Artikel 7                   Centrum

 

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel;

b      dienstverlening;

c       horeca in categorie 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

d      museum;

e      kleinschalige kantoren (met een vloeroppervlak van maximaal 150 m²);

f        wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan huis gebonden beroepen, gastouderschap en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis;

g       verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;

h      consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes;

i        informatie en telecommunicatie doeleinden;

j        tuinen, erven en verhardingen;

k      parkeervoorzieningen;

l        groenvoorzieningen;

m    (openbare) nutsvoorzieningen;

n      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 26, lid 26.1.

 

7.2             Bouwregels

 

7.2.1         Algemeen

Op de voor ‘Centrum’ aangewezen gronden geldt het volgende:

a      Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

1      gebouwen, waaronder woningen, ten behoeve van de onder 7.1 genoemde doeleinden, waarbij per bouwperceel maximaal één woning is toegestaan;

2      bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ of binnen het bouwvlak;

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

 

7.2.2         Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.

b      De voorgevel mag uitsluitend in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

c       De breedte van de voorgevel mag niet minder bedragen dan 5,00 meter.

d      De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)‘ is aangegeven.

e      De bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)‘ is aangegeven.

f        Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

g       Hoofdgebouwen mogen met een kap of plat dak worden afgedekt. In geval van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60°.

 

7.2.3         Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag ten hoogste 50% worden bebouwd, met dien verstande dat het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwvlak behorende bij het betreffende bouwperceel.

b      De goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.

c       De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,50 meter bij een platte afdekking en niet meer dan 7,00 meter in geval van een schuin dak.

d      De afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot andere gebouwen mag niet minder bedragen dan 1,00 meter.

e      Bijbehorende bouwwerken dienen in de zijdelingse perceelsgrens of op een afstand van niet minder dan 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.

 

7.2.4         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00  meter, met uitzondering van de erfafscheidingen die zich voor de naar de weg gekeerde bouwgrens bevinden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,00 meter mag bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

7.3             Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1         Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

a      industriële doeleinden;

b      groothandel;

c       opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;

d      standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen.

 

7.4             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegde gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 onder c voor het toestaan van horeca op andere locaties dan ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’, met dien verstande dat;

a      dit bedrijven zijn uit de milieucategorieën 1 of 2 en er wordt voldaan aan de richtafstanden conform de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ of, indien niet kan worden voldaan aan de richtafstanden, middels een gedegen onderzoek gemotiveerd wordt afgeweken van de aan te houden richtafstand;

b      geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving plaatsvindt;

c       aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast.

 

7.5             Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, ten behoeve van de realisering van meerdere (gestapelde) woningen per bouwperceel, met dien verstande dat:

a      de inhoud van een woning ten minste 250 m3 en ten hoogste 500 m3 mag bedragen;

b      bij wijziging wordt voldaan aan de bepalingen van de bestemming ‘Wonen’, mits:

1      het betreft bebouwing gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ of ‘Waarde - Cultuurhistorie’;

2      de activiteiten, samenhangend met de centrumvoorziening, ter plaatse zijn beëindigd;

3      de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden, c.q. geen milieuhygiënische bezwaren tegen realisering van de woningen bestaan;

4      de woningbouw past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie;

5      de geluidbelasting, blijkens een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;

6      de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;

7      geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving plaatsvindt;

8      aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast.