Koudum - Galamadammen
Status: | Onherroepelijk |
Idn: | NL.IMRO.1900.2012zuidBPkoudgala-onhe |
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
cultuurgrond;
met daaraan ondergeschikt:
paden en kavelontsluitingswegen;
groenvoorzieningen;
het recreatief medegebruik;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
water;
met de daarbijbehorende:
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Sublid 1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 20,00 m²;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
Sublid 2 Uitzonderingen op verbod
Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Sublid 3 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.
Artikel 4 Horeca
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf;
congres- en vergadervoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend voor het wonen in een bedrijfswoning;
met daarbijbehorende:
gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
tuinen;
erven;
terreinen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
Lid 2 bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Sublid 1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden;
een gebouw waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.
Sublid 2 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m2 bedragen;
de bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten hoogste 60o mag bedragen.
Sublid 3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
een aanbouw, uitbouw en bijgebouw zal ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
het aantal bijgebouwen zal ten hoogste twee bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 100 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 90% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
de goothoogte zal ten hoogste 3 m bedragen;
de bouwhoogte zal ten hoogste 6 m bedragen;
de dakhelling zal ten hoogste 60o bedragen.
Sublid 4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
bij de bedrijfswoning zal de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
in overige gevallen zal de bouwhoogte ten hoogste dan 10 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
de situering en de afmetingen van de gebouwen;
de situering de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Recreatie
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
standplaatsen voor kampeermiddelen;
dagrecreatie;
gebouwen ten behoeve van:
de dagrecreatie;
het kamperen;
sanitaire voorzieningen;
onderhoud en beheer;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
sportvoorzieningen;
paden;
water;
met de daarbijbehorende:
parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ten hoogste 750 m2 bedragen;
de oppervlakte per gebouw mag niet meer 200 m2 bedragen;
de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
Sublid 2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erfscheidingenmag zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.
Artikel 6 Recreatie - Jachthaven
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een jachthaven;
een ligoever;
recreatief medegebruik;
gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
de in sub a tot en met c genoemde functies;
onderhoud en beheer;
sanitaire voorzieningen;
water;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder steigers en kaden.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub d genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50,00 m2 bedragen;
de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
Sublid 2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erfscheidingenmag zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning.
Artikel 7 Recreatie - Recreatiewoningen
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatiewoningen;
bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water en aanleggelegenheid;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 32 bedragen;
de oppervlakte van recreatiewoning zal ten hoogste 120,00 m2 bedragen;
de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder b t/m e mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
Sublid 2 Bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:
het aantal bijgebouwen per recreatiewoning mag ten hoogste één bedragen;
een bijgebouw mag vrijstaand of aangebouwd worden gebouwd;
de oppervlakte van een bijgebouw zal ten hoogste 30,00 m2 bedragen;
de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
Sublid 3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.
Artikel 8 Tuin
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
de bouw van uitbouwen in de vorm van erkers;
nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Lid 2 bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Sublid 1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
de bouwhoogte zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Verkeer
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden;
parkeervoorzieningen;
voet- en rijwielpaden;
rotondes;
kunstwerken, zoals bruggen, duikers, tunnels en andere ongelijkvloerse kruisingen en duikers, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct voor een aquaduct met bijbehorende voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de instandhouding, ontwikkeling en herstel van de ecologische waarden van water en riet- en oeverland;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
het waarborgen van ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Water
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
kanalen en waterlopen;
kaden en oevers;
aanleggelegenheid, alsmede voor aanlegsteigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
liggelegenheden en ligplaatsen voor (recreatie)vaartuigen, overeenkomstig de Ligplaatsenverordening Súdwest-Fryslân, zoals deze geldt ten tijde van het van kracht worden van het plan;
de waterhuishouding;
ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct' voor een aquaduct met bijbehorende voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de instandhouding, ontwikkeling en herstel van de ecologische waarden van water en riet- en oeverland;
met daaraan ondergeschikt:
het recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
steigers, vlonders, plankieren en de naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken mogen niet worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
de bouwhoogte van een steiger zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
het waarborgen van ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen, met uitzondering van gebruik als ligplaats overeenkomstig de Ligplaatsenverordening Súdwest-Fryslân , zoals deze geldt ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (hoofdbestemmingen), bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
Lid 2 bouwregels
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven en dieper dan 40 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Indien uit het in lid 12.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 12.2 sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
Lid 3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Sublid 1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren met een oppervlakte groter dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven en dieper gaan dan 40 cm, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde;
het graven en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage (met uitzondering van drainage van agrarische percelen) en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het permanent verlagen van het waterpeil;
het aanplanten en/of het rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 40 cm diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.
Sublid 2 Verlening
Een vergunning als bedoeld in 12.3.1 wordt slechts verleend indien:
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen,
of;
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
Sublid 3 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
te maken hebben met de aanleg van systematische drainage in percelen waar een cultuurlandschappelijk lijnelement doorheen loopt;
het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Lid 4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 12 Wonen - 1
Lid 1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1;
bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen
speelvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Lid 2 bouwregels
Sublid 1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw mag voor ten minste 90% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorbouwgrens niet wordt overschreden;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30°.
Sublid 2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de voorbouwgrens of het verlengde daarvan worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a mag een carport op ten minste 1,00 m achter de voorbouwgrens of het verlengde daarvan worden gebouwd;
de afstand van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping tot het hoofdgebouw dient ten minste 3 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 100,00 m² bedragen, op de voorwaarde dat:
de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel voorzover dit gelegen is achter de voorbouwgrens;
de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw dient ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
Sublid 3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
Lid 3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de milieusituatie;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Lid 4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m².