Gemeente
Krimpenerwaard
Regels
Bestemmingsplan
' Tentweg te Stolwijk '
Vaststelling
24 april 2018
Regels
Artikel 5 Waarde – Archeologie 5
Artikel 6 Waarde – Archeologie 6
Artikel 9 Algemene
gebruiksregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
plan
het bestemmingsplan ‘Tentweg te Stolwijk’
met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1710DK13-VG01 van de gemeente
Krimpenerwaard.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
de grens van
een aanduiding indien het een vlak betreft.
aaneen gebouwde
woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
aan-
en uitbouw
een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd en daarmee in
directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw
achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de
voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar
toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het
erf achter het hoofdgebouw te komen;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde
bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
begane grond
bouwlaag waarvan het vloerpeil is gerelateerd aan de hoogte van het straatpeil, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
beroepsmatige activiteiten aan huis
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen terrein dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend door de bewoners van de woning en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
bestaande
bebouwing
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp
van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
bestaand gebruik
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
bijbehorende
bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
bouwgrens
de grens van een bouwvlak
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in op of de grond
bijgebouw
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat
ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat
met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw
calamiteit
een eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar liggend onheil, zoals een natuurramp (zeer zware storm, overstroming, blikseminslag) of een brand.
dienstverlening
een met detailhandel vergelijkbare functie voor het
bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals
een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek of reisbureau.
hoofdgebouw
een gebouw
of een perceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie
onderscheidt van de overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te
merken.
nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;
overkapping/veranda
een overdekt bouwwerk met ten hoogste één wand
peil
a) voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk
aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b) in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld.
seksinrichting/pornobedrijf
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een erotische videotheek, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
twee aaneen gebouwde woning:
een woning is twee aaneen gebouwd als het hoofdgebouw van deze woning aangebouwd is aan het hoofdgebouw van één andere woning, en niet is aan te merken als een gestapelde woning.
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
voorgevel
De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw.
vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
b. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
c. de inhoud van
een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, dakkapellen en erkers, voorzover boven peil gelegen.
d.
(grond)oppervlakte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
buitenwerks, horizontaal en 1 m boven peil;
e.
vloeroppervlakte van een gebouw:
de gebruiksvloeroppervlakte
volgens NEN2580;
f. afstand zijdelingse perceelsgrens
de afstand van
een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt
gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens
gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op
1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding geluidscherm’ voor de
plaatsing van een geluidscherm;
3.2 Bouwregels
a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding geluidscherm’ mag een geluidscherm worden opgericht met een hoogte van 5 m.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. Wonen;
b. beroepsmatige activiteiten aan huis, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.1;
bijbehorende erven, tuinen, parkeer- en groenvoorzieningen, water, bruggen en nutsvoorzieningen;
Op de
in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de
bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen
uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
b. binnen bouwvlakken woningen mogen worden gebouwd in
de bouwwijze ‘aanééngebouwd’, ‘twee-aaneen’ en
‘vrijstaand’;
c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte
(m), maximum bouwhoogte (m)', de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen
mogen worden overschreden;
d. binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Tentweg te Stolwijk’ ten hoogste 22 woningen zijn
toegestaan;
e. bij aaneengebouwde woningen bedraagt
het maximum van het aantal in dezelfde rij aaneengebouwde woningen 4;
f. de afstand van zijgevel tot de
zijdelingse perceelsgrens van hoofdgebouwen in de
bouwwijze ‘vrijstaand’, dan wel hoofdgebouwen in de bouwwijze ‘aanééngebouwd’ en ‘twee-aaneen’ voor zover het betreft de
niet aaneengebouwde zijgevel, bedraagt ten minste 1,5 m.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
a.
bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, mits:
1.
deze ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd,
met dien verstande dat aan- en uitbouwen voor de voorgevel zijn toegestaan met
inachtneming van het bepaalde onder b;
2.
deze niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel, direct
behorend bij de woning, met een maximum van 100 m2;
4.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van
het hoofdgebouw waar deze tegenaan worden gebouwd;
5.
de goothoogte voor bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte van
bijgebouwen niet meer bedraagt dan 5 m;
b.
aan- en uitbouwen voor de voorgevel mogen worden gebouwd, met dien verstande
dat:
1.
voor overkappingen/veranda’s de diepte niet meer dan 2,0 m, gerekend vanaf de
voorgevel van de woning;
2.
voor erkers de breedte niet meer mag bedragen dan 60 % van de breedte van de voorgevel
van de woning en de diepte niet meer dan 1,5 m, gerekend vanaf de voorgevel van
de woning;
3.
voor aan- en uitbouwen de breedte niet meer mag bedragen dan 3 m en de diepte
niet meer dan 2,3 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;
4.
voor aan- en uitbouwen tevens geldt dat deze alleen voor de voorgevel zijn
toegestaan in die gevallen dat de achtertuin van de betrokken woning niet via
een eigen zijtuin bereikbaar is;
5.de
goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen/veranda’s en erkers niet
meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van
4 m
4.2.3 Andere bouwwerken
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
b.
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.
4.2.4 Voorwaardelijk verplichting
a.
Het in gebruik nemen van de woningen overeenkomstig
artikel 4.1 is niet eerder toegestaan dan nadat het geluidsscherm als genoemd
in artikel 3 van deze regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende
regels:
4.3.1 Beroepsmatige activiteiten aan
huis
De uitoefening van beroepsmatige
activiteiten aan huis is toegestaan, mits:
a.
de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend in woningen en/of aan- en
uitbouwen;
b.
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de
beroepsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een
maximum van 50 m²;
c.
het gebruik geen detailhandel betreft, tenzij het als een ondergeschikte
nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende beroepsmatige activiteit
plaatsvindt;
d.
in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de
verkeers-/parkeerdruk optreedt;
e.
de ruimte(-s) waarin het gebruik plaatsvindt, voldoen aan de bepalingen van de
bouwverordening en het Bouwbesluit;
f.
het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter
van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik
en uitstraling te passen binnen de woonomgeving;
g.
de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner;
h.
reclame-aanduidingen zijn niet toegestaan;
i.
er dient voorzien te worden in parkeren op eigen terrein volgens de dan
geldende CROW richtlijn;
j.
beroepsmatig gebruik van een woning is niet toegestaan als met toepassing van
artikel 4.4 medegebruik voor bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan.
4.3.2 Strijdig gebruik
Onverminderd het bepaalde in lid 4.1 is het in strijd met de bestemming om:
a. vrijstaande
bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken anders dan als huishoudelijke
bergruimte of stalling van voertuigen;
b. bijgebouwen te
gebruiken voor bewoning;
c. de woning en aan-
en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten aan
huis.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het
bepaalde in lid 4.3.2 en met een omgevingsvergunning het medegebruik van
woningen en/of aan- en uitbouwen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis
toestaan, mits:
a.
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de
bruto vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten
niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
b.
het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt
aangetast;
c.
het gebruik geen detailhandel betreft, tenzij het als een ondergeschikte
nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende bedrijfsmatige activiteit
plaatsvindt;
d.
in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk
optreedt;
e.
er geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens
in- en uitladen;
f.
de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, voldoen aan de bepalingen van de
bouwverordening en het Bouwbesluit;
g.
het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter
van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik
en uitstraling te passen binnen de woonomgeving.
h.
de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner;
i.
reclame-aanduidingen zijn niet toegestaan;
j.
er dient voorzien te worden in parkeren op eigen terrein volgens de dan
geldende CROW richtlijn;
k.
de woning niet ook wordt gebruikt voor beroepsmatige activiteiten aan huis.
Artikel
5 Waarde - Archeologie 5
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten
archeologische waarden in verband met rivierduin (pleistoceen landschap),
waarbij de bestemming 'Waarde
- Archeologie 5' voorrang heeft
op de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in artikel
5.1 bedoelde gronden gelden de
volgende bouwregels:
5.2.1 Verbod
Het is verboden te bouwen of te laten
bouwen op de voor 'Waarde
- Archeologie 5' mede bestemde
gronden.
5.2.2
Uitzonderingen
Het in artikel
5.2.1 genoemde verbod
is niet van toepassing op:
5.3 Afwijken van
de bouwregels
5.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel
5.2.1 voor het bouwen
volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
5.3.2
Beperkingen
Het bevoegd gezag kan de
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.3.1 onder
beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
5.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.3.1 wint zij
schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of
door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden
aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
5.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden ter plaatse van de
gronden als bedoeld in artikel
5.1 de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te
laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het
bevoegd gezag:
5.4.2
Uitzonderingen
Het in artikel
5.4.1 genoemde verbod
is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
5.4.3
Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld
in artikel
5.4.1 wordt slechts
verleend indien:
5.4.4
Beperkingen
Het bevoegd gezag kan de
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 onder
beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
5.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 wint zij
schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of
door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden
aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het
plan wijzigen en de bestemming 'Waarde
- Archeologie 5' geheel of
gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch
onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde – Archeologie – 6.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 6’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten
archeologische waarden in verband met holoceen rivierenlandschap
(stroomgordels: Berkenwoude, Bergambacht, Kadijk, Zuidbroek, Oudewater en Cabauw /Graaf-riviersysteem stroomgordels met oeverzone),
waarbij de bestemming ‘Waarde – Archeologie 6’' voorrang heeft op de andere
daar voorkomende bestemming(en).
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende
regels:
6.2.1 Verbod
Het is verboden te bouwen of te laten
bouwen op de voor ‘Waarde – Archeologie 6’mede bestemde gronden.
6.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.2.1 genoemde verbod is niet
van toepassing op:
a.
gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds
eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 meter onder het bestaande
maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
b.
bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale
bouwhoogte van 5 meter, of;
c.
bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 3,0 meter onder het
bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar
voorkomende bestemming(en), of;
d.
bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en die kan
worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
e.
de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de
andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
1.
de bestaande fundering wordt gebruikt;
2.
de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van
het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 6.2.1
voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
a.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen
behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
b.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet worden verstoord, of;
c.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van
voorschriften als bedoeld in lid 4.3.2 aan de vergunning.
6.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning
als bedoeld in lid 6.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende
voorschriften aan de vergunning verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg.
6.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over
een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wint zij schriftelijk advies
in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van
de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke
voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor ‘Waarde –
Archeologie 6’aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te
voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
van het bevoegde gezag:
a.
de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
b.
het verwijderen van funderingen;
c.
het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden,
banen of parkeergelegenheden;
d.
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en
andere wateren;
e.
het aanleggen van drainage;
f.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of
andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
g.
het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of
beplanting;
h.
het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of
beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
i.
het veranderen van het grondwaterpeil;
j.
het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden
gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van
gronden.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet
van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de
archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 3,0
meter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een
archeologisch deskundige, of;
b.
het archeologisch onderzoek betreffen, of;
c.
een diepte hebben van niet meer dan 3,0 meter onder het bestaande maaiveld, of;
d.
een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 2.500 m², of;
e.
het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
f.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan, of;
g.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien:
a.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen
behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
b.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
c.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van
voorschriften als bedoeld in lid 4.4.4 aan de vergunning.
6.4.4 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan de
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 onder beperkingen verlenen en de
volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg.
6.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over
een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wint zij schriftelijk advies
in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van
de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke
voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het
plan wijzigen en de bestemming ‘Waarde – Archeologie 6’ geheel of gedeeltelijk
laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is
gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig
zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog
kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Overschrijding bouwgrenzen
8.1.1 Bouwregels
De in deze regels
opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor
wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
·
a. stoepen, stoeptreden,
toegangsbruggen en funderingen;
·
b. plinten, pilasters,
kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van
ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de
voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt;
·
c. gevel en kroonlijsten
en overstekende daken, overbouwingen, erkers,
balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan
50 cm overschrijden;
·
d. ondergrondse
funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet
meer dan 1 m overschrijden;
·
e. hijsinrichtingen aan
tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele
stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
·
f. voor panden met de
aanduiding "monument" geldt dat erkers, balkons, dakoprekkingen
niet zijn toegestaan voorzover deze zichtbaar zijn vanaf de straat.
8.1.2 Afwijken
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd af te wijken van het overschrijden van de op de kaart
aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:
·
a. overbouwingen
ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
·
b. toegangen van
bouwwerken;
·
c. plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
·
d. gevel- en kroonlijsten
en overstekende daken;
·
e. erkers, balkons en
galerijen;
·
f. luifels;
·
g. hijsinrichtingen,
laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
·
h. kelderingangen en
kelderkoekoeken;
·
i. of daarmee gelijk te
stellen ondergeschikte bouwwerken.
8.2 Ondergronds bouwen en kelders
8.2.1
De planregels inzake de
toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval
van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend
is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
·
a. de kelder is loodrecht
onder de woning en/ of het aan- en bijgebouw geprojecteerd, en;
·
b. de kelder mag maximaal
1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer)
zijn, en;
·
c. indien de kelder onder
een bijgebouw is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf bereikbaar
zijn.
8.2.2
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het
bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van kelders niet loodrecht onder het
hoofdgebouw gelegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
·
a. de kelder mag maximaal
1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
begane grondvloer) zijn, en;
·
b. de kelder is niet van
buitenaf bereikbaar, en;
·
c. de maximale oppervlakte
van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor bijbehorende
bouwwerken.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te
wijzigen ten behoeve van:
Overschrijding
van de bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor en technisch
betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen het
bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van de regels voor:
a.
het
oprichten van bouwwerken voor algemeen nut met dien verstande dat:
1. de
oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;
2. de
bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;
b.
beneden
peil gelegen kelders met dien verstande dat de overschrijding van de grenzen
van het bouwvlak ten hoogste 2 m bedraagt;
c.
overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag
met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
12.1 Overgangsrecht
bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b.
het bevoegd gezag kan eenmalig bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c.
het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet;
b.
het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c.
indien het gebruik, bedoeld in dit lid
onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
dit lid onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tentweg te Stolwijk’.