Gemeente Krimpenerwaard

Regels Bestemmingsplan

' Tentweg te Stolwijk '

 

Vaststelling 24 april 2018

Inhoudsopgave

 

Regels

Hoofdstuk 1         Inleidende regels

Artikel 1                 Begrippen

Artikel 2                 Wijze van meten

Hoofdstuk 2         Bestemmingsregels

Artikel 3                 Bedrijventerrein

Artikel 4                 Wonen

Artikel 5                 Waarde – Archeologie 5

Artikel 6                 Waarde – Archeologie 6

Hoofdstuk 3         Algemene regels

Artikel 7                 Antidubbeltelregel

Artikel 8                 Algemene bouwregels

Artikel 9                 Algemene gebruiksregels

Artikel 10              Algemene wijzigingsregels

Artikel 11              Algemene afwijkingsregels

Hoofdstuk 4         Overgangs- en slotregels

Artikel 12              Overgangsrecht

Artikel 13              Slotregel

 

Hoofdstuk 1       Inleidende regels

 

Artikel 1    Begrippen

plan

het bestemmingsplan ‘Tentweg te Stolwijk’ met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1710DK13-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aaneen gebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

 

aan- en uitbouw

een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

 

achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

begane grond

bouwlaag waarvan het vloerpeil is gerelateerd aan de hoogte van het straatpeil, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

 

beroepsmatige activiteiten aan huis

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen terrein dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend door de bewoners van de woning en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

bestaande bebouwing

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

 

bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

 

bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in op of de grond

 

bijgebouw

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

 

 

calamiteit

een eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar liggend onheil, zoals een natuurramp (zeer zware storm, overstroming, blikseminslag) of een brand.

 

dienstverlening

een met detailhandel vergelijkbare functie voor het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek of reisbureau.

 

hoofdgebouw

een gebouw of een perceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van de overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.

 

nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

 

overkapping/veranda

een overdekt bouwwerk met ten hoogste één wand

 

peil

a) voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b) in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

seksinrichting/pornobedrijf

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een erotische videotheek, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

twee aaneen gebouwde woning:

een woning is twee aaneen gebouwd als het hoofdgebouw van deze woning aangebouwd is aan het hoofdgebouw van één andere woning, en niet is aan te merken als een gestapelde woning.

 

voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

 

voorgevel

De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw.

 

vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

 

woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2    Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, dakkapellen en erkers, voorzover boven peil gelegen.

 

d. (grond)oppervlakte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:

buitenwerks, horizontaal en 1 m boven peil;

 

e. vloeroppervlakte van een gebouw:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580;

 

f. afstand zijdelingse perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 2        Bestemmingsregels

 

Artikel 3   Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       a. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding geluidscherm’ voor de plaatsing van een geluidscherm;

3.2 Bouwregels

a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding geluidscherm’ mag een geluidscherm worden opgericht met een hoogte van 5 m. 

 

Terug naar inhoudsopgave

Artikel 4    Wonen

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Wonen;

b.      beroepsmatige activiteiten aan huis, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.1;

bijbehorende erven, tuinen, parkeer- en groenvoorzieningen, water, bruggen en nutsvoorzieningen;

 

4.2 Bouwregels.

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

a.       vooVoor grondenhoofdgebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;

b.      binnen bouwvlakken woningen mogen worden gebouwd in de bouwwijze ‘aanééngebouwd’, ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen mogen worden overschreden;

d.      binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Tentweg te Stolwijk’ ten hoogste 22 woningen zijn toegestaan;

e.       bij aaneengebouwde woningen bedraagt het maximum van het aantal in dezelfde rij aaneengebouwde woningen 4;

f.       de afstand van zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens van hoofdgebouwen in de bouwwijze ‘vrijstaand’, dan wel hoofdgebouwen in de bouwwijze ‘aanééngebouwd’ en ‘twee-aaneen’ voor zover het betreft de niet aaneengebouwde zijgevel, bedraagt ten minste 1,5 m.

 

4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

a. bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, mits:

1. deze ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen voor de voorgevel zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde onder b;

2. deze niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel, direct behorend bij de woning, met een maximum van 100 m2;

3. de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4 m;

4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waar deze tegenaan worden gebouwd;

5. de goothoogte voor bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 5 m;

 

b. aan- en uitbouwen voor de voorgevel mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

1. voor overkappingen/veranda’s de diepte niet meer dan 2,0 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;

2. voor erkers de breedte niet meer mag bedragen dan 60 % van de breedte van de voorgevel van de woning en de diepte niet meer dan 1,5 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;

3. voor aan- en uitbouwen de breedte niet meer mag bedragen dan 3 m en de diepte niet meer dan 2,3 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;

4. voor aan- en uitbouwen tevens geldt dat deze alleen voor de voorgevel zijn toegestaan in die gevallen dat de achtertuin van de betrokken woning niet via een eigen zijtuin bereikbaar is;

5.de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen/veranda’s en erkers niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4 m

 

4.2.3 Andere bouwwerken

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:

b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

4.2.4 Voorwaardelijk verplichting

a.       Het in gebruik nemen van de woningen overeenkomstig artikel 4.1 is niet eerder toegestaan dan nadat het geluidsscherm als genoemd in artikel 3 van deze regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. 

  1. Woningen van de bouwwijze ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’ mogen alleen worden gebruikt, als op het bij de woning gelegen perceelsgedeelte met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – parkeren 1’ 3 bruikbare onbebouwde parkeerplaatsen per woning worden ingericht en instandgehouden;
  2. Woningen van de bouwwijze ‘aaneen gebouwd’ mogen alleen worden gebruikt als op de aan deze woningen grenzende gronden met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – parkeren 2’ 10 onbebouwde parkeerplaatsen worden ingericht en instandgehouden.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

 

4.3.1 Beroepsmatige activiteiten aan huis

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis is toegestaan, mits:

a. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend in woningen en/of aan- en uitbouwen;

b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de beroepsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;

c. het gebruik geen detailhandel betreft, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende beroepsmatige activiteit plaatsvindt;

d. in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreedt;

e. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaatsvindt, voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

f. het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving;

g. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner;

h. reclame-aanduidingen zijn niet toegestaan;

i. er dient voorzien te worden in parkeren op eigen terrein volgens de dan geldende CROW richtlijn;

j. beroepsmatig gebruik van een woning is niet toegestaan als met toepassing van artikel 4.4 medegebruik voor bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan.

 

4.3.2 Strijdig gebruik

Onverminderd het bepaalde in lid 4.1  is het in strijd met de bestemming om:

a.       vrijstaande bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken anders dan als huishoudelijke bergruimte of stalling van voertuigen;

b.      bijgebouwen te gebruiken voor bewoning;

c.       de woning en aan- en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 en met een omgevingsvergunning het medegebruik van woningen en/of aan- en uitbouwen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits:

a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;

b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;

c. het gebruik geen detailhandel betreft, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt;

d. in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreedt;

e. er geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;

f. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

g. het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving.

h. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner;

i. reclame-aanduidingen zijn niet toegestaan;

j. er dient voorzien te worden in parkeren op eigen terrein volgens de dan geldende CROW richtlijn;

k. de woning niet ook wordt gebruikt voor beroepsmatige activiteiten aan huis.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden in verband met rivierduin (pleistoceen landschap), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

 

5.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 5' mede bestemde gronden.

 

5.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  2. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5,0 m, of;
  3. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  4. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 5.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  3. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 5.3.2 aan de vergunning.

5.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in artikel 5.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag:

  1. de bodem met meer dan 1,0 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen;
  3. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  5. het aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  8. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
  9. het veranderen van het grondwaterpeil;
  10. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  2. het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  3. een diepte hebben van niet meer dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld, of;
  4. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 2.500 m², of;
  5. het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  7. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
  3. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 5.4.4 aan de vergunning.

5.4.4 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Artikel 6 Waarde – Archeologie – 6.

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 6’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden in verband met holoceen rivierenlandschap (stroomgordels: Berkenwoude, Bergambacht, Kadijk, Zuidbroek, Oudewater en Cabauw /Graaf-riviersysteem stroomgordels met oeverzone), waarbij de bestemming ‘Waarde – Archeologie 6’' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

6.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor ‘Waarde – Archeologie 6’mede bestemde gronden.

 

6.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 meter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;

b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 3,0 meter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 6.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;

b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;

c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4.3.2 aan de vergunning.

 

6.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

6.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor ‘Waarde – Archeologie 6’aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

b. het verwijderen van funderingen;

c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

e. het aanleggen van drainage;

f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;

h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;

i. het veranderen van het grondwaterpeil;

j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.

 

6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 3,0 meter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;

b. het archeologisch onderzoek betreffen, of;

c. een diepte hebben van niet meer dan 3,0 meter onder het bestaande maaiveld, of;

d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 2.500 m², of;

e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of;

f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;

g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien:

a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;

b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;

c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4.4.4 aan de vergunning.

 

6.4.4 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

6.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ‘Waarde – Archeologie 6’ geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 3       Algemene regels

 

Artikel 7    Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

Overschrijding bouwgrenzen

8.1.1 Bouwregels

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

·         a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;

·         b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt;

·         c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden;

·         d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;

·         e. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;

·         f. voor panden met de aanduiding "monument" geldt dat erkers, balkons, dakoprekkingen niet zijn toegestaan voorzover deze zichtbaar zijn vanaf de straat.

8.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het overschrijden van de op de kaart aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:

·         a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;

·         b. toegangen van bouwwerken;

·         c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;

·         d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

·         e. erkers, balkons en galerijen;

·         f. luifels;

·         g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;

·         h. kelderingangen en kelderkoekoeken;

·         i. of daarmee gelijk te stellen ondergeschikte bouwwerken.

 

8.2 Ondergronds bouwen en kelders

8.2.1

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

·         a. de kelder is loodrecht onder de woning en/ of het aan- en bijgebouw geprojecteerd, en;

·         b. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer) zijn, en;

·         c. indien de kelder onder een bijgebouw is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf bereikbaar zijn.

8.2.2

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van kelders niet loodrecht onder het hoofdgebouw gelegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

·         a. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
begane grondvloer) zijn, en;

·         b. de kelder is niet van buitenaf bereikbaar, en;

·         c. de maximale oppervlakte van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor bijbehorende bouwwerken.

 

Terug naar inhoudsopgave

Artikel 9 Algemene gebruiksregel

9.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

9.2 Bijzonder gebruiksverbod

9.2.1

Onverminderd het bepaalde in lid 9.1 van dit artikel is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

·         a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

·         b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

·         c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

9.2.2

Onverminderd het bepaalde in lid 9.1 is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting

 

9.3 Het bepaalde in lid 9.2.1van dit artikel is niet van toepassing op:

·         a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;

·         b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;

·         c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

Overschrijding van de bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor en technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.       a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut met dien verstande dat:

1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;

2. de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;

b.      beneden peil gelegen kelders met dien verstande dat de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak ten hoogste 2 m bedraagt;

c.       overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 4       Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1     Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.       een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c.       het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2     Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.       het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.       indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 13  Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tentweg te Stolwijk’.

 

Terug naar inhoudsopgave