Hoofdstuk 1 Algemene en technische bepalingen
Hoofdstuk 2 Bestemmings-bepalingen
Artikel 4 Verkeer – Verblijfsgebied
Artikel 8 Leiding – Hoogspanning
Hoofdstuk 3 Aanvullende bepalingen
Bijlagen:
Bijlage 1: Algemene en technische bepalingen, en aanvullende bepalingen uit het bestemmingsplan ‘Keijzershof’.
Bijlage 2: Nota Parkeernormen.
het uitwerkingsplan Centrumzone Oost en gasleiding, Keijzershof, vervat in deze voorschriften en de plankaart, en zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.up0800120023-4001
plankaart - uitwerkingsplan, projectnummer 0252090, tek. nr. TEK02-0252090-01A die deel uitmaakt van het plan.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk,
met een dak;
een woning die deel uitmaakt van één hoofdgebouw met zich boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen.
Dit uitwerkingsplan behelst een uitwerking van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan ‘Keijzershof’, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp op 17 juli 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 3 maart 2009. Voor het overige blijven de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan ‘Keijzershof’ van toepassing. Deze zijn als bijlage aan deze voorschriften toegevoegd.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groen- en speelvoorzieningen;
b. watergangen en –partijen;
c. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en
d. geluidwerende voorzieningen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. bijbehorende bouwwerken, zoals balkons aan een hoofdgebouw, en
b. andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en –rekken.
Voor het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd:
1.
tot een diepte van
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
|
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw |
|
erf-
of perceelafscheidingen – |
|
overige erf- of perceelafscheidingen |
|
geluidwerende voorzieningen |
|
speeltoestellen |
|
overige andere bouwwerken |
|
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verhardingen voor woonstraten, pleinen;
b. parkeerstroken en –voorzieningen;
c. fiets- en voetpaden;
d. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
e. watergangen, duikers en
f. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. ondergeschikte gebouwen, bijbehorende bouwwerken, zoals balkons aan een hoofdgebouw, en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri’s en telefooncellen, en
b. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en –regelinstallaties, straatmeubilair, speelobjecten, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en – rekken.
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgend bepalingen:
a.
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan
b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd:
1.
tot een diepte van
c.
de bouwhoogte van licht- en andere masten,
informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties
mag niet meer dan
d.
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer
dan
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. bijbehorende bouwwerken, zoals balkons aan een hoofdgebouw, en
b. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en
c. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
Voor het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd:
1.
tot een diepte van
b.
de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer dan
De
voor ‘Wonen –
a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis;
b. tuinen, erven en verhardingen;
c. parkeervoorzieningen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:
a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
bouwwijze: |
ter plaatse van de aanduiding: |
in gestapelde vorm |
‘gestapeld |
c. de bouwhoogte van een woningen mag niet meer bedragen dan op de plankaart ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan op de plankaart ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
e. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.
f. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola’s |
|
erf-
of perceelafscheidingen – |
|
overige erf- of perceelafscheidingen |
|
overige andere bouwwerken |
|
brutovloeroppervlakte
beroep aan huis
g.
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten
behoeve van de uitoefening van een de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve
van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met
de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan
huis als bedoeld in lid 6.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale
brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende
bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
a.
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten
behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de
brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in 6.2.2
onder g niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de
betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder
geval niet meer dan
b. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden,
d. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten, en
e. voor het autoparkeren zijn normen gesteld, waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot het aantal benodigde autoparkeerplaatsen wordt verwezen naar de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage 2 nota Parkeernormen.
De voor ‘Leiding-Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:
-
een ondergrondse hoge druk gastransportleiding
met een belemmeringenstrook van
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere bestemmingen zijn toegestaan.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwvoorschriften voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
b. het aanleggen en verharden van wegen of paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. het permanent opslaan van goederen;
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
Het in sublid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
b. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
7.5.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
7.5.4 Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 7.5.3 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bovengrondse hoogspanningsleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de hoogspanningsverbinding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Behoudens het bepaalde in sublid 8.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: het ophogen en egaliseren van gronden.
Het in sublid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.4.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
b.
ter zake
daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – water’.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben;
f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
g. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het in sublid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
c. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwpercelen;
d. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
e. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
f. werken en werkzaamheden als bedoeld bij d, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
g. werken en werkzaamheden als bedoeld bij e, voor zover daarvoor een kapvergunning is vereist;
h. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
Werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
a. een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden,welke het plan beoogt te beschermen,
1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b. voor zover werken en werkzaamheden binnen de leidingbestemming geen blijvend onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, en vooraf ter zake door het bevoegd gezag het advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
9.4.4 Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 9.4.3 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen
De voorschriften worden aangehaald als ‘Voorschriften van het uitwerkingsplan Centrumzone Oost en gasleiding, Keijzershof’ van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Rosmalen, maart 2013 vastgesteld: 5 maart 2013
Bijlage 1
Algemene
en technische bepalingen,
en aanvullende bepalingen uit het
bestemmingsplan ‘Keijzershof’
Bijlage 2
Nota Parkeernormen