Inhoud

Hoofdstuk 1       Inleidende regels  3

Artikel 1       Begrippen  3

Artikel 2       Wijze van meten  8

Hoofdstuk 2       Bestemmingsregels  11

Artikel 3       Bedrijf 11

Hoofdstuk 3       Algemene regels  13

Artikel 4       Anti-dubbeltelregel 13

Artikel 5       Algemene bouwregels  13

Artikel 6       Algemene gebruiksregels  13

Artikel 7       Algemene afwijkingsregels  13

Artikel 8       Algemene wijzigingsregels  14

Artikel 9       Algemene procedureregels  14

Hoofdstuk 4       Overgangs- en  slotregels  15

Artikel 10     Overgangsrecht 15

Artikel 11     Slotregel 16

 

Bijlagen

-           Staat van bedrijfsactiviteiten

-           Nota Parkeernormen





Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan ‘1e herziening Boezem & Boezemvaart, Vlielandseweg 20’ van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926bp00012014-4001  met de bijbehorende regels en bijlagen.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aan- en uitbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat.

ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

bestaand(e situatie):

a   t.a.v. bebouwing:

      bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b    t.a.v. gebruik:

      het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

bedrijf aan huis:

het in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

a      die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en

b      die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, pedicure, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf niet als detailhandel aangemerkt.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van een gebouw uitsteekt.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

groothandel:

een bedrijf, dat goederen van verschillende producenten of leveranciers inkoopt en welke deze goederen verdeelt naar de detailhandel. Groothandels verkopen niet rechtstreeks aan consumenten.

horecabedrijf:

een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit vermeld is, in de van de regels deel uitmakende Staat van Horecabedrijven.

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op bij elkaar behorende, aaneengesloten gronden door constructie of afmetingen als het belangrijkste valt aan te merken.

kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

logies:

het bedrijfmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

logiesgebouw:

een gebouw specifiek ingericht voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden voor meer dan 10 personen waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen.

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf.

stacaravan:

een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven.

voorgevellijn:

een lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn.

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

woning:

een woning dient voor de huisvesting van:

-        één afzonderlijk huishouden, of;

-        een huishouden plus maximaal 3 personen, of;

-        maximaal 4 personen die geen huishouden vormen.





Artikel 2                   Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1            Algemeen

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de bouwhoogte van een hoogspanningsmast:

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een hoogspanningsmast, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. In geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil:

a      de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan het hoofdgebouw direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

b      de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw in andere gevallen.

 

2.2            Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.





Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bedrijven die hierna zijn aangegeven:

Bedrijven die in de van deze regels deeluitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie:

Ter plaatse van de aanduiding:

1 of 2

Bedrijf tot en met categorie 2

1, 2 of 3.1

Bedrijf tot en met categorie 3.1

1, 2, 3.1 of 3.2

Bedrijf tot en met categorie 3.2

 

b.       wegen met bijbehorende paden en bermen, en

c.        groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijventerrein,

een en ander met uitzondering van:

1.       detailhandelsbedrijven, andere dan de onder a bedoelde;

2.       bedrijven die krachtens artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

3.       bedrijven waarop het Bevi van toepassing is.

 

3.2            Bouwregels

3.2.1        Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.       gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen,

b.       andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.

 

3.2.2        Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.       de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’;

c.        de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1, onder a mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’;

 

d.       de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Max. bouwhoogte

Luifels, vlaggen- en andere masten

8 m

Erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw:

2 m

Overige erf- of perceelafscheidingen:

1 m

Overige andere bouwwerken:

3 m

e.       er moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.

 

3.3            Afwijking van de gebruiksregels

3.3.1        Afwijking ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 9 (Algemene procedureregels) een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1, onder a.







Hoofdstuk 3              Algemene regels

Artikel 4                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5                   Algemene bouwregels

5.1            Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

Artikel 6                   Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

a      gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;

b      onbebouwde gronden:

1      als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

2      als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

 

Artikel 7                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

a      de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedragen dan 5 m;

b      de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 3 m zal bedragen.

Artikel 8                   Algemene wijzigingsregels

8.1            Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

8.2            Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:

het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

 

Artikel 9                   Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

a      het ontwerpbesluit omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning of nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;

b      het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;

c       de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;

d      het bevoegd gezag deelt aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.





Hoofdstuk 4              Overgangs- en slotregels

Artikel 10               Overgangsrecht

10.1       Overgangsrecht bouwwerken

10.1.1    Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of

b      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

10.1.2    Afwijking vergroting bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van sublid 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van bouwwerk als bedoeld in sublid 10.1.1 met maximaal 10%.

 

10.1.3    Uitsluiting bouwwerken

Sublid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2       Overgangsrecht gebruik

10.2.1    Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

10.2.2    Verbod verandering gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

10.2.3    Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4    Uitsluiting gebruik

Sublid 10.2.1, is niet van toepassing

-        op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

-        Als het strijdig gebruik een aanvang heeft genomen, nadat de goedkeuring van dat vorige bestemmingsplan onherroepelijk was geworden, en

-        als burgemeester en wethouders tijdig aan overtreder kenbaar hebben gemaakt dat sprake is van strijdig gebruik en dat ze in voortzetting daarvan niet berusten.

Artikel 11               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘1e herziening  Boezem & Boezemvaart, Vlielandseweg 20’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 2013                                                            Vaststellingsdatum: 4 april 2013