HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan IJlst van de gemeente Súdwest Fryslan;
-
verbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0683.BPIJlst-onhe met bijbehorende regels en bijlagen;
-
aan-huis-verbonden beroep - of bedrijf:
een dienstverlenend beroep -of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps - of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
-
aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aanleggen:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
beschermd stadsgezicht:
het in het plan met "beschermd stadsgezicht" aangegeven gebied;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
bouwvormenkaart:
de kaart met de bijbehorende verklaring waarop de bouwvormen van de binnen het beschermd stadsgezicht opgenomen gebouwen zijn aangegeven;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
café:
een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
-
cafetaria:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
decentraal hotel:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij de overnachtingsaccommodatie in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en/of de bestemming;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, met een bedrijfsvoering waarbij in hoofdzaak gebruik wordt gemaakt van open grond;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
-
hoofdvorm:
het hoofdgebouw, exclusief aan- en uitbouwen;
-
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
-
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
-
kampeergebouw:
een gebouw, geen kampeermiddel zijnde, van beperkte omvang, dat dient voor het periodiek recreatief nachtverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan mits:
- deze is voorzien van een as-/wielenstelsel en een dissel;
- deze bestaat uit één geheel (dus geen gekoppelde caravans en geen aangebouwde uitbreidingen);
- deze is voort te bewegen als aanhanger;
- deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 55 m²;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, mits deze een maximale hoogte heeft van 3,5 m en een maximale oppervlakte heeft van 55 m²,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
ligplaats innemen:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf;
-
ondergeschikte horeca:
horeca die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-horecabedrijf;
-
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten;
-
peil:
de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer:
- indien deze bovenzijde meer dan 60 cm boven het straatpeil ligt of komt te liggen, is 60 cm + het straatpeil het peil;
- indien deze bovenzijde meer dan 20 m van de straat of weg ligt of komt te liggen én dan meer dan 10 cm boven het aansluitende terrein ligt of komt te liggen, is 10 cm + het aansluitende terrein het peil;
-
permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
straatpeil:
- de hoogte van de straat of weg op de plaats waar de hoofdtoegang van een bouwwerk aan die straat of weg grenst;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
vaartuig:
naast het begrip vaartuig in gebruikelijke zin van het woord, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel overblijfselen daarvan;
-
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
-
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
-
-
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
-
-
de goothoogte van een bouwwerk:
-
-
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
-
-
de dakhelling van een bouwwerk:
-
-
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
-
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
-
-
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
-
-
de inhoud van een bouwwerk:
-
-
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
-
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
-
-
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden;
-
grondgebonden agrarische bedrijven;
-
water;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling van gebouwen mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;
4. in aanvulling op het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat voor de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
5. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bedrijf bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte binnen een bouwvlak mag niet meer dan 15 m bedragen;
2. de bouwhoogte buiten een bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
3. het aantal silo's mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stads-gezicht,
-
nadere eisen stellen aan:
-
voor zover ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
- de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat deze overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breed-teverhouding tenminste 2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling tenminste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;
-
voor het overige:
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming gedeeltelijk wijzigen in de bestemming "Woongebied", met dien verstande dat:
1. de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven;
2. de wijziging alleen mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten;
3. de woonfunctie uitsluitend gerealiseerd kan worden binnen de contouren van de oorspronkelijke boerderijvorm waarin de dienstwoning was gesitueerd;
4. de bouwregels worden afgestemd op de verschijningsvorm van het bestaande hoofdgebouw;
5. ten hoogste drie woningen mogen worden gebouwd;
6. het aantal woningen dient te passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
7. indien de kosten van grondexploitatie niet anderszins verzekerd zijn, tegelijkertijd met het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld;
8. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;
9. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 15 overeenkomstig van toepassing zijn.
-
De onder a bedoelde wijziging wordt uitsluitend toegepast mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1 en 2;
-
bedrijven die op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-plan aanwezig zijn, namelijk, ter plaatse van de aanduiding:
- "specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf/-haven", een jachtwerf/-haven;
- "specifieke vorm van bedrijf - molen", een houtzaagmolen;
- "specifieke vorm van bedrijf - scheepstechniekbedrijf", een scheepstechniekbedrijf;
-
detailhandel, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel uitgesloten" uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
-
bedrijfswoningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling van gebouwen mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
4. in aanvulling op het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling) gehandhaafd dient te blijven;
5. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
1 |
- |
3,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
4 |
- |
5,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
5 |
- |
- |
- |
3,5 |
- |
- |
9 |
- |
3 |
- |
6 |
- |
- |
11 |
- |
- |
- |
10 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte binnen een bouwvlak mag niet meer dan 8 m bedragen;
2. de bouwhoogte buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "detailhandel uitgesloten" voor detailhandel anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – decentraal hotel” ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – decentraal hotel” ten behoeve van recreatiewoningen.
-
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen voor het bouwen van bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
-
-
-
-
-
-
-
-
1. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 per bedrijf mag bedragen;
2. het aantal bedrijfswoningen dient te passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
3. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;
4. indien de kosten van grondexploitatie niet anderszins verzekerd zijn, tegelijkertijd met het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld;
5. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van een logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel door het opnemen van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – decentraal hotel”, met dien verstande dat:
-
-
-
-
-
-
-
-
1. de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’, die als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting;
2. bebouwing ten behoeve van de logiesfunctie moet voldoen aan de eisen voor logiesfuncties als gesteld in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en het Gebruiksbesluit;
3. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een terreininrichtingsplan moet zijn overlegd, waaruit blijkt dat er voldoende aansluiting is bij de kwaliteiten van de omgeving zoals die zijn verwoord in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’, die als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting;
4. langparkeren ten behoeve van de logiesfunctie op eigen terrein moet plaatsvinden dan wel buiten het gebied ter plaatse van de aanduiding “beschermd stadsgezicht”;
5. er maximaal 6 slaapplaatsen per locatie ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – decentraal hotel” mogen worden gerealiseerd ten behoeve van de logiesfunctie;
6. de logiesfunctie ondergeschikt is aan de bestemming;
7. voor het bouwen ten behoeve van de logiesfunctie er uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van de bouwmogelijkheden zoals die in lid 4.2 zijn gegeven;
8. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
De onder a en b bedoelde wijzigingen worden uitsluitend toegepast mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
-
-
-
-
-
-
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Nutsbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
1 |
- |
3,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
5 |
- |
- |
- |
3,5 |
- |
- |
9 |
- |
3 |
- |
6 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1 en 2, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met "bedrijf tot en met categorie 1";
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1, 2 en 3.1, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met " bedrijf tot en met categorie 2”;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met "bedrijf tot en met categorie 3”;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met " bedrijf tot en met categorie 4”;
-
bedrijven die op het moment van de eerste tervisielegging van het plan aanwezig zijn, namelijk, voor zover op de plankaart aangeduid met:
- "specifieke vorm van bedrijventerrein - bouw- en aannemersbedrijf", een bouw- en aannemersbedrijf;
- “specifieke vorm van bedrijventerrein - dakbedekkingsmaterialenfabriek”, een dakbedekkingsmaterialenfabriek;
- "specifieke vorm van bedrijventerrein - machinefabriek", een machinefabriek;
- "specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalbewerkingsbedrijf", een metaalbewerkingsbedrijf;
- "specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek", een metaalwarenfabriek;
-
bedrijfswoningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling van gebouwen mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
4. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
3 |
- |
6 |
- |
10 |
- |
- |
7 |
- |
- |
- |
9,5 |
- |
- |
13 |
- |
6 |
- |
14 |
- |
- |
14 |
- |
9 |
- |
14 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte binnen een bouwvlak mag niet meer dan 10 m bedragen;
2. de bouwhoogte buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.1 en lid 6.4 voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende goederen;
2. detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines, auto's en autoaccessoires, fietsen, motoren, boten, caravans en tenten;
3. detailhandel in keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier;
4. postorderbedrijven;
-
het bepaalde in lid 6.1 en lid 6.4 voor de vestiging van bedrijven, die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder de voor de betreffende gronden van toepassing zijnde categorieën, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon-leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen voor het bouwen van bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
1. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 per bedrijf mag bedragen;
2. het aantal bedrijfswoningen dient te passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
3. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;
4. indien de kosten van grondexploitatie niet anderszins verzekerd zijn, tegelijkertijd met het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld;
5. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
De onder a bedoelde wijzigingen worden uitsluitend toegepast mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandelsbedrijven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van detailhandelsbedrijven gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling van gebouwen mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
4. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
7 |
- |
- |
- |
9,5 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte binnen een bouwvlak mag niet meer dan 8 m bedragen;
2. de bouwhoogte buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
dienstverlening;
-
detailhandel;
-
café/cafetaria/restaurant/hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca";
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1 en 2;
-
wonen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen bij woningen) mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;
5. in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" dan wel "beeldondersteunend" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
6. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
7. daar waar een "gevellijn" is aangeduid, dient de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw in deze gevellijn te worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd op de gronden voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone";
2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van delen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
a. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stads-gezicht,
-
nadere eisen stellen aan:
-
voor zover ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
- de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat deze overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding tenminste 2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling tenminste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;
-
voor het overige;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
-
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd stadsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45°;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 2 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 6b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.
-
-
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
niet-permanente bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven van gronden ten behoeve van de realisatie van insteekhavens, ter plaatse van de aanduiding "specifiek vorm van gemengd - bebouwingsvrije zone".
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - opgaande beplanting" dient te worden uitgegaan van het behoud van de bestaande opgaande beplanting;
-
overtuinen ten behoeve van de woonfunctie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - overtuinen";
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – overtuinen” ten behoeve van de logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel.
-
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanbrengen of kappen van bomen en hagen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - overtuinen";
2. het aanbrengen van vlonders ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - overtuinen".
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (buitenschools) kinderopvangcentrum;
-
begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - opgaande beplanting" dient te worden uitgegaan van het behoud van de bestaande opgaande beplanting;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
3. de dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;
4. in aanvulling op het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" danwel "beeldondersteunend" aangeduide gebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
5. de goot- en bouwhoogte van gebouwen anders dan ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
6. de dakhelling van gebouwen gelegen anders dan ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
7. er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd;
8. daar waar een "gevellijn" is aangeduid, dient de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw in deze gevellijn te worden gebouwd.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
1 |
- |
3,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
3 |
- |
6 |
- |
10 |
- |
- |
8 |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
12 |
- |
- |
- |
12 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerk, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
nadere eisen stellen aan:
-
voor zover ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
- de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing;
-
voor het overige:
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
-
-
het bepaalde lid 10.2, sub a, onder 1, voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
-
-
1. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak per bestemmingsvlak niet meer dan 100 m² mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
3. de omgevingsvergunning niet wordt verleend ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen gelegen ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht";
-
-
-
het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd stadsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45°.
-
-
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – decentraal hotel” ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – decentraal hotel” ten behoeve van recreatiewoningen.
-
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van een logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel door het opnemen van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – decentraal hotel”, met dien verstande dat:
1. de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de bijlage van de regels;
2. bebouwing ten behoeve van de logiesfunctie moet voldoen aan de eisen voor logiesfuncties als gesteld in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en het Gebruiksbesluit;
3. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een terreininrichtingsplan moet zijn overlegd, waaruit blijkt dat er voldoende aansluiting is bij de kwaliteiten van de omgeving zoals die zijn verwoord in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’, die als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting;
4. langparkeren ten behoeve van de logiesfunctie op eigen terrein moet plaatsvinden dan wel buiten het “beschermd stadsgezicht”;
5. er maximaal 6 slaapplaatsen per locatie ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – decentraal hotel” mogen worden gerealiseerd ten behoeve van de logiesfunctie;
6. de logiesfunctie ondergeschikt is aan de bestemming;
7. voor het bouwen ten behoeve van de logiesfunctie er uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van de bouwmogelijkheden zoals die in lid 10.2 zijn gegeven;
8. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
De onder a bedoelde wijziging wordt uitsluitend toegepast, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
standplaatsen voor kampeermiddelen;
-
logiesaccommodatie in de vorm van kampeergebouwen;
-
jachtverhuurbedrijf;
-
jachtwerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – jachtwerf”;
-
bedrijfswoning;
-
beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
Het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen en het aantal kampeergebouwen mag binnen de bestemming gezamenlijk niet meer dan 21 bedragen.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van logiesaccommodatie in de vorm van kampeergebouwen gelden de volgende regels:
1. het aantal kampeergebouwen gezamenlijk mag niet meer dan 4 bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 5,5 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
3. de dakhelling dient ten minste 40° te bedragen;
4. de oppervlakte per kampeergebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van beheervoorzieningen en sanitaire voorzieningen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
2. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan de binnen een bouwvlak aangeven goot- en bouwhoogte bedragen;
4. de dakhelling mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
1 |
- |
3,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
3 |
- |
6 |
- |
10 |
- |
- |
6 |
- |
4 |
- |
8 |
40 |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van kampeergebouwen ten behoeve van permanente bewoning.
-
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
-
sportvoorzieningen met daarbij inbegrepen ondergeschikte horeca en (additionele) voorzieningen als bergings- en stallingsruimten;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - opgaande beplanting" dient te worden uitgegaan van behoud van de bestaande opgaande beplanting;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
-
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen gelden de volgende regels:
1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² mag bedragen;
- de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m mag bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangeven goot- en bouwhoogte bedragen;
4. de dakhelling mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
5. er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
5 |
- |
- |
- |
3,5 |
- |
- |
9 |
- |
3 |
- |
6 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van lichtmasten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de sportvoorzieningen mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
Artikel 13 Verkeer - Verblijf
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden en het doorgaande verkeer;
-
parkeren;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - opgaande beplanting" dient te worden uitgegaan van behoud van de bestaande opgaande beplanting;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water,
met dien verstande dat:
-
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.
-
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
8 |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
-
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
waterhuishouding en waterberging;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bruggen;
-
aanleggelegenheid ten behoeve van stalling en verhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "jachthaven";
-
ligplaatsen voor vaartuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "steiger".
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Heeg als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
14.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
1. steigers en vlonders zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
a. bestaande steigers en vlonders;
b. ter plaatse van de aanduiding "steiger";
2. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "brug";
3. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub b, onder 2 voor de bouw van bruggen.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vaartuigen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – decentraal hotel” ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vaartuigen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – decentraal hotel” ten behoeve van recreatiewoningen.
-
Artikel 15 Woongebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf", met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" tevens uitsluitend ondergeschikte detailhandel in de bestemming is begrepen;
-
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
medische en zakelijke dienstverlening en kantoren, uitsluitend ter plaatsen van de aanduiding "kantoor";
-
garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "garage";
-
opslag van materieel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag";
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van IJlst als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak, dan wel niet meer in een bouwvlak aangegeven aantal bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven dakhelling bedragen;
5. in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" dan wel "beeldondersteunend" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
6, de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) anders dan ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet meer dan de binnen een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
7. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en uitbouwen) anders dan ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" mag niet minder dan de binnen een bouwvlak aangegeven dakhelling bedragen;
8. in aanvulling op het bepaalde onder 6 en 7 geldt dat voor hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling), gehandhaafd dient te blijven;
9. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
10. daar waar een "gevellijn" is aangeduid, dient de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw in deze gevellijn te worden gebouwd.
Maatvoerings-categorie |
goothoogte (m) |
goothoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
bouwhoogte (m) |
dakhelling (graden) |
dakhelling (graden) |
ab |
min |
max |
min |
max |
min |
max |
1 |
- |
3,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
2 |
- |
4 |
- |
9 |
45 |
- |
4 |
- |
5,5 |
- |
8,5 |
30 |
- |
10 |
- |
3,5 |
- |
10 |
40 |
- |
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd op de gronden voorzien van de aanduiding "bebouwingsvrije zone";
2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van delen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
a. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm mag bedragen;
c. in afwijking van het bepaalde onder b per woning (met uitzondering van woningen ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" ten minste 50 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
nadere eisen stellen aan:
-
voor zover ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
- de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat de dakhelling ten minste 40° dient te zijn en gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat deze van hout dienen te zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing,
-
voor het overige;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in sub a, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd stadsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45°;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde lid 15.2, sub b, onder 6b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
niet-permanente bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "garage" of de aanduiding "opslag" voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" voor detailhandel anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van woongebied – decentraal hotel” ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van woongebied – decentraal hotel” ten behoeve van recreatiewoningen.
-
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het afgraven van gronden ten behoeve van de realisatie van insteekhavens, ter plaatse van de aanduiding "specifiek vorm van woongebied - bebouwingsvrije zone".
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het verlenen van omgevingsvergunningen binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen:
1. in die zin dat bouwgrenzen worden verlegd, met het oog op uitbreiding dan wel een verandering in de situering van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:
a. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;
b. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
2. voor een groter aantal woningen per bouwvlak, met dien verstande dat:
a. indien de kosten van grondexploitatie niet anderszins verzekerd zijn, tegelijkertijd met het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld;
b. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;
c. het aantal woningen dient te passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
d. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 15 van overeenkomstige toepassing zijn.
3. ten behoeve van een logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel door het opnemen van de aanduiding “specifieke vorm van woongebied – decentraal hotel”, met dien verstande dat:
a. de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’, die als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting;
b. bebouwing ten behoeve van de logiesfunctie moet voldoen aan de eisen voor logiesfuncties als gesteld in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en het Gebruiksbesluit;
c. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een terreininrichtingsplan moet zijn overlegd, waaruit blijkt dat er voldoende aansluiting is bij de kwaliteiten van de omgeving zoals die zijn verwoord in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’, die als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting;
d. langparkeren ten behoeve van de logiesfunctie buiten het “beschermd stadsgezicht” moet plaatsvinden;
e. er maximaal 4 slaapplaatsen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van woongebied – decentraal hotel” mogen worden gerealiseerd ten behoeve van de logiesfunctie;
f. de logiesfunctie ondergeschikt is aan de bestemming;
g. voor het bouwen ten behoeve van de logiesfunctie er uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van de bouwmogelijkheden zoals die in lid 15.2 zijn gegeven;
h. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 15 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
De onder a. bedoelde wijzigingen worden uitsluitend toegepast mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2, sub a en sub b, voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid en voor het bouwen van bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
2. het graven van watergangen;
3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
4. het verlagen van het waterpeil.
-
Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
-
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn;
- plaats vinden in of op de gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de bestemming "Waarde - Archeologie" wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om de wijzigingsbevoegdheid toe te passen, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijzigingsbevoegdheid niet verleend.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
-
-
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 30 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
-
-
1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
Voor het verlenen van omgevingsvergunning binnen het beschermd dorpsgezicht vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
-
het plan:
-
-
-
-
wijzigen in die zin, dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
-
wijzigen in die zin, dat:aan de gronden de bestemming "Waarde - Archeologie" wordt toegekend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de begrenzing van de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie", gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
-
ter plaatse van het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’ die als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen, wijzigen ten behoeve van een logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel door het opnemen van de aanduiding “specifieke vorm van water – decentraal hotel”, met dien verstande dat:
-
-
-
1. er ter plaatse van het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de bijlage van de regels maximaal 3 vaartuigen ten behoeve van een logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel mogen worden gebruikt;
2. de logiesfunctie in de vorm van een decentraal hotel is toegestaan langs eigen oever en/of langs de ligplaats voor historische vaartuigen als aangewezen door de gemeente en/of in de jachthaven(s) binnen het zoekgebied decentraal hotel als opgenomen in de bijlage van de regels;
3. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een inrichtingsplan voor de inrichting van de eigen oever moet zijn overlegd, waaruit blijkt dat er voldoende aansluiting is bij de kwaliteiten van de omgeving zoals die zijn verwoord in de ‘Beleidsnotitie decentraal hotel IJlst’ die als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen;
4. de lengte van een vaartuig langs eigen oever maximaal 15 m mag bedragen;
5. de breedte van een vaartuig langs eigen oever maximaal 4 m mag bedragen;
6. langparkeren ten behoeve van de logiesfunctie buiten het “beschermd stadsgezicht” moet plaatsvinden dan wel op eigen terrein;
7. er maximaal 4 slaapplaatsen per vaartuig ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – decentraal hotel” mogen worden gerealiseerd ten behoeve van de logiesfunctie;
8. de logiesfunctie ondergeschikt is aan de bestemming;
9. voor het overige de bestemmingsregels uit artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
-
-
-
ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – decentraal hotel”, “specifieke vorm van maatschappelijk – decentraal hotel”, “specifieke vorm van water – decentraal hotel” en “specifieke vorm van woongebied – decentraal hotel” wijzigen ten behoeve van het ontnemen van de aan de gronden toegekende genoemde aanduidingen, met dien verstande dat de bestemmingsregels van de betreffende bestemming onverkort van toepassing blijven.
-
-
-
Voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheden binnen het beschermd dorpsgezicht, vragen Burgemeester en Wethouders in voorkomende gevallen de gemeentelijke monumentencommissie om advies inzake de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 20 Algemene procedureregels
Bij het stellen van een nadere eis als bedoeld in:
-
-
artikel 3, lid 3.3;
-
artikel 4, lid 4.3;
-
artikel 5, lid 5.3
-
artikel 6, lid 6.3;
-
artikel 7, lid 7.3;
-
artikel 8, lid 8.3;
-
artikel 9, lid 9.3;
-
artikel 10, lid 10.3;
-
artikel 11, lid 11.3;
-
artikel 12, lid 12.3;
-
artikel 13, lid 13.3;
-
artikel 14, lid 14.3;
-
artikel 15, lid 15.3,
-
is de volgende procedure van toepassing:
-
-
Het ontwerp-besluit ligt met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 2 weken in het gemeentehuis ter inzage.
-
-
-
Burgemeester en Wethouders geven tevoren kennis van de nederlegging van het ontwerp-besluit in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze.
-
-
-
De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om mondeling of schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij Burgemeester en Wethouders, gedurende de sub 1 genoemde termijn.
-
-
-
Burgemeester en Wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
-
Artikel 21 Overige regels
Afstemming
Algemene Plaatselijke Verordening
Ten aanzien van het kappen van bomen c.q. beplanting kent de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een kapverbod voor nader aangegeven geboomte c.q. beplanting, dit met als doel om de bomen c.q. beplanting te behouden. Houtopstanden met monumentale, landschappelijke, cultuurhistorische en beeldbepalende waarde vallen daaronder. Onder strikte voorwaarden wordt ontheffing van dat kapverbod verleend.
Ten aanzien van het houden van evenementen verzet het bestemmingsplan zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken voor dat doel, mits daarvoor op basis van de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening een evenementenvergunning kan worden verleend danwel kan worden volstaan met een kennisgeving.
Verordeningen ten aanzien van aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen
De aanwezigheid van aanlegplaatsen en ligplaatsen is in algemene zin in de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen begrepen; de regeling ten aanzien van plaats, tijdsduur en dergelijke wordt nader bepaald in gemeentelijke verordeningen.
Waterschap
Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. De keur van het waterschap is onverminderd van toepassing.
Welstand
De toetsing van bouwplannen, in het kader van het bouwvergunningenbeleid, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria zoals die door de raad zijn vastgesteld.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
-
-
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
-
-
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
-
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
-
-
-
-
-
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
-
-
-
22.2 Overgangsrecht gebruik
-
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
-
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
-
-
In het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
-
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.
-
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan IJlst".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 31 maart 2011.
..., voorzitter