysieke leefomgeving
  • a. Nieuwe functies en activiteiten mogen de goede fysieke leefomgeving niet onevenredig aantasten. Dat betekent dat degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn of haar functie of activiteit:
    • 1. overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, verplicht is alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
      • het op hinderlijke wijze verspreiden van rook, roet, walm, stof, stank, vocht of irriterend materiaal;
      • het veroorzaken van overlast door geluid, trilling, dieren of verontreiniging;
    • 2. tot gevaar voor de volksgezondheid of de veiligheid kan leiden, verplicht is alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren;
    • 3. schade kan aanbrengen voor alle dieren en planten en hun directe leefomgeving, verplicht is alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die schade te voorkomen of niet te laten voortduren.
  • b. In aanvulling op het gestelde in het eerste lid worden in ieder geval de eigenaren en gebruikers van de aanliggende percelen in voldoende mate geïnformeerd en zo veel mogelijk betrokken bij het initiëren van een nieuwe activiteit.

3.2.2 Kwalitatieve inpasbaarheid
  • a. Bij nieuwe functies en activiteiten moet worden voldaan aan het ambitiedocument 'Zilverstad met historische allure', zoals opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting;
  • b. Nieuwe functies en activiteiten moeten stedenbouwkundig ingepast worden waarbij de gevel- en kappenkaart (Bijlage 4) van deze regels maatgevend is;
  • c. Nieuwe woningen, waaronder woningen als bedoeld in de 'Verordening Middenhuur Krimpenerwaard' of diens rechtsopvolger, moeten bijdragen aan een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad en het bieden van een passend woningaanbod. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van door het college vast te stellen beleidsregels.

3.2.3 Voldoende parkeergelegenheid
a Parkeernormering
  • a. Bij nieuwe functies en activiteiten moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Dat houdt in dat voldaan moet worden aan het bepaalde in de CROW-publicatie 381 (december 2018) en diens rechtsopvolger(s).
  • b. Het bevoegd gezag kan bij vergunning afwijken van het eerste lid en een andere parkeernorm toepassen, indien:
    • 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende extra parkeergelegenheid op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
    • 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
    • 3. uit parkeeronderzoek blijkt dat de parkeerdruk in het openbaar gebied niet toeneemt.
  • c. Een afwijking zoals bedoeld in lid b, wordt pas verleend, nadat een advies is verkregen van een verkeerskundige.

b Beoordelingsregels parkeergelegenheid

Voor de toepassing van 3.2.3 onder a gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. De initiatiefnemer toont aan dat de inpassing van voldoende extra parkeergelegenheid op eigen terrein redelijkerwijs niet mogelijk is.
  • b. De initiatiefnemer toont aan dat er op andere wijze in de extra parkeerbehoefte kan worden voorzien door middel van een parkeerbalans waarbij rekening is gehouden met de door de initiatiefnemer te inventariseren beschikbaarheid van parkeerplekken gedurende representatieve dagdelen (overdag, avond en nacht) in een straal van 500 m (loopafstand) rond de locatie.
  • c. De onderbouwing van de afwijking wordt voor advies voorgelegd aan een verkeerskundige.
3.3 Leegstand

In het kader van de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 3.1 wordt langdurige leegstand voorkomen. Daartoe kan bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een andere dan de op de locatie toegelaten functie worden toegestaan. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de nieuwe functie moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen zoals benoemd in dit hoofdstuk;
  • b. aangetoond moet worden dat een invulling met de toegestane functie binnen een jaar en onder marktconforme voorwaarden niet aannemelijk is;
  • c. de eigenaar van het pand moet aantonen dat hij voldoende inspanningen heeft gedaan om het pand in te vullen met de functie die op basis van dit plan toegestaan is.

Artikel 4 Historische binnenstad

4.1 Doelstelling

Doel van dit bestemmingsplan is het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden van de historische binnenstad van Schoonhoven, inclusief het beschermd stadsgezicht.

4.2 Inpasbaarheid

Nieuwe functies en activiteiten moeten passend zijn binnen de historische binnenstad. Dit betekent dat:

4.2.1 Algemeen
  • a. deze geen afbreuk mogen doen aan de cultuurhistorische waarden zoals omschreven in het aanwijzingsbesluit van het beschermd stadsgezicht zoals bedoeld in bijlage 2, geen onevenredige afbreuk doen aan de waarden zoals opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart ( bijlage 3) en geen onevenredige afbreuk doen aan de stedenbouwkundige samenhang zoals weergegeven in de gevel- en kappenkaart (bijlage 4);
  • b. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ter bescherming van en versterking van de cultuurhistorische waarden, het kan dan gaan om:
    • 1. de situering van bouwwerken;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
    • 3. de maximale omvang van bouwwerken;
    • 4. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
    • 5. de oriëntatie van bouwwerken;
  • c. het bevoegd gezag kan aanvrager verzoeken een bouwhistorisch of cultuurhistorisch onderzoek te overleggen.

4.2.2 Specifiek
  • a. gesloten voorgevels niet zijn toegestaan;
  • b. aan de buitenzijde van panden geen rolluiken zijn toegestaan.

Artikel 5 Participatie

5.1 Doelstellingen

Doel van dit bestemmingsplan is het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een nieuwe functie of activiteit. Dit betekent in ieder geval dat:

  • a. voorafgaand aan alle wijzigingen in de fysieke leefomgeving waarvoor op grond van dit plan een vergunningplicht voor een bestemmingsplanactiviteit of een afwijking geldt, de eigenaren en gebruikers van de aanliggende percelen geconsulteerd dienen te worden over de wijzigingen;
  • b. er een verslag overlegd dient te worden waaruit blijkt op welke wijze invulling is gegeven aan het bepaalde onder a en waaruit blijkt wat is gedaan om eventuele bezwaren weg te nemen; en
  • c. het bevoegd gezag betrekt de uitkomsten van de participatie in haar besluitvorming;
  • d. het eerste voorgaande is niet van toepassing indien er geen andere eigenaar of gebruiker is van de direct aangelegen percelen dan de gemeente.

Hoofdstuk 3 Duurzaamheid en klimaatadaptatie

Artikel 6 Doelstellingen

6.1 Duurzaamheid

Dit bestemmingsplan heeft ten aanzien van duurzaamheid en in aanvulling op de doelstellingen genoemd in Hoofdstuk 2 als doel om het mogelijk te maken dat alle gebouwen en andere bouwwerken zelfvoorzienend zijn in de energiebehoefte.

6.2 Natuurinclusiviteit

Dit bestemmingsplan heeft ten aanzien van natuur en in aanvulling op de doelstellingen genoemd in Hoofdstuk 2 als doel om het mogelijk te maken dat bouwwerken zodanig worden aangepast of gebouwd dat de aanpassing of toevoeging een verbetering oplevert voor de leefomgeving van reeds aanwezige soorten of de (her)intrede betekent voor andere middels de Wet natuurbescherming of diens rechtsopvolger beschermde soorten.

6.3 Klimaatadaptatie

Dit bestemmingsplan heeft ten aanzien van klimaatadaptatie en in aanvulling op de doelstellingen genoemd in Hoofdstuk 2 als doel om het mogelijk te maken dat bouwwerken en gronden voorbereid zijn op redelijk te verwachten klimaatveranderingen.

Artikel 7 Bouwregels duurzaamheid

7.1 Toepassing en voorrang
  • a. De bepalingen uit dit artikel zijn van toepassing op nieuw te realiseren bouwwerken, wijzigingen aan bestaande bouwwerken en het gebruik van gronden.
  • b. Indien het behalen van de doelen in artikel 6 ten koste zal gaan van de doelen genoemd in artikel 3 en artikel 4 kan geen toepassing worden gegeven aan de mogelijkheden in dit artikel.
7.2 Duurzaamheid
  • a. Ten behoeve van de doelstelling genoemd in 6.1 mogen:
    • 1. daken, gevels en vloeren worden geïsoleerd; en
    • 2. voorzieningen worden geplaatst voor het opwekken van energie.
  • b. Voor het isoleren van een bouwwerk of het plaatsen van een voorziening voor het opwekken van energie gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de isolerende maatregelen of te plaatsen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 3.2.1 en 3.2.2;
    • 2. de isolerende maatregelen of te plaatsen voorzieningen mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg tenzij deze geïntegreerd zijn in het bouwwerk of het straatbeeld.
  • c. Voor het isoleren van een bouwwerk of het plaatsen van voorzieningen voor het opwekken van energie binnen de historische binnenstad gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
    • 1. de isolerende maatregelen of te plaatsen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 4.2;
    • 2. indien het bouwwerk of de grond onderdeel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht mag de voorziening voor het opwekken van energie slechts worden geplaatst indien deze zodanig geïntegreerd is dat de voorziening het beschermd stadsgezicht of historische binnenstad niet aantast.
7.3 Natuurinclusiviteit
  • a. Ten behoeve van de doelstelling genoemd in 6.2 mogen:
    • 1. nestvoorzieningen worden geplaatst voor diersoorten;
    • 2. voedselvoorzieningen worden geplaatst voor diersoorten; en
    • 3. op of aan bouwwerken groenvoorzieningen worden aangebracht.
  • b. Voor het plaatsen of aanbrengen van voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de te plaatsen of aan te brengen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 3.2;
    • 2. de te plaatsen nest- en voedselvoorzieningen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg of zodanig geïntegreerd dat deze het straatbeeld niet aantasten;
    • 3. de aan te brengen groenvoorzieningen op platte daken voorzien tevens in een afvoervertraging van hemelwater; en
    • 4. aan te brengen groenvoorzieningen anders dan op platte daken zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg, tenzij deze passen in het straatbeeld.
  • c. Voor plaatsen of aanbrengen van voorzieningen binnen de historische binnenstad gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
    • 1. de te plaatsen of aan te brengen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 4.2;
    • 2. indien het bouwwerk of de grond onderdeel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht mogen de voorzieningen slechts worden geplaatst of aangebracht indien deze zodanig geïntegreerd zijn dat de voorzieningen het beschermd stadsgezicht of historische binnenstad niet aantast.
7.4 Klimaatadaptatie
  • a. Ten behoeve van de doelstelling genoemd in 6.3 mogen:
    • 1. hittewerende maatregelen worden getroffen;
    • 2. voorzieningen worden geplaatst voor de infiltratie van hemelwater in de bodem; en
    • 3. waterwerende voorzieningen worden aangebracht.
  • b. Voor het nemen van hittewerende maatregelen en het plaatsen of aanbrengen van voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de te plaatsen of aan te brengen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 3.2;
    • 2. de te plaatsen voorzieningen voor de infiltratie van hemelwater in de bodem kunnen minimaal een maatgevende bui opvangen;
    • 3. de aan te brengen waterwerende voorzieningen de toegankelijkheid van de grond of het bouwwerk niet onevenredig beperken en geen nadelig effect heeft op de afvoer van hemelwater in het openbare gebied;
    • 4. de hittewerende maatregelen en te plaatsen of aan te brengen voorzieningen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg, tenzij deze passen in het straatbeeld.
  • c. Voor het nemen van hittewerende maatregelen en het plaatsen of aanbrengen van voorzieningen binnen de historische binnenstad gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
    • 1. de te plaatsen of aan te brengen voorzieningen moeten inpasbaar zijn zoals bedoeld in 4.2;
    • 2. indien het bouwwerk of de grond onderdeel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht mogen de voorzieningen slechts worden geplaatst of aangebracht indien deze zodanig geïntegreerd zijn dat de voorzieningen het beschermd stadsgezicht of historische binnenstad niet aantast.

Hoofdstuk 4 Functietoedeling bestaand gebied

Artikel 8 Wonen

  • a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
    • 1. wonen;
    • 2. bestaand gebruik;
    • 3. bijbehorende voorzieningen zoals, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen en erven, water, toegangswegen en duurzame energievoorzieningen.
  • b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur/-bewoning of een kleinschalige zorginstelling is uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.
  • c. De omgevingsvergunning zoals bedoeld i lid b wordt verleend indien:
    • 1. de veilige en goede fysieke leefomgeving in stand wordt gehouden;
    • 2. de goede omgevingskwaliteit in stand wordt gehouden; en
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a is het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en ondergrondse bouwwerken voor bewoning niet toegestaan.

Artikel 9 Overige functies

De voor 'Overige functies' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:

Tevens is toegestaan:

  • b. wonen, anders dan op of onder de begane grond;
  • c. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, toegangswegen en duurzame energievoorzieningen, ten behoeve van de functie als bedoeld onder b en de functies zoals genoemd in de leden 9.1 tot en met 9.11
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor het wonen als bedoeld onder b. en/of de functies genoemd in de leden 9.1 tot en met 9.11. is niet toegestaan.
9.1 Bedrijven

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn tevens bedrijven tot maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is tevens detailhandel in volumineuze goederen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn nutsvoorzieningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel toegestaan.
9.2 Supermarkt

Ter plaatse van de functie aanduiding 'supermarkt' is tevens een supermarkt op de begane grond toegestaan.

9.3 Maatschappelijk
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ' bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan.
9.4 Begraafplaats
  • a. Ter plaatse van de anduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats toegestaan, inclusief bijbehorende voorzieningen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ' bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan.
9.5 Horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn tevens horecabedrijven toegestaan. Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': horeca tot en met categorie 3;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4': horeca tot en met categorie 4.
9.6 Kantoor

Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn tevens kantoren toegestaan.

9.7 Sportschool

Ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' is tevens een sportschool toegestaan.

9.8 Detailhandel

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan.

9.9 Sportvoorzieningen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'sport' zijn uitsluitend sportvoorzieningen toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de anduiding 'verenigingsleven' is tevens het gebruik ten behoeve van het verenigingsleven toegestaan.
9.10 Volkstuinen

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn uitsluitend volkstuinen toegestaan.

9.11 Agrarisch gebied met waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met waarde' zijn uitsluitend kleinschalige grondgebonden agrarische activiteiten toegestaan.

Artikel 10 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor het bestaand gebruik en tevens voor:

  • a. wegen met een (doorgaande) verkeersfunctie en met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bijbehorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, bruggen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, sport- en speelvoorzieningen, reclame-uitingen, water en duurzame energievoorzieningen .

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor het bestaand gebruik en tevens voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening in de vorm van een kiosk en informatiepunt ten behoeve van de jachthaven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horeca in de vorm van een snackbar, een informatiepunt en toiletten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een terras;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, bruggen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, sport- en speelvoorzieningen, reclame-uitingen, water en duurzame energievoorzieningen .

Artikel 12 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor het bestaand gebruik en tevens voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' is tevens een muziektent toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is tevens het gebruik door de scouting toegestaan;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, duikers en bruggen, waterhuishoudkundige voorzieningen, vlonders, steigers en beschoeiingen.

Artikel 13 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor het bestaand gebruik en tevens voor

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is opslag ten behoeve van een watersportvereniging toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - boulevard' is een houten boulevard toegestaan;
  • i. bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, bruggen, straatmeubilair, sport- en speelvoorzieningen, reclame-uitingen water en duurzame energievoorzieningen .

Hoofdstuk 5 Functietoedeling ontwikkelingsgebieden

Artikel 14 Gemengd - Zilveras

14.1 Doelstelling

De doelstelling van de bestemming 'Gemengd - Zilveras' is het beheren en verder ontwikkelen van:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • b. de levendigheid door middel van mengconcepten; en
  • c. de aanwezigheid en de rol van de verwerking van zilver.
14.2 Functietoedeling
  • a. Binnen de bestemming 'Gemengd - Zilveras' zijn de volgende functies toegestaan:
    • 1. het bestaand gebruik;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens water met bijbehorende voorzieningen;
  • b. nieuwvestiging of uitbreiding van:
    • 1. wonen;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. maatschappelijke en educatieve voorzieningen;
    • 4. detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen of een supermarkt;
    • 5. horeca categorie 1 en 2;
    • 6. ambachtelijke en creatieve bedrijvigheid;
    • 7. cultuur en ontspanning;
  • c. uitsluitend met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit:
    • 1. horeca categorie 3 en 4;

al dan niet in een mengconcept met bijbehorende erven en tuinen, terrassen, ontsluitingen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en duurzame energievoorzieningen .

14.3 Inpasbaarheid functies

Nieuwvestiging of uitbreiding van de functies zoals bedoeld in 14.2 onder b zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • a. er voldoende zekerheid is verkregen dat wordt voldaan aan andere regelgeving;
  • b. zelfstandige niet-woonfuncties welke voor publiek toegankelijk zijn, zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. De verdiepingen mogen uitsluitend gebruikt worden voor ondersteunende functies;
  • c. van de begane grond mag maximaal 50% gebruikt worden voor wonen, waarbij geldt dat de woonfunctie niet aan de straatzijde mag liggen.
14.4 Omgevingsvergunning voor bestemmingsplanactiviteit
14.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in lid 14.2 onder c bedoelde functies.

14.4.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van gronden voor nieuwe horeca met categorie 3 en 4, al dan niet in een mengconcept of het wijzigen of vergroten van bestaande horecavestigingen met categorie 3 en 4 is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. de horeca een positieve bijdrage levert aan het verblijfsklimaat van de Zilveras;
    • 2. de horeca inpasbaar is in de omgeving, zoals bedoeld in artikel 3.

14.4.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het borgen van een acceptabel geluidsniveau ter plaatse van geluidgevoelige functies en ter bescherming en versterking van de cultuurhistorische waarden.

Artikel 15 Gemengd - Lopikerstraat

15.1 Doelstelling

De doelstelling van de bestemming 'Gemengd - Lopikerstraat' is het beheren en verder ontwikkelen van:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • b. diversiteit aan detailhandel en dienstverlening.
15.2 Functietoedeling
  • a. Binnen de bestemming 'Gemengd - Lopikerstraat' zijn de volgende functies toegestaan:
  • b. nieuwvestiging of uitbreiding van:

al dan niet in een mengconcept, met bijbehorende erven en tuinen, ontsluitingen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en duurzame energievoorzieningen;

    • 1. horeca als ondersteunende functie en uitsluitend in categorie 1, tot maximaal 50 m².
15.3 Inpasbaarheid functies

Nieuwvestiging en uitbreiding van functies zoals bedoeld in 15.2 zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • a. voldoende zekerheid is verkregen dat wordt voldaan aan andere regelgeving;
  • b. zelfstandige niet-woonfuncties welke voor publiek toegankelijk zijn, zijn alleen toegestaan op de begane grond; de verdiepingen mogen alleen gebruikt worden voor ondersteunende functies;
  • c. van de begane grond mag maximaal 50% gebruikt worden voor wonen, waarbij geldt dat de woonfunctie niet aan de straatzijde mag liggen.

Hoofdstuk 6 Functietoedeling specifieke functies

Artikel 16 Aan huis gebonden bedrijf

Een aan huis gebonden bedrijf is toegestaan bij woningen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten worden primair uitgeoefend door de bewoner;
  • b. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteiten zijn toegestaan in de woning of in een bijbehorend bouwwerk;
  • d. het vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
  • e. zelfstandige horeca is niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit plaatsvindt bij de uitgeoefende beroepsmatige activiteit;
  • g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 17 Zilveratelier

Ambachtelijke bedrijven, die zich richten op het op een creatieve wijze verwerken van edelmetalen, zijn toegestaan. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. detailhandel is als nevenfunctie toegestaan;
  • b. horeca tot en met categorie 3 is als ondersteunende functie toegestaan; en
  • c. het organiseren van workshops en cursussen is toegestaan.

Artikel 18 Algemene functies

18.1 Boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' hebben de gronden tevens een functie ter bescherming van de afdekkende laag van het watervoerende pakket. De boringsvrije zone overkoepelt het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied.

18.2 Waterstaat - Waterkering

Ter plaatse van de aanduiding 'Waterstaat - Waterkering' hebben de gronden tevens een functie als waterkering.

18.3 Waterstaat - Waterhuishoudkundige functie

Ter plaatse van de aanduiding 'Waterstaat - Waterhuishoudkundige functie' hebben de gronden tevens een functie voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. verkeer te water, inclusief de daarbij behorende verkeersgeleidingsmaatregelen;
  • d. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
18.4 Geluidszone industrie

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd, tenzij hogere waarden verleend worden en voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

18.5 Aandachtszone - vervoer gevaarlijke stoffen
  • a. In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' functies gericht op beperkt zelfredzame en niet zelfredzame personen uitgesloten.
  • b. Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a indien:
    • 1. ten aanzien van zeer kwetsbare gebouwen, is aangetoond dat het plaatsgebonden risico gelijk is aan of kleiner is dan de daarvoor geldende grenswaarde per jaar;
    • 2. de belangen van externe veiligheid ook voor het overige niet onevenredig worden benadeeld; en
    • 3. voldoende maatregelen worden getroffen ter bescherming van personen die aanwezig zijn op de locaties.
  • c. Aan de vereisten bedoeld in het lid b sub 2 wordt voldaan bij een positief advies van de Veiligheidsregio Hollands Midden.

Hoofdstuk 7 Regels voor activiteiten

Artikel 19 Regels voor bouwen

19.1 Algemene regels

De bestaande bebouwing is toegestaan.

19.2 Bouwen van hoofdgebouwen
19.2.1 Nieuwe hoofdgebouwen buiten de historische binnenstad

Binnen de 'overige zone - schil binnenstad' zijn nieuwe hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mede toegestaan, waarbij de maximale goot - en bouwhoogte is toegestaan zoals met de aanduiding 'maximum goothoogte m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

19.2.2 Afwijken en bijbehorende afwijkingsregel
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken voor een nieuw hoofdgebouw of het wijzigen van een bestaand hoofdgebouw binnen de aanduiding 'overige zone - historische binnenstad'. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden gelden daarbij specifiek de voorwaarden zoals bedoeld in 4.2 en 5. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. het gebouw inpasbaar is in de omgeving;
    • 2. het nieuwe gebouw aansluit op de goot- en bouwhoogte, dakvorm, dakhelling en nokrichting van aangrenzende bebouwing;
    • 3. het hoofdgebouw in het bestaande bouwvlak wordt gebouwd of uitgebreid;
    • 4. in afwijking van het gestelde onder 3, mag het hoofdgebouw het bouwvlak overschrijden, met dien verstande dat:
      • de overschrijding ondergeschikt moet zijn aan het deel in het bouwvlak;
      • de overschrijding nodig is voor het doelmatig gebruik;
      • de overschrijding moet passen binnen de stedenbouwkundige structuur.
19.3 Bouwen van bijbehorende bouwwerken

Nieuwe bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen worden opgericht. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen in het achtererfgebied worden opgericht;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op meer dan 1 m van openbaar water gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. indien een bouwperceel kleiner dan of gelijk aan 100 m² is: 50% van dat bouwperceel;
    • 2. indien een bouwperceel groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m² is: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 100 m²;
    • 3. indien een bouwperceel groter dan 300 m² is: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
    • 4. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 125 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedragen maximaal 3 m c.q. 4,5 m;
  • e. bijbehorende bouwwerken aangebouwd aan een hoofdgebouw bedragen maximaal 0,25 m van de hoogte van de bovenkant van de vloer van de 2e bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen bebouwing toegestaan' mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • h. bij een bijbehorend bouwwerk aangebouwd aan een hoofdgebouw binnen de 'overige zone - historische binnenstad' is het gestelde in 19.2.2 van toepassing;
  • i. het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde in dit artikel, zowel qua positionering als qua oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden gelden daarbij specifiek de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 4.
19.4 Bergingen en kassen in volkstuinen

Nieuwe bergingen en kassen zijn toegestaan. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 2 m en een maximale gezamenlijke oppervlakte per volkstuin van 6 m².

19.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Daarvoor gelden de volgende maximale hoogten:

erf- of perceelafscheidingen voor de voorgevellijn   1 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn   2 m  
pergola's   3 m  
een muziekkiosk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'muziekkiosk   8 m  
overige andere bouwwerken   5 m  

19.6 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan onder het grondvlak van het hoofdgebouw, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • b. ondergeschikte bouwdelen ten behoeve van daglichttoetreding en ventilatie zijn toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bewoning mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10% van de oorspronkelijke lengte of breedtemaat en de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
19.7 Waterstaat - waterkering
  • a. Ten behoeve van de functie Waterkering mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
  • b. Ten behoeve van de andere functies mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 19.7 lid b, voor het bouwen voor andere toegelaten functies, mits een positief advies is verkregen van de waterbeheerder(s).
19.8 Waterstaat - waterhuishoudkundige functie
  • a. Ten behoeve van de Waterhuishoudkundige functie mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het gestelde in lid a is het toegestaan bestaande bouwwerken anders dan bedoeld onder a te vervangen, te vernieuwen of te veranderen, mits het oppervlakte niet wordt uitgebreid.
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.8 lid a, voor het bouwen voor andere toegelaten functies, mits een positief advies is verkregen van de waterbeheerder(s).

Artikel 20 Regels voor slopen

  • a. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor slopen bebouwing gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - historische binnenstad' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normaal onderhoud betreft;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid a. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de sloop geen onevenredige afbreuk doet aan de monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de sloop geen onevenredige afbreuk doet aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische context;
    • 3. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 4. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 5. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    • 6. vooraf advies wordt ingewonnen bij de daartoe aangewezen commissie.

Artikel 21 Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde

  • a. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is het niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde het openbaar toegankelijk gebied in het gebied 'overige zone - historische binnenstad' te herinrichten. Dit betreft het wijzigen van onroerende zaken, zoals straten, wegen, pleinen, erfafscheidingen - niet zijnde bouwwerken-, of bomen en beplantingen.
  • b. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit afwijken van het gestelde in lid a. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de werken en werkzaamheden leiden niet tot onevenredige aantasting van de waarden van de historische binnenstad;
    • 2. vooraf advies is ingewonnen bij de commissie.

Artikel 22 Bodemroerende activiteiten

22.1 Waarde - Archeologie
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden bodemroerende activiteiten en andere activiteiten die de archeologische waarde kunnen aantasten, zoals grondwaterpeilverlagingen, uit te voeren.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning afgeven indien door middel van een over te leggen rapport is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden aangetast. In het rapport staat:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en gedocumenteerd.
  • c. Indien uit het in lid b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen voorwaarden ter bescherming, ter behoud of ter documentatie worden verbonden aan de omgevingsvergunning.
  • d. Het overleggen van een archeologisch rapport zoals bedoeld in lid 22.1 onder b is niet nodig wanneer naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • e. In afwijking op het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist voor activiteiten die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen, waarbij de bestaande diepte en oppervlakte niet wijzigt;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    • 4. binnen de volgende randvoorwaarden blijven:
gebied   niet dieper dan   een kleinere oppervlakte dan:  
Waarde - Archeologie 1   0,30 m   0  
Waarde - Archeologie 2   0,30 m   50 m²  
Waarde - Archeologie 3   0,30 m   100 m²  
Waarde - Archeologie 4   0,30 m   1.000 m²  
Waarde - Archeologie 6   3 m   2.500 m²  
Waarde - Archeologie 7   3 m   10.000 m²  
22.2 Bodemverontreiniging

Voor de 'milieuzone – aandachtsgebied bodemkwaliteit' gelden de volgende regels uit de Wet bodembescherming:

  • a. Het is verboden om zonder melding handelingen in de bodem te verrichten. Handelingen in de bodem dienen op grond van de Wet bodembescherming te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten.
  • b. Wijzigingen in het gebruik van de bodem of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de risico's dienen te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. Het gaat dan met name om wijzigingen die de contactmogelijkheden met de verontreiniging doen toenemen dan wel functiewijzigingen.
  • c. Daar waar in het verleden een leeflaag en/ of een duurzame afdeklaag is aangebracht, dient deze op grond van de Wet bodembescherming in stand gehouden, onderhouden en waar nodig hersteld, verbeterd of vervangen te worden.
22.3 Boringsvrije zone
  • a. De gronden mogen niet dieper dan 2,5 m onder maaiveld worden geroerd. Alle handelingen in de bodem die de deklaag kunnen beschadigen zijn niet toegestaan.
  • b. Lid 22.3. onder a geldt niet voor handelingen ten behoeve van grondwaterbeheer of handelingen waarvoor de Gedeputeerde Staten toestemming hebben verleend.
  • c. Heien van palen is toegestaan, mits geen palen met verbrede voet worden gebruikt.
22.4 Waterstaat - Waterkering
22.4.1 Werken en werkzaamheden

Op de gronden die zijn aangewezen als Waterstaat - Waterkering is het verboden om zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

22.4.2 Uitzondering

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de waterkering betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

22.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering.

Artikel 23 Het inrichten en gebruiken van terrassen

23.1 Commerciële terrassen
  • a. Binnen de zone 'overige zone - commerciële terrassen' is het inrichten van terrassen, anders dan bedoeld voor het gebruik door de eigen bewoners, is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:
    • 1. per horecafunctie is 1 terras toegestaan van ten hoogste 10 zitplaatsen;
    • 2. het terras mag niet verder dan 2 m uit de voorgevel van een pand ingericht worden, dan wel aan de overkant van de weg grenzend aan de voorgevel;
    • 3. het terras mag geen belemmering voor een verkeersveilige doorstroming en verkeersafwikkeling vormen;
    • 4. het terras mag niet breder zijn dan de breedte van het pand;
    • 5. het terras mag uitsluitend van 7.00 tot 18.00 uur geopend zijn;
    • 6. aan de achterzijde van een pand is geen terras toegestaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het maximum onder a sub 1, mits uit een akoestisch onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van stemgeluid op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan 59 dB(A).
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn terrassen op vlonders toegestaan, waarbij in aanvulling van het gestelde in sub b geldt dat eveneens dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn ten hoogste 3 drijvende vlonders toegestaan;
    • 2. de vlonders en terrassen zijn inpasbaar in de historische omgeving;
    • 3. de vlonders mogen uitsluitend in het in het zomerseizoen aanwezig zijn;
    • 4. de vlonders dienen aansluitend aan bestaande trappen verankerd te worden en mogen de vrije doorvaart niet beperken;
    • 5. ten behoeve van de behandeling van de aanvraag wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 6. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de vormgeving, de uitvoering en de ligging van de vlonders en de terrassen. De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en vanuit het oogpunt van veiligheid.

Artikel 24 Het houden van evenementen

24.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein' is het toegestaan om gronden en bouwwerken tevens voor evenementen te gebruiken, met dien verstande dat per jaar maximaal 4 geluid- of verkeersrelevante evenementen zijn toegestaan.
  • b. Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluid- of verkeersrelevante evenementen op andere gronden dan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein', is niet toegestaan.
  • c. Het gestelde onder b is niet van toepassing op de volgende activiteiten:
    • 1. Oud- en Nieuwjaarsactiviteiten;
    • 2. Koningsdagactiviteiten;
    • 3. Bevrijdingsdagactiviteiten;
    • 4. Jaarmarkten;
    • 5. Sinterklaasintochten;
    • 6. Wintermarkten, waaronder begrepen kerstactiviteiten;
    • 7. Wandel-, hardloop-, fiets-, skeeler-, schaats- en paardrijtochten;
    • 8. Herdenkingsplechtigheden;
    • 9. Braderieën, waaronder begrepen kofferbak- en snuffelmarkten;
    • 10. Optochten, anders dan een betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
    • 11. Feesten, geen kermis zijnde, op of aan de weg;
    • 12. Muziekvoorstellingen, waaronder begrepen een optreden van een fanfare, op of aan de weg;
    • 13. Wedstrijden op of aan de weg;
    • 14. Straatfeesten of buurtbarbecues;
    • 15. Het gebruik van sport-, maatschappelijke- en recreatiebestemmingen voor sport-, spel-, en verenigingsactiviteiten.
  • d. Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid a en b in die zin dat:
    • 1. verkeers- of geluidrelevante evenementen worden toegestaan anders dan ter plaatse van de genoemde aanduidingen; of
    • 2. meer dan 4 verkeers- of geluidsrelevante evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein' kan worden toegestaan; en
  • e. In aanvulling op de uitzondering genoemd in lid c is het gestelde in lid a en b niet van toepassing voor een klein evenement in de Zilveras, indien:
    • 1. geen sprake is van versterkte muziek;
    • 2. het evenement tussen 9.00 en 18.00 uur en op zondag tussen 12.00 en 18.00 uur wordt georganiseerd.
24.2 Voorwaarden aan een evenement

Een evenement mag geen onevenredige overlast veroorzaken. Of hieraan wordt voldaan wordt, wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregels evenementen Krimpenerwaard 2018 - 2022' of diens rechtsopvolger.

Artikel 25 Activiteiten op, in of boven water

25.1 Het plaatsen of aanbrengen van voorwerpen op, in of boven openbaar water
  • a. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de (water)veiligheid op het openbaar water niet in het geding is;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden;
    • 3. een advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
25.2 Het innemen van een ligplaats
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' is het toegestaan voor overige vaartuigen, niet zijnde woonschepen, een ligplaats in te nemen. Daarbuiten is het verboden om met een vaartuig langer dan twaalf uren achtereen ligplaats in te nemen of een ligplaats beschikbaar te stellen.
  • b. Het bevoegd gezag kan wateren of gedeelten van wateren aanwijzen, waar het korter dan twaalf uren achtereenvolgens ligplaats innemen of het beschikbaar stellen van een ligplaats, is verboden.
  • c. Het bevoegd gezag kan ten aanzien van het innemen, veranderen of gebruiken van een ligplaats voor ten hoogste twaalf uren nadere regels stellen:
    • 1. in het belang van de volksgezondheid, veiligheid en milieuhygiëne;
    • 2. ter beperking naar soort en aantal vaartuigen.
  • d. Onder vaartuigen als bedoeld in dit artikel worden verstaan alle vaartuigen voor de pleziervaart.
  • e. Onder ligplaats wordt in dit artikel verstaan, een deel van het openbare water waar tijdelijk met een vaartuig afgemeerd kan worden.

25.3 Zorgplicht

Bovenstaande activiteiten op, in of boven water zijn toegestaan mits daarbij de kwaliteit niet wordt aangetast en de doorstroming van het water niet wordt belemmerd.

Hoofdstuk 8 Regels voor transformatie

Artikel 26 Gemengd - Transformatiegebied Dika-terrein

26.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Gemengd - Transformatiegebied Dika-terrein is het plan, na beëindiging van het bestaande gebruik, gericht op de transformatie naar woongebied en een poortfunctie voor bezoekers van de Zilveras. Naast de woonfunctie voorziet het gebied in publieksgerichte functies zoals overnachtingsmogelijkheden ((zorg)hotel, B&B) met ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijke voorzieningen en openbaar parkeren. De functies versterken elkaar. Bijbehorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven, groen, water, verkeer, duurzame energievoorzieningen en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied zijn ook toegestaan.

26.2 Bestaande functies en bestaande bouwwerken
  • a. Het bestaand gebruik blijft toegestaan tot het moment dat ingevolge een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit zoals bedoeld in lid 26.3, het gebied geheel of gedeeltelijk wordt getransformeerd;
  • b. Ten behoeve van het bestaand gebruik zijn de bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
  • c. Bij handhaving van de bestaande functie mag de bebouwing op maaiveld maximaal 10% toenemen.  
26.3 Omgevingsvergunning voor transformatie
26.3.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde functies.
  • b. Voorzover de in lid 26.1 genoemde transformatie leidt tot bouwactiviteiten die strijdig zijn met de regels voor bouwen zoals opgenomen in Artikel 19 is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist.
  • c. De onder lid a en b bedoelde omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26.5.1.

26.3.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend indien:

  • a. wordt voldaan aan de ambities zoals bedoeld in lid 26.4; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 26.5;

26.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en in stand houden van de in lid 26.4 genoemde ambities en / of het borgen van de in lid 26.5 genoemde randvoorwaarden.

26.4 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie:

  • a. de ontwikkeling voorziet in een aantrekkelijk woongebied tussen stad en rivier, dat ruimte biedt aan verschillende doelgroepen;
  • b. de ontwikkeling voorziet in een aanvullend programma publieksgerichte functies. Deze functies zijn vanuit openbaar toegankelijk direct bereikbaar en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied;
  • c. de bebouwing die wordt gerealiseerd dient aan te sluiten bij de historische structuur (wallen, bastions), schaal, maat en identiteit van Schoonhoven;
  • d. de ontwikkeling moet voorzien in een heldere, toegankelijke en verkeersveilige langzaamverkeersverbinding naar de Veerpoort;
  • e. de ontwikkeling dient een ruimtelijke relatie met de Zilveras te krijgen en deze functioneel te ondersteunen.
26.5 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie:

26.5.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

De ontwikkeling moet stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast worden. Het college kan beleidsregels vaststellen om te bepalen of hiervan sprake is.

In aanvulling daarop gelden de volgende regels:

  • a. de historische schoorsteen (23 m boven maaiveld) krijgt een prominente plek in de ontwikkeling. Nieuwbouw sluit qua vorm, massa en hoogte aan bij de te behouden schoorsteen en de omgeving (binnenstad en water) en versterkt het silhouet van de binnenstad met 3 losse gebouwen op een woondek in een campusachtige setting;
  • b. landschappelijk moet aangesloten worden op de naastgelegen begraafplaats, de oorspronkelijke wallenstructuur en de rivier;
  • c. indien de bebouwing rondom de historische schoorsteen wordt gerealiseerd, gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale bouwhoogte bedraagt 22 m boven maaiveld waarbij geldt dat de benodigde installaties en voorzieningen op het dak zorgvuldig worden ingepast binnen de bepaalde maximale bouwhoogte;
    • 2. het bruto vloer oppervlak (bvo) op het verhoogde dek voor de onder 26.1 bedoelde functies bedraagt maximaal 9.000 m²  waarbij de oppervlakte aan publieksgerichte functies 700 m² bvo bedraagt;
  • d. indien de bebouwing ten oosten van perceel 2516 wordt gerealiseerd, gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale bouwhoogte bedraagt 26 m boven maaiveld waarbij geldt dat de benodigde installaties en voorzieningen op het dak zorgvuldig worden ingepast binnen de bepaalde maximale bouwhoogte;
    • 2. het bruto vloer oppervlak (bvo) op het verhoogde dek voor de onder 26.1 bedoelde functies bedraagt maximaal 10.000 m²  waarbij de oppervlakte aan publieksgerichte functies 700 m² bvo bedraagt;
  • e. het woondek moet levendig en aantrekkelijk voor de bewoners en het publiek zijn en moet op een landschappelijke wijze goed aansluiten en ingepast worden binnen de historische context c.q. stedenbouwkundige bestaande omgeving;
  • f. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling;
  • g. de bestaande functie als openbaar parkeerterrein blijft behouden, dat betekent dat bij transformatie de bestaande parkeercapaciteit wordt ingepast.

26.5.2 Randvoorwaarden vanuit uitvoerbaarheid

Uit onderzoek moet blijken dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en er geen waarden geschaad worden. Dat betekent in ieder geval dat:

  • a. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna wordt uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • b. er wordt voorzien in voldoende watercompensatie door middel van een duurzaam rivierverruimende maatregel ten behoeve van de Lek;
  • c. er wordt een inschatting gemaakt van het slachtofferrisico bij een eventuele overstroming alsmede een verantwoording van de afweging voor het toelaten van nieuwe bebouwing;
  • d. het groepsrisico vanwege de ligging in de invloedsgebieden van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en een Bevi-inrichting dient te worden verantwoord;
  • e. de bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de beoogde functie, dit wordt aangetoond door middel van een bodemonderzoek;
  • f. ondersteunende horeca is toegestaan tot en met categorie 3.

26.5.3 Duurzaamheid

Ten aanzien van duurzaamheid wordt bij transformatie voldoende maatregelen genomen zoals bedoeld in 7.2, 7.3 en 7.4.

26.6 Flexibiliteit
  • a. Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikel 26.3.1 ten behoeve van het toestaan van andere functies dan genoemd onder 26.1, mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in lid 26.4 en de randvoorwaarden zoals bedoeld in lid 26.5. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden
  • b. Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikel 26.5.1 sub c tot in totaal 9.700 m2 bvo indien sprake is van maximaal 1.400 m2 bvo publiekgerichte functies. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

Artikel 27 Gemengd - Transformatiegebied Spoorzone

27.1 Transformatie

Ter plaatse van de bestemming Gemengd - Transformatiegebied Spoorzone is het plan, na beëindiging van het bestaande gebruik, gericht op de transformatie naar woongebied in combinatie met maatschappelijke voorzieningen, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven, groen, water, verkeer, duurzame energievoorzieningen en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied. In het voormalig stationsgebouw is ruimte voor culturele activiteiten in combinatie met kleinschalige horeca en detailhandel.

27.2 Bestaande functies en bestaande bouwwerken
  • a. Het bestaand gebruik blijft toegestaan tot het moment dat ingevolge een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit zoals bedoeld in lid 27.3, het gebied geheel of gedeeltelijk wordt getransformeerd.
  • b. Ten behoeve van het bestaand gebruik zijn uitsluitend de bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
27.3 Omgevingsvergunning voor transformatie
27.3.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde functies.
  • b. Voorzover de in lid 27.1 genoemde transformatie leidt tot bouwactiviteiten die strijdig zijn met de regels voor bouwen zoals opgenomen in Artikel 19 is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 27.5.1.

27.3.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend indien:

  • a. wordt voldaan aan de ambities zoals bedoeld in lid 27.4; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 27.5.

27.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 27.4 genoemde ambities of het borgen van de in lid 27.5 genoemde randvoorwaarden.

27.4 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie van de Spoorzone:

  • a. er is sprake van een rustig woongebied met een groen karakter;
  • b. er wordt rekening gehouden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • c. het woongebied bestaat uit grondgebonden woningen of appartementen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen;
  • d. de bouwhoogte in de Spoorzone is gedifferentieerd;
  • e. bestaande landschappelijke en cultuurhistorische elementen dienen in het plan geïntegreerd te worden;
  • f. het openbaar toegankelijk gebied is sociaal veilig en goed toegankelijk ingericht;
  • g. de ontwikkeling wordt aangesloten op de bestaande verkeersstructuur.
27.5 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

27.5.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 130;
  • b. de brutovloeroppervlakte aan maatschappelijke voorzieningen bedraagt ten hoogste 10% van het totaal te ontwikkelen brutovloeroppervlak;
  • c. de maatschappelijke voorzieningen worden uitsluitend op de begane grond gevestigd;
  • d. de bebouwing sluit wat betreft de maat en schaal en vormgeving aan op de bebouwing in de omgeving;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 15 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is aan de zijde van de N210 hogere bebouwing of een hoogteaccent van ten hoogste 18 m toegestaan.

27.5.2 Randvoorwaarden vanuit uitvoerbaarheid
  • a. Uit onderzoek moet blijken dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en er geen waarden geschaad worden. Dat betekent in ieder geval dat:
    • 1. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna wordt uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
    • 3. het groepsrisico vanwege de ligging in de invloedsgebied van een Bevi-inrichting dient te worden verantwoord;
    • 4. vanwege de ligging in de 200 m-zone van de N210 wordt middels een berekening de hoogte van het groepsrisico in kaart gebracht;
    • 5. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie, dit wordt aangetoond door middel van een bodemonderzoek.

27.5.3 Duurzaamheid

Ten aanzien van duurzaamheid wordt bij transformatie voldoende maatregelen genomen zoals bedoeld in 7.2, 7.3 en 7.4.

27.6 Flexibiliteit

Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 27.1 ten behoeve van het toestaan van andere niet- woonfuncties tot een maximale oppervlakte van 20% mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in lid 27.4 en de randvoorwaarden zoals bedoeld in lid 27.5. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

Artikel 28 Transformatiegebieden

28.1 Transformatiegebied - Doelenplein
28.1.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Transformatiegebied - Doelenplein is het plan gericht op (gedeeltelijke) transformatie van het Doelenplein en omgeving naar:

  • a. een samenhangend maatschappelijk cluster, gericht op onderwijs, zorg en welzijn;
  • b. een functie als ontmoetingsgebied voor de inwoners van de binnenstad in combinatie met een woongebied;
  • c. behorende functies zoals groen, water, verkeer, duurzame energievoorzieningen en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het maatschappelijk cluster.

28.1.2 Totstandkoming transformatie
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 28.1.1 genoemde functies.
  • b. Voorzover de in lid 28.1.1 genoemde transformatie leidt tot bouwactiviteiten die strijdig zijn met de regels voor bouwen zoals opgenomen in Artikel 19 is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 27.5.1.

28.1.3 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 28.1.2 onder a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • a. de bestaande functie als parkeerterrein blijft behouden, dat betekent dat bij transformatie de parkeercapaciteit wordt ingepast;
  • b. het plein blijft geschikt voor de marktfunctie, dat betekent dat bij transformatie de marktfunctie wordt ingepast;
  • c. voldaan wordt aan de inpasbaarheidsregels zoals bedoeld in 3.2 en 4.2;
  • d. uit onderzoek moet blijken dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en er geen waarden geschaad worden. Dat betekent in ieder geval dat:
    • 1. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna wordt uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
    • 3. de bodemkwaliteit is geschikt voor de beoogde functie, dit wordt aangetoond door middel van een bodemonderzoek.
28.2 Transformatiegebied - Bastion
28.2.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Transformatiegebied - Bastion geldt dat voor de toekomst transformatie gewenst is waarbij centraal staat:

  • a. realiseren van woningbouw, waarbij tevens sprake is van enige functiemenging;
  • b. het terugbrengen van de historische structuur.

28.2.2 Totstandkoming transformatie

Transformatie zoals bedoeld in 28.2.1 is op basis van dit plan nog niet toegestaan. De aanduiding Transformatiegebied - Bastion geldt als signaalfunctie voor een toekomstige afzonderlijke procedure.

28.2.3 Ambities
  • a. De herontwikkeling dient aan te sluiten bij de historische betekenis van dit deel van de binnenstad;
  • b. De bebouwing moet qua korrelgrootte, hoogte en uitstraling passen in de omgeving;
  • c. Functiemenging is mogelijk;
  • d. Bestaande functies moeten worden ingepast of elders op passende wijze worden ondergebracht.

Hoofdstuk 9 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

31.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 4 en 8 de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken, zodanig dat er sprake is van een significant effect op een Natura 2000-gebied door een toename van stikstofdepositie is niet toegestaan. Er is sprake van een toename wanneer de stikstofdepositie als gevolg van de stikstofemissie van een of meerdere projecten meer bedraagt dan de stikstofdepositie ten gevolge van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige legale gebruik van de gronden en bouwwerken.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in dit plan voor wijzigingen van ondergeschikte aard. Deze vergunning kan alleen verleend worden als deze inpasbaar is als bedoeld in de artikelen 3.2 en 4.2. Tot ondergeschikt wordt in ieder geval gerekend:

  • a. overschrijding van grenzen, voor zover van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
32.2 Gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het goede woon- en leefklimaat, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.1 sub e in die zin dat gronden en bouwwerken zodanig worden gebruikt dat een significant effect op een Natura 2000-gebied ontstaat door stikstofdepositie, mits hiervoor een vergunning of verklaring van geen bedenkingen is verleend op basis van de Wet natuurbescherming of diens rechtsopvolger, door het daartoe bevoegde gezag.

32.3 Realiseren van plandoelstellingen
  • a. Het plan is gericht op het stimuleren van functies en activiteiten die bijdragen aan de doelen zoals opgenomen in artikel 3.1.
  • b. Voor zover de onder a genoemde functies en activiteiten leiden tot gebruik dat strijdig is met dit plan, maar met een aan het bevoegd gezag voorgesteld initiatief wel wordt bijgedragen aan het behalen van minimaal een doel benoemd in artikel 3.1, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor een bestemmingsplanactiviteit, mits:
    • 1. geen sprake is van een belemmering voor het behalen van de andere doelen in artikel 3.1;
    • 2. er sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
    • 3. het bevoegd gezag voldoende zekerheid heeft verkregen dat met het initiatief wordt voldaan aan andere regelgeving en geldend beleid;
    • 4. geen sprake is van een belemmering voor het behalen van de doelen genoemd in artikel 4.1 indien het initiatief zich voordoet in de historische binnenstad;
    • 5. indien de voor de beoogde locatie geldende bestemming een of meer doelen zijn beschreven in dit plan, mag het initiatief eveneens geen belemmering vormen voor het behalen van die doelen; en
    • 6. indien ter plaatse van de beoogde locatie een dubbelbestemming of waarde geldt waarvoor in dit plan een of meer doelen zijn beschreven, mag het initiatief eveneens geen belemmering vormen voor het behalen van die doelen.
  • c. Voor zover de onder a genoemde functies en activiteiten leiden tot bouwactiviteiten die strijdig zijn met dit plan, maar met een aan het bevoegd gezag voorgesteld initiatief wel wordt bijgedragen aan het behalen van minimaal een doel benoemd in artikel 3.1, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden onder b.

Artikel 33 Kostenverhaal

  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop dit bestemmingsplan een nieuw bouwplan mogelijk maakt.
  • b. Het exploitatiegebied is als zodanig aangewezen op de verbeelding ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Hogere waarden nieuwe geluidsgevoelige functies - wegverkeer
  • a. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan wordt ter hoogte van de volgende op de verbeelding aangegeven bestemmingen de daarbij aangegeven hogere waarden ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld.

bestemming   G.J. van Heuven Goedhartweg (N210)  
Gemengd - Transformatiegebied Spoorzone   aantal woningen   hogere waarden  
  10   63 dB  
  120   57 dB  

bestemming   G.J. van Heuven Goedhartweg (N216)  
Gemengd - Transformatiegebied Dika-terrein   aantal woningen   hogere waarden  
  70   55 dB  

  • b. Het college kan beleidsregels vaststellen, waarin eisen worden gesteld aan woningen waarvoor hogere waarden benodigd zijn aan moeten voldoen.

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Chw bestemmingsplan Binnenstad Schoonhoven'.