6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven uit categorie 1 en 2 uit de bij deze regels als bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
-
bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 uit de bij deze regels als bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”;
-
bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.2 uit de bij deze regels als bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
-
bedrijven uit categorie 1 tot en met 4.1 uit de bij deze regels als bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ”bedrijf tot en met categorie 4.1”;
-
bedrijven uit categorie 1 tot en met 4.2 uit de bij deze regels als bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”;
-
een brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "brandweerkazerne";
-
bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
-
per bedrijf ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven mits:
-
niet meer dan 1/3 van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de gebruiker van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” geen bedrijfswoningen zijn toegestaan,
en tevens voor:
-
bestaande perifere detailhandel,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens en de perceelsgrens aan de achterzijde dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag niet minder dan wel meer dan de aangegeven hoogten en dakhelling ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” bedragen, dan wel de bestaande hoogten en dakhelling indien deze minder dan wel meer zijn.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” een bedrijfswoning niet is toegestaan;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens en de perceelsgrens aan de achterzijde dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
voor een bedrijfswoning in een bedrijfsgebouw zijn de bouwregels van toepassing, die gelden voor het bedrijfsgebouw, met dien verstande dat de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer dan 175 m² (hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
ingeval een bedrijfswoning vrijstaand of aan een bedrijfsgebouw is gebouwd geldt dat:
-
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan wel meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden) bedragen, dan wel de bestaande hoogten en dakhelling indien deze minder dan wel meer zijn;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer dan 175 m² (hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 4 of 5 toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub c, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1, mag 1 uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde in sub b toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoning, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
waarbij de oppervlakte van de bedrijfswoning (hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) niet meer dan 175 m² mag bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte, indien deze meer is;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen dan wel de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen indien deze meer bedraagt;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak mag niet meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van hijswerktuigen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van hijswerktuigen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 3 voor een hogere goot- en bouwhoogte en een platte afdekking, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 6.2, sub c, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij de omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van gronden en bebouwing voor detailhandel anders dan de in lid 6.1, sub g, onder 1 en sub h bedoelde vormen van detailhandel;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van energieopwekking;
-
het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen en materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
-
het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
-
het gebruik van gronden en bebouwing voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het gebruik van gronden en bebouwing voor de huisvesting van seizoenarbeiders;
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
het gebruik van bebouwing voor een bed & breakfast;
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.5, sub a voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
-
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende goederen;
-
perifere detailhandel;
-
het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van bedrijven, die niet zijn genoemd in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven onder de voor de betreffende gronden van toepassing zijnde categorieën, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon-leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub h en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijbehorende bouwwerk als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub h en toestaan dat naast de in lid 6.2, sub c, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
het in lid 6.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.