13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
standplaatsen voor kampeermiddelen, met dien verstande dat het aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen ten hoogste 70 mag bedragen, uitsluiten ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
-
beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen;
-
aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
-
bedrijfswoningen, met dien verstande dat ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de gebruiker van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat rondom de camping dient te worden voorzien in afschermende beplanting;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en -partijen.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
-
de oppervlakte aan gebouwen mag ten hoogste 200 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m bedragen;
-
de dakhelling dient ten minste 15° te bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling, indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;
-
de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte, indien deze hoger is;
-
de dakhelling dient ten minste 30° te bedragen, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1, mag 1 uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 200 m² bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen dan wel de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen indien deze meer bedraagt;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd welke zijn genoemd in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. artikel 2, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luidde op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 13.2, sub c, onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij de omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend;
-
lid 13.2, sub d, onder 3, sub d tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
De onder a en b genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid.
Bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld door het verlenen van een omgevingsvergunning worden de beeldkwaliteitseisen betrokken zoals die zijn geformuleerd in het hoofdstuk Beeldkwaliteit in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld lid 13.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
-
permanente bewoning van kampeermiddelen;
-
het gebruik van gronden voor permanente kampeermiddelen dan wel chalets;
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor seizoenshuisvesting;
-
het gebruik van gebouwen voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5, sub d en toestaan dat naast de in lid 13.2, sub d, onder 3 genoemde oppervlakte een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5, sub d en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijgebouw of het deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5, sub f en toestaan dat een bedrijfsmatige bed & breakfast voor maximaal 7 personen wordt toegestaan, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
De onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid.
Bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld door het verlenen van een omgevingsvergunning worden de beeldkwaliteitseisen betrokken zoals die zijn geformuleerd in het hoofdstuk Beeldkwaliteit in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting.