wijzigingsplan
locatie ZANDWEG
ACHTHUIZEN
REGELS
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
Artikel 5 Verkeer-Verblijfsgebied
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Artikel 9 Overige algemene regels
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels
1.1 het plan
het wijzigingsplan ‘Locatie Zandweg Achthuizen’ met identificatienummer NL.IMRO.1924.AHZandweg-WP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.
1.2 moederplan
het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde met identificatienummer NL.IMRO.1924. OFLAchthLstrZz10-BP50 van de gemeente Goeree Overflakkee, vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juli 2012.
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.4 bed & breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw..
De overige begrippen van het moederplan , voor zover relevant voor dit plan, zijn van overeenkomstige toepassing.
De regels van artikel 2 ‘Wijze van meten’ , van het moederplan zijn van overeenkomstige toepassing.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 3 meter.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. inritten en paden naar de op de aangrenzende gronden gelegen erven.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersregeling of verlichting bedraagt ten hoogste 3 meter.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1': toegangswegen tot de naastgelegen tuin- en woonbestemming, met dien verstande dat per bouwperceel één toegangsweg is toegestaan met een breedte van ten hoogste 5 meter.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersregeling of verlichting bedraagt ten hoogste 3 meter.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.2.1 Hoofdgebouwen
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.
c. De voorgevel van hoofdgebouwen dient in of op een afstand van maximaal 10 meter van de voorste bestemmingsgrens te worden gebouwd.
d. De afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelsgrens dient minimaal 15 meter te bedragen.
e. De oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 vierkante meter.
f. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
g. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding van het plan is aangegeven.
h. Hoofdgebouwen dienen voor meer dan 90% van het dakoppervlak te worden afgedekt met een kap, waarvan de helling tussen 25 en 65 graden bedraagt.
i. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woningen’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding van het plan is aangegeven.
7.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
a. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1 meter achter de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen loopt, worden gebouwd.
b. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag per perceel niet meer bedragen dan:
1. 50% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, kleiner is dan of gelijk is aan 100 vierkante meter;
2. 50 vierkante meter vermeerderd met 20% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, groter is dan 100 vierkante meter en kleiner is dan of gelijk is aan 300 vierkante meter;
3. 90 vierkante meter vermeerderd met 10% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, tot een maximum van 150 vierkante meter, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, groter is dan 300 vierkante meter.
c. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 centimeter tot een maximum van 4 meter.
d. De goothoogte van een bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde
a. De bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde hiervan, bedraagt ten hoogste 1 meter.
b. De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 meter.
c. De bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 meter.
d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 vierkante meter.
b. Het gebruik van de gronden en gebouwen is uitsluitend toegestaan indien er per bouwperceel twee parkeerplaatsen op eigen terrein worden toegevoegd en duurzaam in stand worden gehouden.
In afwijking van het moederplan geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ dat:
a. de maximale hoogte van op te richten bebouwing en aan te brengen beplanting:
1. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, niet hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
2. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, niet hoger is dan de illustratie in bijlage 1 van deze regels aangeeft;
b. in afwijking van het bepaalde onder a bebouwing mag worden opgericht en beplanting mag worden aangebracht, zolang de vrije windvang van en het zicht op de molen niet verder worden beperkt of als zeker gesteld is dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a, de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2 prevaleert.
De overige algemene regels van het moederplan, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van het moederplan, zijn voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van overeenkomstige toepassing.
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Wijzigingsplan Locatie Zandweg Achthuizen’.