gemeente: Stichtse Vecht   status: Onherroepelijk
plannaam: Loenersloot -Binnenweg - Kerklaan   datum: 22-06-2011
 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

  3. een hooiberg ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-,
parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

 

3.2.1 gebouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd bedraagt de minimale onderlinge afstand 2 m;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  5. minimale dakhelling 25º;

  6. maximale dakhelling 55º.

3.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;

  4. horizontale diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

3.2.3 afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

3.2.4 ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

3.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. sleufsilo’s, silo’s, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, binnen het bouwvlak, vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;

  3. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen, binnen het bouwvlak, achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;

  4. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 3 m;

  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder d bedraagt de maximale bouwhoogte van:

  1. bebouwing voor het onderbrengen van krachtvoedersilo’s 10 m;

  2. krachtvoerder- en kunstmestsilo’s 8 m;

  3. ruwvoedersilo’s 15 m.

  1. maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 1 m;

  2. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder f bedraagt de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 2, 9 m.

3.3 ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 20 m ten behoeve voor het onderbrengen van ruwvoedersilo’s.

3.4 ontheffing van de gebruiksregels

 

3.4.1 verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 teneinde van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met ontheffing toegestane gebruik;

  2. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en onbebouwde grond, beide in het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag in geen geval meer bedragen dan in totaal 300 m². Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen tot maximaal 1.000 m²;

  3. Onverkort geldt dat het kleinschalig kamperen een ondergeschikt bestanddeel van de totale productieomvang van de hoofdfunctie dient te zijn;

  4. Voor verblijfsrecreatieve voorzieningen gelden bovendien de volgende bepalingen:

  1. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwperceel toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwperceel;

  2. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwperceel voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;

  1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;

  2. in vergelijking met het agrarische gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  3. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwperceel plaats te vinden;

  4. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en –stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.

3.4.2 bed and breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van “bed and breakfast” met bijbehorende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. Maximaal 30% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het ontheffingsbesluit bestaande bebouwing, met een maximum van 50m², hiervoor wordt gebruikt;

  2. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig
    plaatsvinden;

  3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.

3.5 aanlegvergunning

 

3.5.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden tot een diepte of hoogte van 0,3 m onder c.q. boven maaiveld;

  2. het dempen van sloten;

  3. het aanleggen, verbreden en verharden van paden en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
    apparatuur.

3.5.2 weigering

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en/of de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.5.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de bouwvlakken.