8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
dienstverlening;
-
detailhandel;
-
café/cafetaria/restaurant/hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca";
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1 en 2;
-
wonen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;
5. in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" dan wel "beeldondersteunend" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
6. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
7. daar waar een "gevellijn" is aangeduid, dient de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw in deze gevellijn te worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd op de gronden voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone";
2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van delen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
a. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stads-gezicht,
-
nadere eisen stellen aan:
-
voor zover ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
- de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat deze overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding tenminste 2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling tenminste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;
-
voor het overige;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
-
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd stadsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45°;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 2 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 6b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.
-
-
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
niet-permanente bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven van gronden ten behoeve van de realisatie van insteekhavens, ter plaatse van de aanduiding "specifiek vorm van gemengd - bebouwingsvrije zone".
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.