gemeente: Stichtse Vecht   status: Onherroepelijk
plannaam: Loenersloot -Binnenweg - Kerklaan   datum: 22-06-2011
 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voorkomend in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. bedrijven voorkomend in categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede een autobedrijf behorend tot ten hoogste milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf, alsmede een autobedrijf behorend tot ten hoogste milieucategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf 1;

  3. bedrijven voorkomend in categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 3.2;

  4. detailhandel in volumineuze goederen ter plaatse van de aanduiding detailhandel volumineus;

  5. een atelier ter plaatse van de aanduiding atelier;

  6. één bedrijfswoning per bedrijf ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

  7. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening;

  8. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.1.2 afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1 onder f mag ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf maximaal één bedrijfswoning worden gerealiseerd.

4.1.3 detailhandel

De gronden zijn mede bestemd voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten.

4.1.4 bedrijfsvloeroppervlak

Voor de in artikel 4.1.3 genoemde detailhandel geldt, dat het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt met een absoluut maximum van 50 m2.

4.2 bouwregels

 

4.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

gebouwd binnen het bouwvlak;

  1. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  2. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a mag ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 3 20% van de oppervlakte van de toegestane bebouwing een maximale goothoogte hebben van 6 m;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is ten hoogste de aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

  5. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 450 m3;

  6. afstand tot de bouwperceelsgrens 3 m;

  7. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat:

  1. deze binnen het aanduidingvlak zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;

  1. de dakhelling van gebouwen op De Werf bedraagt maximaal 45 graden.

4.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;

  4. horizontale diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder h mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen op het bedrijventerrein De Werf niet meer dan 5 m bedragen;

  10. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  11. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

4.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

4.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

4.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;

  2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 5 m.

4.3 specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;

  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bestaande bedrijven die onder dit Besluit vallen;

  3. vuurwerkbedrijven;

  4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r;

  5. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;

  6. bedrijven voorkomend in 4 en 5 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

4.4 ontheffing van de gebruiksregels

 

4.4.1 andere bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 jo. artikel 7.10 eerste lid Wro voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  1. het bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met bedrijven voorkomend in categorie 1 of 2 of categorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en een milieuvergunning is verleend;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.

4.4.2 volumineuze goederen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in arkel 4.1 jo. artikel 7.10 eerste lid Wro voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen, mits:

  1. het bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met bedrijven voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en een milieuvergunning is verleend;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.