Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
-
in de bestemming ‘Natuur’ (opgenomen als bijlage 6 bij deze regels) ten behoeve van particuliere natuurontwikkeling, met dien verstande dat een dergelijke wijziging uitsluitend wordt toegepast indien:
-
de ontwikkeling betrekking heeft op een gebied dat aansluitend gelegen is aan de bestemming ‘Natuur’;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
voorafgaand aan de wijziging een inrichtingsplan wordt ingediend waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de natuurfunctie;
-
door aan gronden één van de bestemmingen ‘Waarde – Archeologie 2’, ‘Waarde – Archeologie 3’ of ‘Waarde – Archeologie 4’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.