direct naar inhoud van Regels

Verzamelplan 2012

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1926.bp00120073-4001

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Verzamelplan 2012' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp00120073-4001 met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan- of uitbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;

 

1.6 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij, paardenfokkerij en manege;

 

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

 

1.10 bedrijf:

inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid plaatsvindt;

 

1.11 bedrijf aan huis:

het in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en;

  2. die geen horeca of detailhandel zijn:

- behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;

- en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt;

 

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

 

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

 

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

 

1.15 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie;

 

 

1.16 beschermde groen-en verblijfplaats:

verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar de verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden overtreden: in dit plangebied gaat het vooral om de volgende plant- en diersoorten: steenbreekvaren en tongvaren, respectievelijk gierzwaluw, huismus, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis;

 

1.17 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.20 Bevi-inrichting

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;

 

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.22 bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;

 

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.25 bouwlaag:

voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

 

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

 

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.28 brutovloeroppervlak:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

1.29 dakkapel:

een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

 

1.30 dakopbouw:

een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;

 

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf niet als detailhandel aangemerkt;

 

1.32 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

  1. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening:

het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

  1. publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

 

1.33 ecologisch netwerk:

netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;

 

1.34 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

 

1.35 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

 

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.37 glastuinbouw:

de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen;

 

1.38 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.39 horecabedrijf:

een bedrijf, dat vermeld is in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarvan de hoofdactiviteit één of meer van de volgende activiteiten is:

  1. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken,

  2. het exploiteren van zaalaccommodatie,

  3. het verstrekken van nachtverblijf;

 

1.40 huishouden:

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

 

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

1.42 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

 

1.43 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

1.44 overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw;

 

1.45 paardenfokkerij:

een bedrijf dat uitsluitend gericht is op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt. Onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijactiviteiten, paardrijschool en manege;

 

1.46 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

 

1.47 peil:

het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;

 

1.48 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

 

1.49 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

 

1.50 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

 

1.51 Staat van horeca-activiteiten:

de Staat van horeca-activiteiten die als bijlage van deze regels deel uitmaakt;

 

1.52 verbeelding:

de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge-, als de digitale wijze verstaan;

 

1.53 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

 

1.54 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

 

1.55 voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

 

1.56 winkelondersteunende horeca:

lichte horeca afgestemd op de in de nabijheid aanwezige detailhandel, zoals een cafetaria of broodjeszaak, en waarbij de openingstijden gerelateerd zijn aan deze detailhandel;

 

1.57 woning:

een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.