8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterberging en waterhuishouding.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
De beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 16 m² gebruikt mag worden ten behoeve van aan het aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gebonden detailhandel.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de diepte van een woning bedraagt niet meer dan 15 m;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
-
de dakhelling bedraagt niet minder dan 35o te bedragen;
-
in afwijking van het gestelde in sub 6 en 7, geldt voor hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” dat de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) gehandhaafd dient te blijven;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 2,5 m.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel te worden gesitueerd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning bedraagt niet meer dan 75 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 20% ;
-
de bouwhoogte van aan-, uit en bijgebouwen met een platte afdekking bedraagt niet meer dan 3 m, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan respectievelijk 3 m en 5,5 m ;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m, met dien verstande dat indien de goothoogte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan 3,5 m, de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij platte afdekking, ten hoogste gelijk mag zijn aan de onder 5 toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer bedraagt dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2 onder a sub 3 voor het bouwen op een afstand van de naar de weg gekeerde bouwgrens van ten hoogste 4 m, met dien verstande dat een dergelijke omgevingsvergunning alleen wordt verleend wanneer:
-
dit niet leidt een tot onevenredige afbreuk van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
lid 8.2 onder a sub 7 voor een kleinere dakhelling dan wel een platte afdekking, met dien verstande dat bij een platte afdekking de bouwhoogte niet hoger mag zijn dat de maximaal toegestane goothoogte;
-
lid 8.2, onder a, sub 8 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van de bestaande hoofdvorm waarbij tevens is voldaan aan het gestelde in het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
-
lid 8.2 onder b sub 3 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen met dien verstande dat:
-
een dergelijke vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
-
de oppervlakte mag worden vergroot tot ten hoogste 120 m² mits het bebouwingspercentage van 20% niet wordt overschreden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor huisvesting van seizoensmigranten;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van seksinrichtingen.