Koudum - Galamadammen
Status: | Onherroepelijk |
Idn: | NL.IMRO.1900.2012zuidBPkoudgala-onhe |
TOELICHTING
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Súdwest-Fryslân is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren en te conformeren aan de huidige vereisten die de Wet ruimtelijke ordening hieraan stelt. Dit bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de Galamadammen en directe omgeving. Zowel het noordelijk als het zuidelijk deel zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. De begrenzing van het plangebied is weergegeven in Bijlage 1.
Dit bestemmingsplan geeft het kader aan waarbinnen de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied zich de komende jaren zal kunnen voltrekken. Het plan heeft een conserverend karakter en legt voornamelijk de aanwezige functies vast.
1.2 Vigerende regelingen
Het plangebied wordt momenteel in verschillende bestemmingsplannen geregeld. De volgende plannen worden met dit bestemmingsplan geactualiseerd:
Bestemmingsplan Aquaduct Galamadammen (vastgesteld 7 september 2004 en goedgekeurd 8 februari 2005);
Tweede partiële herziening en correctieve herziening van het bestemmingsplan Galamadammen (26 januari 1993 en goedgekeurd 7 juni 1993);
Wijzigingsplan Aquaduct Galamadammen (bedrijfswoning hotel Galamadammen) (vastgesteld 5 juli 2005 en goedgekeurd 8 juli 2005).
Naast genoemde bestemmingsplan zijn er diverse ontheffingen verleend welke zijn vertaald in dit bestemmingsplan.
1.3 De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan "Koudum - Galamadammen" bestaat uit de volgende stukken:
verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1900.2012zuidBPkoudgala-vast);
regels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Er wordt ingegaan op de historie, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Ook wordt kort stilgestaan bij de stedenbouwkundige en functionele structuur. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. Hier wordt ingegaan op zowel het rijksbeleid als het provinciaal en het gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld, waarna in hoofdstuk 5 de planuitgangspunten aan de orde komen. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op het algemene juridisch-planologische systeem en bevat een toelichting op de bestemmingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan uiteengezet.
HOOFDSTUK 2 Ruimtelijke en functionele aspecten
2.1 Historie en ontwikkeling
De Galamadammen e.o. ligt in het zuidwesten van de gemeente Súdwest-Fryslân. Een luchtfoto van de huidige situatie is in figuur 1 te zien.
Figuur 1: Luchtfoto van de huidige situatie (bron: GoogleMaps)
De provinciale weg N359 is een belangrijke regionale verkeersader in het zuidwesten van Fryslân en loopt langs Koudum in zuidoostelijke richting als Sudergowei over het Johan Frisokanaal in de richting van Balk en vervolgens naar Lemmer. De weg kruist het Johan Frisokanaal ter plaatse van de Galamadammen. Het Johan Frisokanaal is een belangrijke vaarweg die Stavoren verbindt met het Prinses Margrietkanaal.
In het kader van het "Friese Merenproject" heeft de provincie Fryslân een aquaduct gerealiseerd. Dit aquaduct heeft de ophaalbrug vervangen welke ter plaatse aanwezig was.
Langs de noordzijde van het kanaal binnen het plangebied is bebouwing aanwezig. Het gaat daarbij om (recreatie)woningen, een hotel-restaurant, enkele jachthavens, een camping en een bungalowpark. Het totale gebied heeft hoofdzakelijk een toeristische bestemming.
2.2 Ruimtelijke en functionele structuur
Ten oosten van de weg zijn naast het aquaduct verder nog enkele woningen aanwezig. Hieronder een particuliere woning en de bedrijfswoning van Hotel Galamadammen. Ook is er een complex met recreatiewoningen en bijbehorende aanleggelegenheid, het recreatiecomplex de Kuilart met onder andere een camping, een aantal recreatiewoningen en jachthavens. De terreinen zijn via de rotonde in de Tjalke van der Walstraat te bereiken.
HOOFDSTUK 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is in 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het eerste deel van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:
Rijksvaarwegen
Mainportontwikkeling Rotterdam
Kustfundament
Grote rivieren
Waddenzee en waddengebied
Defensie
Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
Elektriciteitsvoorziening
Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
Ecologische hoofdstructuur
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
In het eerste deel zijn alleen de bepalingen ten aanzien van de eerste 6 nationale belangen in werking getreden. Het tweede deel van het Barro treedt naar verwachting in de loop van 2012 in werking.
De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen.
3.2 Provinciaal beleid
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.
Ondanks de verweving tussen steden en platteland wordt er nog steeds een grote waarde gehecht aan onderscheid tussen de dynamiek en intensiteit van steden en de rust en de ruimte van het gebied eromheen. Deze onderscheiden kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.
In het Streekplan is aangegeven dat een goede netwerkstructuur onmisbaar is voor de mobiliteit van de inwoners van Fryslân en voor de sociaal-economische ontwikkeling van de provincie. In dit kader benoemd het streekplan de aanleg van het (reeds gerealiseerde) aquaduct Galamadammen bij Koudum.
Ook benoemd de provincie in haar Streekplan het belang van recreatie en toerisme als belangrijke economische en maatschappelijke factor in Fryslân. De provincie streeft naar een concentratie van recreatieve voorzieningen en verbetering van toeristisch-recreatieve netwerken.
Verordening Romte Fryslân
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening zet het streekplan om in algemeen geldende regels.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Voor het overige geeft de verordening geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan
Het hoofddoel van het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan (PVVP, 2006 herzien) is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoerssysteem in Friesland. Om de bereikbaarheid en verkeersveiligheid van regio's als geheel te verbeteren, is het van belang dat er stroomwegen zijn die voor elke regio een bundelende werking op het verkeer hebben. Een weg die nu al een dergelijke functie vervult, is de N359 tussen de A31/Leeuwarden en Workum en tussen A6/Lemmer en Koudum. Met de aanleg van het aquaduct is een belangrijk verkeerknooppunt opgelost. Voor andere gebieden, onder andere bij Lemmer, worden momenteel nog oplossingen gezocht. Voorliggend bestemmingsplan geeft verdere invulling aan het behoud van een goede doorstroming. Het past hiermee binnen het kader van het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
De Ontwikkelvisie Gemeente Súdwest-Fryslân 2011-2021
Op 1 januari 2011 is de gemeente Súdwest-Fryslân van start gegaan door een fusie van de vijf gemeenten Bolsward, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradiel.De gemeenteraad, het College van burgemeester en wethouders en de ambtelijke organisatie van deze nieuwe gemeente zijn in 2011 gestart om vorm en inhoud te geven aan de vele uitdagingen en kansen die er liggen.
In het bestuursprogramma is daar invulling aan gegeven voor de periode tot 2014. Ook in de Strategische Samenwerkingsagenda met de provincie is benoemd waar accenten liggen. In de Ontwikkelvisie wordt voor een periode van tien jaar vooruit gekeken.
In de visie wordt ingegaan op de uitdagingen en kansen op sociaal, economisch en ruimtelijk gebied. Dit document is de gemeentelijke leidraad en geeft de koers aan voor beleidsontwikkeling op vele terreinen en richting aan de samenwerking met maatschappelijke partners en overheden.
De Ontwikkelvisie rust op zes pijlers:
Verscheidenheid in kernen.
Weidsheid van het landschap.
Economische verscheidenheid.
Grote sociale verbondenheid.
Grote rijkdom aan cultuur en erfgoed.
Sterke aantrekkingskracht voor toeristen.
In de Ontwikkelvisie wordt heel nadrukkelijk aangegeven dat gebiedsgericht gewerkt gaat worden, zowel per thema als per regio. Het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten (weidsheid) is belangrijk, maar er moet ook ruimte worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die naar aard en schaal passen.
Erfgoedvisie en Ergoednota
Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016 opgesteld, getiteld 'De basis op orde' (vaststelling naar verwachting januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren.
Het is namelijk een wettelijke taak voor een gemeente om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in het Besluit ruimtelijke ordening. In dit besluit is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.
Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Echter niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen.
In de Erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. Zo zijn er kaders aangegeven voor de uitvoering van werken, maar ook voor de opzet van de bestemmingsplanregeling. In het kader van dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden.
HOOFDSTUK 4 Milieu- en omgevingsaspecten
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
4.1 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waardoor strijdigheid met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet niet te verwachten zijn.
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving, zoals is te zien op bijgaande afbeelding. Deze gebieden behoren tevens tot de EHS.
Het gebied 'Oudegaasterbrekken, Gouden Bodem & Fluessen' bestaat uit een aantal grote meren en plassen en omringende oeverlanden en polders. Het gebied ligt in het Lage Midden, een laaggelegen veen en klei-op-veengebied in midden Fryslân, dat tussen de hogere zandgronden in het oosten en de kleigronden in het westen ligt. Aan het begin van de jaartelling moet het Lage Midden hebben bestaan uit uitgestrekte zeggenmoerassen en moerasbossen. Vanaf circa de tiende eeuw werd het gebied op kleine schaal in gebruik genomen. Aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw werden diverse gemalen aangelegd, waarmee de waterstanden beter gecontroleerd konden worden en veel meer gebieden ontpolderd werden. Het is een open gebied met een afwisseling van intensief gebruikte graslanden, extensief gebruikte zomerpolders en boezemlanden en vaarten, plassen en grote meren, met daarlangs plaatselijk brede rietkragen. De plassen met open water zijn ontstaan door vervening.Dit gebied is op 30 december 2010 door de staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie defintief aangewezen als Natura 2000-gebied.
Dit bestemmingsplan biedt een, grotendeels conserverende, regeling voor de gehele kern van Warns. Er worden perceelsgebonden ontwikkelingsmo-gelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen zijn niet van die aard of omvang dat er invloed is op de omliggende beschermde natuurgebieden. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet mogen beschermde dieren en planten - die in de wet zijn aangewezen - niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten opgenomen in bij-lage IV, zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng.
De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.
Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit in strijd is met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de betreffende activiteit pas plaats kunnen vinden na het verkrijgen van een ontheffing.
Mochten er in het plangebied sloopwerkzaamheden plaatsvinden, dan is het noodzakelijk de betreffende gebouwen te controleren op de mogelijke aanwezigheid van kraamkolonies van vleermuizen. Sloop kan dan pas plaatsvinden op het moment dat is vastgesteld dat er zich geen kraamkolonies en verblijfsplaatsen in het betreffende pand bevinden. Dit om te voorkomen dat de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn worden overtreden. Ook voor de gier- en huiszwaluwen geldt dat in geval van sloop de mogelijke aanwezigheid van deze vogels onderzocht dient te worden.
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waardoor strijdigheden met de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Fauna-wet niet te verwachten zijn.
In het kader van de aanleg van het aquaduct is aan de zuidzijde van het Johan Frisokanaal een ecologische verbindingszone aangelegd. Deze is expliciet weer vastgelegd ter bescherming van deze waarden.
4.2 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
In 1992 is het Europees Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Het doel hiervan is het veiligstellen van het (Europese) archeologische erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die archeologische waarden. Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Voor een inzicht in archeologische (verwachtings)waarden hanteert de gemeente een uitsnede van de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat in het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Er is ook een verwachting voor de steentijd-bronstijd. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren.
In het kader van de aanleg van de aquaduct en het verleggen van wegen is de conclusie getrokken dat er geen archeologische waarden (meer) in de bodem aanwezig zijn. Reden hiervoor is dat de gronden in en nabij het plangebied in het verleden al meerdere malen verstoord zijn. Zo staat beschreven in het bestemmingsplan Aquaduct Galamadammen uit 2004. Het is hiermee niet gezegd dat de andere gebieden zonder archeologische verwachtingswaarden zijn. Derhalve is hiervoor een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 (archeologisch verwachtingsgebied) opgenomen.
Voor de steentijd-bronstijd (bron: FAMKE provincie Fryslan)
Voor de ijzertijd-middeleeuwen (bron: FAMKE provincie Fryslan)
Cultuurhistorie
Voor een inzicht in de cultuurhistorische waarden wordt de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK) gehanteerd. Op basis hiervan bepaalt de gemeente vervolgens welke cultuurhistorische waarden behouden moeten blijven. De belangrijkste zichtbare cultuurhistorische drager in het plangebied is de vaarweg De Morra. De vaarweg maakt deel uit van de vaarroute Het Oudhof naar Stavoren. Deze vaarweg dient te worden gerespecteerd. De vaarweg is in het voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Hiermee zijn de cultuurhistorische belangen voldoende verzekerd.
De op de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK) aangegeven voormalige boerderijplaats (BOERD__02241) maakt ook onderdeel uit van het plangebied.
Boerderijplaatsen verschaffen ons, omdat zij de kern vormden van de toenmalige agrarische samenleving, kennis over de bewoningsgeschiedenis en over de ontwikkeling van het cultuurlandschap op lokaal, regionaal en provinciaal niveau.
Bovengronds is er vooralsnog niets meer zichtbaar van deze boerenplaats. Het is de verwachting dat eventueel aanwezige ondergrondse resten geheel of grotendeel verstoord zullen zijn door de aanleg van het wegtracé en de waterpartij. Er is derhalve geen aparte bestemming voor opgenomen. Eventuele ondergrondse resten in het deel tussen het wegtracé en de waterpartij zijn overigens automatisch beschermd bij ingrepen boven de 500 m2 door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 op grond van de FAMKE.
4.3 Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluids-gevoelige gebouwen anderzijds. Als geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn:
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
In en rondom het plangebied zijn meerdere doorgaande wegen aanwezig, namelijk de N359, de Galamadammen, de Tjalke van der Walstraat en de Dammenseweg. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten voorgesteld. Het is dan ook niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren.
4.4 Bedrijvigheid
Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven, is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Deze lijst is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen.
Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden tot een "rustige woonwijk of buitengebied" of een "gemengd gebied".
Het plangebied omvat hoofdzakelijk toeristisch recreatieve functies. Uit het vergunningenbestand van de gemeente blijkt dat er bedrijvigheid en een inrichting aanwezig is, te weten:
Galamadammen 4, de jachthaven/hotel/restaurant/bootverhuur;
Galamadammen 5, een gemaal van het Wetterskip Fryslân.
Op basis van de VNG lijst geldt voor een jachthaven een afstand van 50 m (cat 3.1) met het onderdeel geluid als bepaalde afstandsmaat. Voor de hotel-restaurantfunctie geldt een afstand van 10 m (categorie 1). De bootverhuur is niet benoemd in de VNG lijst maar is de vatten onder het gebruik van de jachthaven.
Een gemaal is niet benoemd in de VNG lijst, maar is gezien de ligging ten opzicht van omliggende functies niet te beschouwen als een activiteit met een grote ruimtelijke uitstraling.
Bovengenoemde activiteiten vormen in milieuhygiënisch opzicht over het algemeen dus geen bijzonder knelpunt.
4.5 Water
Het onderhavige plan is een voornamelijk conserverend plan. Dit betekent dat de bestaande (planologische) situatie is vastgelegd. Het bestemmingsplan is voor wateradvies aan het waterschap voorgelegd. Het wateradvies is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
4.6 Bodem
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. Op 6 maart 2007 heeft het college van Burgemeester en wethouders de bodem-kwaliteitskaart en het Bodembeheerplan Zuidwest Fryslân vastgesteld. Deze kaart en het bodembeheerplan zijn samen met de (deels voormalige) gemeenten Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel en Wûnseradiel opgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de actuele bodemkwaliteit van de gemeenten onderscheiden naar verschillende deelgebieden (zones van vergelijkbare kwaliteit). In het bijbehorende bodembeheerplan wordt het beleid ten aanzien van hergebruik van grond als bodem beschreven
Het grootste gedeelte van het plan ligt in zone 5 (Recreatie) en zone 7 (Buitengebied - Klei) van de bodem-kwaliteitskaart. In het bodembeheerplan is nader aangegeven in welke situaties nader onderzoek noodzakelijk is bij grondverzet. Op de website http://diensten.iszf.nl/bkk/ kan de digitale bodemkaart worden geraadpleegd op de geplande activiteit. Het kan zijn dat er nader onderzoek nodig is, afhankelijk van het voornemen.
In dit bestemmingsplan worden geen concrete nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. Er zijn dan ook voor het bestemmingsplan geen belemmeringen met betrekking tot het aspect bodemkwaliteit.
4.7 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
|
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:
de personendichtheid;
de hoogte van het groepsrisico;
maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.
In en rond het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd en kunnen ook geen inrichtingen gevestigd worden, zoals bedoeld in het Bevi. Wel is er een risicovolle inrichting, niet vallend onder het Bevi, aanwezig.
In en rond het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Over de N359 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De vervoersintensiteiten van dit vervoer is dermate laag, dat er geen nadere afweging van het groepsrisico noodzakelijk is. Over het Johan Frisokanaal vindt geen bulktransport van goederen plaats. Het kanaal vormt daarom geen risico in het kader van externe veiligheid. Tot slot zijn er geen buisleidingen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.
4.8 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grens-waarden voor luchtkwaliteit.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er zijn binnen de gemeente Súdwest Fryslân geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
4.9 Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of kabels aanwezig.
HOOFDSTUK 5 Planuitgangspunten
Het bestemmingsplan is er in het algemeen op gericht de huidige ruimtelijk-functionele structuur te behouden en eventueel te versterken. Dit betekent dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan planologisch wordt vastgelegd. Grensstellend kader is daarbij geweest de huidige situatie, het relevante beleid van provincie, gemeente en waterschap en de milieu- en omgevingsaspecten. Binnen dit kader zullen in dit hoofdstuk de uitgangspunten worden geformuleerd voor het plangebied.
Wonen
Het bestemmingsplan is er op gericht de huidige woonbestemming zo veel mogelijk vast te leggen. Het bouwvlak van de bedrijfswoning en de particuliere woning is gelijk gesteld aan de reeds aanwezige planologische situatie.
Hotel/restaurant/jachthaven
Het hotel-restaurant Galamadammen heeft een horecabestemming gekregen waarbinnen deze activiteiten mogelijk zijn. De jachthaven welke direct aan de Fluessen is gelegen, beschikt over 210 ligplaatsen voor boten. Ook beschikt de haven over passantenplekken en over seizoen- en jaarplaatsen. Bij de haven bevinden zich diverse voorzieningen op het gebied van sanitair, douches, een trailerhelling et cetera.
Recreatie
Het plangebied bestaat grotendeels uit diverse recreatieve doeleinden. Het betreft onder meer dagrecreatieve voorzieningen, kamperen en recreatieve bewoning. Het terrein van de Kuilart bestaat uit diverse faciliteiten te weten: bungalows, een groepsaccommodatie, trekkersappartementen en een camping. Ook een zwembad, restaurant en overige voorzieningen (bijvoorbeeld sanitair) maken deel uit van de Kuilart, echter deze vallen niet binnen het plangebied. Doelstelling van dit bestemmingsplan is om de bestaande functies conform bestaand gebruik/planologische mogelijkheden vast te leggen.
Overige functies
De overige functies zoals het aquaduct, het Johan Frisokanaal, de Sudergowei en het agrarische gebied zijn conform de rechten uit de geldende plannen bestemd. Dit betekent onder meer dat voor deze functies specifieke aanduidingen worden opgenomen teneinde het gebruik te regelen, zoals bijvoorbeeld een aanduiding voor het aquaduct en een aanduiding voor de ecologische verbinding die langs het Johan Frisokanaal is aangelegd.
HOOFDSTUK 6 Planbeschrijving
6.1 Het juridische systeem
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
Het bestemmingsplan bevat twee typen flexibiliteitsbepalingen: afwijkingsregels en wijzigingsregels. Binnen een aantal bestemmingen zijn mogelijkheden tot afwijking van het bestemmingsplan opgenomen. De afwijkingen moeten aan een aantal criteria voldoen: de toetsingscriteria. Deze zijn bij de geformuleerde afwijkingen opgenomen. Hiermee is de nodige flexibiliteit ingebracht in het bestemmingsplan, waardoor niet voor elke kleine aanpassing binnen het plangebied een nieuwe procedure hoeft te worden gevolgd. Daarnaast zijn er een aantal algemeen geldende afwijkingsregels opgenomen.
6.2 Toelichting op de regels
Bouwverordening
In de regels is gezorgd voor een afstemming met de Bouwverordening. Een aantal meer specifieke zaken, zoals het parkeren, blijft geregeld met de stedebouwkundige bepalingen van de Bouwverordening. De regels geven in een algemene toepassingsbepaling aan welke gevallen het betreft.
10%-regeling
Bij hoge uitzondering kan door middel van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, wordt afgeweken. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.
Relatie bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verkeer
In de bebouwingsregels van de verkeersbestemmingen is slechts een maximale bouwhoogte gesteld aan bouwwerken die geen directe relatie hebben met de verkeersfunctie. Dit omdat bouwwerken ten behoeve van verkeersvoorzieningen aangemerkt worden als vergunningvrije bouwwerken, die niet aan het bestemmingsplan worden getoetst.
6.3 Toelichting op de bestemmingen
De toelichting op de bestemmingen zal, in overeenstemming met de regels, op alfabetische volgorde plaatsvinden.
Agrarisch
De agrarische gronden binnen het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn, om de openheid te bewaren, geen gebouwen toegestaan. Erf- en terreinafscheidingen zijn tot een hoogte van 2 meter toegestaan.
Daarnaast is op deze bestemming een omgevingsvergunningstelsel van toepassing, waardoor een vergunning moet worden aangevraagd bij werkzaamheden als aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het graven of dempen van sloten.
Horeca
De horecavoorzieningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Horeca' gekregen. Het gaat hier om hotel-restaurant de Galamadammen. Binnen de bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende horecafuncties mogelijk, zoals een hotel, een restaurant en zalen/congresfuncties.
De bedrijfswoning is apart aangeduid op de verbeelding. Deze is alleen binnen de aanduiding toegestaan. Tot slot zijn de betreffende bouw- (en goot-)hoogtes de verbeelding aangegeven.
Recreatie
De aanwezige recreatieve terreinen hebben de bestemming ‘recreatie’ toegewezen gekregen. Binnen de bestemming zijn diverse functies toegestaan, zoals standplaatsen voor kampeermiddelen, horeca categorie 4 (zie ook onder horeca), gebouwen ten behoeve van de dagrecreatie en het kamperen. Ook gebouwen ten behoeve van sanitair, beheer en onderhoud zijn mogelijk tot een gezamenlijke oppervlakte van 750 m2. De omvang van een enkel gebouw mag ten hoogste 200 m2 bedragen.Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' mag uitsluitend een parkeerplaats worden gerealiseerd.
Recreatie-Jachthaven
De jachthaven naast het hotel-restaurant heeft deze bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn diverse bijbehorende functies geregeld, zoals ligoevers, recreatief medegebruik, sanitaire voorzieningen en dergelijke. Bij de jachthaven mogen gebouwen worden gebouwd tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 150 m2.
Recreatie-Recreatiewoning
De reacreatiewoningen aan de noordoostzijde van het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het aantal recreatiewoningen mag ten hoogste 32 bedragen, waarbij geldt dat de oppervlakte van een recreatiewoning ten hoogste 120 m2 mag bedragen. Per woning is tevens nog 30 m2 aan bijgebouwen toegelaten.
Tuin
Deze bestemming is toegekend aan de tuin bij de bestemming 'Wonen-1'.
Verkeer
Wegen die voornamelijk zijn gericht op de afwikkeling van verkeer, zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. De ecologische verbindingszone is specifiek aangeduid teneinde de ecologische waarden veilig te stellen.
Water
Het structurele water (Johan Frisokanaal) binnen het plangebied heeft de bestemming 'Water'. Deze bestemming is gericht op het in stand houden van het water in de huidige vorm. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn aanlegplaatsen voor boten binnen deze bestemming toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' is ook een aanlegsteiger toegelaten. De ecologische verbindingszone is specifiek aangeduid teneinde de ecologische waarden veilig te stellen.
Wonen - 1
Binnen het plangebied wordt één woonbestemming onderscheiden: 'Wonen - 1'. De bestemming 'Wonen - 1' is opgenomen voor de woning die bestaan uit één bouwlaag met kap. Binnen de bestemming is voor het bouwen van hoofdgebouwen een bouwvlak aangegeven. Voor het bouwen van bijgebouwen is de gemeentelijke bijgebouwenregeling van toepassing.
Behalve voor de woonfunctie mogen deze gronden worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in de bijlage bij de regels. Het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor bewoning te gebruiken, of om detailhandel of horeca uit te oefenen op deze gronden.
Waarde - Archeologie 2
Op de gemeentelijke Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (gemeentelijke FAMKE) zijn de gebieden met een hoge archeologische waarde (advies op de FAMKE: “streven naar behoud” en “waarderend onderzoek”) en archeologische verwachtingsgebieden (advies op de FAMKE: karterend onderzoek en quickscan). Voor de archeologische verwachtingsgebieden gelden verschillende beleidsadviezen die zijn terug te vinden op de FAMKE.
De bestemming Waarde archeologie 1 wordt gehanteerd voor terreinen of gebieden die op de FAMKE het advies ‘streven naar behoud’ en ‘waarderend onderzoek hebben meegekregen, dus de bekende archeologisch waardevolle terreinen. Waarde archeologie 2 wordt gehanteerd voor gebieden die op de FAMKE het advies 'karterend onderzoek' en 'quickscan' hebben gekregen en derhalve de gebieden met een archeologische verwachtingswaarde.
HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe de grondexploitatie geregeld is.
7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Op 17 november 2011 heeft de gemeenteraad de notitie "rol van de raad in RO-procedures" vastgesteld. Daarin is aangegeven dat voor actualisatieplannen die conserverend van aard zijn geen inspraakprocedure wordt doorlopen.
Wel zijn in het kader van het verplichte Overleg de betrokken diensten en rijk en provincie, alsmede maatschappelijke organisaties, gehoord. De provinsje Fryslân en Brandweer Fryslân hebben schriftelijk gereageerd.
De reacties zijn in Bijlage 3 opgenomen.
De reacties zijn bekeken en er is nagegaan óf, en zo ja, hoe het plan moet worden bijgesteld. Het resultaat hiervan wordt hierna weergegeven. De opmerkingen worden eerst weergegeven, gevolgd door een cursieve reactie van de gemeente.
Provincie Fryslân
Algemeen:
De provincie hanteert een categorie-indeling bij het maken van overlegopmerkingen op bestemmingsplannen.
De opmerkingen die nu gemaakt zijn zitten in een lichte categorie. Het al dan niet aanpassen van het bestemmingsplan aan de deze door de provincie gemaakte opmerkingen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Bij niet of onvoldoende verwerking in het ontwerpbestemmingsplan volgt in principe geen provinciale zienswijze, tenzij GS van mening zijn dat een andere afweging door de gemeenteraad gewenst is.
Er volgt in principe geen reactieve aanwijzing door de provincie.
Met betrekking tot dit bestemmingsplan:
De provincie geeft aan op zichzelf in te stemmen met de bestemmingsplanregeling voor Koudum - Galamadammen, nu deze grotendeels is overgenomen uit de vigerende plannen.
Toch wordt geadviseerd om te bezien of aanpassing op onderdelen in de rede ligt. Hierover is ambtelijk al van gedachten gewisseld.
De jachthaven aan de westzijde bij Hotel Galamadammen is specifiek inbestemd. Geadviseerd wordt voor het gedeelte dat aan de oostzijde van de provinciale weg dat als jachthaven gebruikt wordt een gelijke regeling te treffen.
Reactie:
Een zelfde regeling voor beide jachthavens ligt inderdaad voor de hand. De verbeelding (plankaart) is hieraan aangepast.
De bestemming “Recreatie” biedt onder andere de mogelijkheid om aan beide zijden van de provinciale weg standplaatsen voor kampeermiddelen mogelijk te maken terwijl die er nu niet zijn. Het terrein aansluitend aan de jachthaven functioneert nu in feite als ligoever, groen- en speelterrein. Geadviseerd wordt het bestemmingsplan in die zin aan te passen.
Reactie:
In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming “Recreatieve doeleinden” en zijn o.a. bestemd dagrecreatie en kamperen.
De functie dagrecreatie is inmiddels naar aanleiding van de opmerking van de provincie specifiek benoemd (artikel 5.1.b.).
Wij zien echter – mede uit het oogpunt van flexibiliteit - geen noodzaak om de functie kamperen te verwijderen, mede omdat deze functie in het vigerende bestemmingsplan tot de mogelijkheden hoort.
Opgemerkt wordt dat artikel 12 (Waarde-Archeologie 2) bouwregels treft voor ingrepen dieper dan 40 cm. Verzocht wordt om conform FAMKE die maat te veranderen in 30 cm.
Reactie:
De gemeenten mogen zelf bepalen welke diepte zij hanteren als vrijstellingsdiepte. De gemeente Súdwest Fryslân hanteert in haar Erfgoedverordening een diepte van 40 cm als vrijstellingsgrens. De Erfgoedverordening is op 24 januari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Ten opzichte van de modelverordening, zoals de ambtelijke werkgroep archeologie van de Vereniging Friese Gemeenten deze nader heeft uitgewerkt in overleg met de provincie Fryslân, is er een aanpassing van de maximale vrijgestelde diepte doorgevoerd. Zo is de toegestane verstoringsdiepte iets verruimd en van 30 cm naar 40 cm gegaan, dit om onnodig onderzoek te voorkomen. Doorgaans blijkt namelijk dat de archeologische lagen dieper zitten dan deze 30 cm.
Daar waar duidelijk is op grond van uitgevoerd archeologisch onderzoek dat ingrepen tot een diepte van 40 cm de archeologische waarden wel onevenredig onherstelbaar aan zullen tasten, kan de gemeente kiezen voor een strenger regime.
Mocht anderzijds op grond van archeologisch onderzoek bijvoorbeeld duidelijk zijn dat archeologische waarden in terreinen dieper liggen dan 40 cm, dan kan de gemeente het regime versoepelen.
Er zijn voor deze locatie geen gegevens bekend waaruit blijkt dat een strenger, dan wel soepeler regime aan de orde moet zijn.
De door de provincie gemaakte opmerking geeft daarom geen aanleiding om het plan aan te passen.
In de bestemming “Recreatie” is onder artikel 5.1., sub b, “horeca categorie 4” in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Het plan bevat hierover geen begripsbepaling . In de toelichting wordt verwezen naar de bestemming “Horeca, maar die biedt ook geen uitsluitsel.
Reactie:
De term “horeca categorie 4” is abusievelijk opgenomen en is uit de bepalingen verwijderd.
Brandweer Fryslân
De Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om bij dit plan opmerkingen te maken.
Reactie:
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
7.2 Economische uitvoerbaarheid
Inzicht in de economische uitvoerbaarheid is vanuit het bestemmingsplan in het bijzonder van belang waar het gaat om nieuwe activiteiten. Dit bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie. Perceelsgebonden ontwikkelingen zijn binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan mogelijk. De gemeente heeft geen financiële bemoeienis met eventuele perceelsgebonden ontwikkelingen.
Binnen de openbare bestemmingen biedt het bestemmingsplan de ruimte voor gewenste vernieuwings- of herinrichtingsmaatregelen. Financiële consequenties daarvan worden via sectoraal beleid bijvoorbeeld aangaande het verkeer, apart afgewogen.
7.3 Grondexploitatie
Dit bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverende regeling. Voor het conserverende gedeelte is er geen sprake van kosten die door de gemeente verhaald dienen te worden. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.
6 juni 2013.