9.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 9.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijde, of van werkzaamheden) op en in de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 200 m² of meer:
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
-
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
-
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
het ophogen en egaliseren van gronden.
9.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in sublid 9.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, en werkzaamheden:
-
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 9.2.2;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
-
waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
9.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
-
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.