direct naar inhoud van Regels

Koudum - Galamadammen

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.1900.2012zuidBPkoudgala-onhe

REGELS

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

Lid 1 het plan:

het bestemmingsplan Koudum - Galamadammen van de gemeente Súdwest Fryslân;

Lid 2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2012zuidBPkoudgala-vast met de bijbehorende regels en bijlagen;

Lid 3 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

Lid 4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

Lid 5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

Lid 6 aangebouwd bijgebouw

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

Lid 7 aanpijling

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

Lid 8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

Lid 9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

Lid 10 bebouwingspercentage

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

Lid 11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

Lid 12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

Lid 13 bestaand

  • ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:

  • bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;

  • ten aanzien van het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

 

Lid 14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

Lid 15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

Lid 16 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw;

Lid 17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

Lid 18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

Lid 19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

Lid 20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

Lid 21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

Lid 22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke direct of indirect met de grond verbonden is, danwel direct of indirect steun vindt in of op de grond;

Lid 23 carport

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voor de stalling van motorvoertuigen, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte

constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt;

Lid 24 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

Lid 25 dagrecreactie

recreatie in de open lucht, niet zijnde verblijfsrecreatie of een dagrecreatieve voorziening;

Lid 26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

Lid 27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

Lid 28 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

Lid 29 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige ecologie van dat gebied;

Lid 30 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

Lid 31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

Lid 32 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang;

Lid 33 erker

een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een

transparante uitstraling heeft;

Lid 34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Lid 35 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria;

Lid 36 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

Lid 37 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

  2. het verstrekken van nachtverblijf;

  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

Lid 38 jachthaven

een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

Lid 39 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

Lid 40 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen, dan wel het geplaatst houden van kampeermiddelen;

Lid 41 kantine

een ruimte waarin bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

Lid 42 kap

een dak met een zekere helling;

Lid 43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

Lid 44 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

Lid 45 ligplaats

een gedeelte van het openbare water, bestemd of geschikt om door een woonschip met toegestane voorzieningen te worden ingenomen;

Lid 46 logiesverstrekking

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de hoofdfunctie;

Lid 47 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

Lid 48 milieusituatie

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria;

Lid 49 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, inzamelpunten huishoudelijk afval, oplaadpalen accu's

en zendmasten;

Lid 50 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand;

Lid 51 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  • indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;

  • indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het bevoegd gezag aan te wijzen peil;

 

Lid 52 pension

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

Lid 53 permanente bewoning

de bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woon- of verblijfplaats;

Lid 54 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

Lid 55 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

Lid 56 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

Lid 57 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

Lid 58 recreatiewoning

een gebouw of een complex van ruimten in een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

Lid 59 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

Lid 60 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

Lid 61 sociale veiligheid

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria;

Lid 62 straat- en bebouwingsbeeld

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria;

Lid 63 verkeersveiligheid

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria;

Lid 64 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de (productiegebonden) detailhandel;

Lid 65 voorbouwgrens

de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;

Lid 66 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

Lid 67 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

Lid 68 vrijstaand bijgebouw

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

Lid 69 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

Lid 70 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Lid 71 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Lid 72 woonsituatie

het begrip zoals omschreven in Bijlage 2 Algemene toetsingscriteria.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  2. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  3. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  4. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  6. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
    de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

  7. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. water;

met de daarbijbehorende:

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

Sublid 1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 20,00 m²;

  2. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

 

Sublid 2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

Sublid 3 Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 4 Horeca

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf;

  2. congres- en vergadervoorzieningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend voor het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen;

  4. erven;

  5. terreinen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

 

Lid 2 bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Sublid 1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;

  4. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden;

  5. een gebouw waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.

 

Sublid 2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m2 bedragen;

  2. de bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten hoogste 60o mag bedragen.

 

Sublid 3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. een aanbouw, uitbouw en bijgebouw zal ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. het aantal bijgebouwen zal ten hoogste twee bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 100 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 90% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;

  4. de goothoogte zal ten hoogste 3 m bedragen;

  5. de bouwhoogte zal ten hoogste 6 m bedragen;

  6. de dakhelling zal ten hoogste 60o bedragen.

 

Sublid 4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. bij de bedrijfswoning zal de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;

  2. in overige gevallen zal de bouwhoogte ten hoogste dan 10 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de situering en de afmetingen van de gebouwen;

  2. de situering de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 5 Recreatie

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. standplaatsen voor kampeermiddelen;

  2. dagrecreatie;

  3. gebouwen ten behoeve van:

  1. de dagrecreatie;

  2. het kamperen;

  3. sanitaire voorzieningen;

  4. onderhoud en beheer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. sportvoorzieningen;

  5. paden;

  6. water;

met de daarbijbehorende:

  1. parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ten hoogste 750 m2 bedragen;

  2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer 200 m2 bedragen;

  3. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen.

 

Sublid 2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfscheidingenmag zal ten hoogste 1,50 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.

 

Artikel 6 Recreatie - Jachthaven

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een jachthaven;

  2. een ligoever;

  3. recreatief medegebruik;

  4. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

  1. de in sub a tot en met c genoemde functies;

  2. onderhoud en beheer;

  3. sanitaire voorzieningen;

  4. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder steigers en kaden.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub d genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50,00 m2 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen.

 

Sublid 2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfscheidingenmag zal ten hoogste 1,50 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid; en

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

  2. het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning.

 

Artikel 7 Recreatie - Recreatiewoningen

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatiewoningen;

  2. bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water en aanleggelegenheid;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 32 bedragen;

  2. de oppervlakte van recreatiewoning zal ten hoogste 120,00 m2 bedragen;

  3. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  5. in afwijking van het bepaalde onder b t/m e mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

 

Sublid 2 Bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  1. het aantal bijgebouwen per recreatiewoning mag ten hoogste één bedragen;

  2. een bijgebouw mag vrijstaand of aangebouwd worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van een bijgebouw zal ten hoogste 30,00 m2 bedragen;

  4. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

 

Sublid 3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,50 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

  3. zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.

 

Artikel 8 Tuin

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  2. de bouw van uitbouwen in de vorm van erkers;

  3. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Lid 2 bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Sublid 1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte zal ten hoogste 1,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 9 Verkeer

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. voet- en rijwielpaden;

  4. rotondes;

  5. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, tunnels en andere ongelijkvloerse kruisingen en duikers, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct voor een aquaduct met bijbehorende voorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de instandhouding, ontwikkeling en herstel van de ecologische waarden van water en riet- en oeverland;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. water;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het waarborgen van ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 10 Water

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kanalen en waterlopen;

  2. kaden en oevers;

  3. aanleggelegenheid, alsmede voor aanlegsteigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

  4. liggelegenheden en ligplaatsen voor (recreatie)vaartuigen, overeenkomstig de Ligplaatsenverordening Súdwest-Fryslân, zoals deze geldt ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  5. de waterhuishouding;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct' voor een aquaduct met bijbehorende voorzieningen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' voor de instandhouding, ontwikkeling en herstel van de ecologische waarden van water en riet- en oeverland;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het recreatief medegebruik;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Sublid 2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. steigers, vlonders, plankieren en de naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken mogen niet worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

  2. de bouwhoogte van een steiger zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het waarborgen van ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen, met uitzondering van gebruik als ligplaats overeenkomstig de Ligplaatsenverordening Súdwest-Fryslân , zoals deze geldt ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  2. het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning.

 

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (hoofdbestemmingen), bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Lid 2 bouwregels

  1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven en dieper dan 40 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

  1. Indien uit het in lid 12.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 12.2 sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Lid 3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

Sublid 1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren met een oppervlakte groter dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven en dieper gaan dan 40 cm, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde;

  2. het graven en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage (met uitzondering van drainage van agrarische percelen) en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het permanent verlagen van het waterpeil;

  5. het aanplanten en/of het rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 40 cm diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd;

  6. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

 

Sublid 2 Verlening

Een vergunning als bedoeld in 12.3.1 wordt slechts verleend indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;

  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:

  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;

  2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen,
    of;

  3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

Sublid 3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. te maken hebben met de aanleg van systematische drainage in percelen waar een cultuurlandschappelijk lijnelement doorheen loopt;

  2. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;

  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

  5. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

Lid 4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Wonen - 1

 

Lid 1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1;

  2. bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen

  2. speelvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

 

Lid 2 bouwregels

 

Sublid 1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw mag voor ten minste 90% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorbouwgrens niet wordt overschreden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte zal niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;

  4. een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30°.

 

Sublid 2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de voorbouwgrens of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag een carport op ten minste 1,00 m achter de voorbouwgrens of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  3. de afstand van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping tot het hoofdgebouw dient ten minste 3 m bedragen;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 100,00 m² bedragen, op de voorwaarde dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel voorzover dit gelegen is achter de voorbouwgrens;

  2. de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw dient ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

 

Sublid 3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

Lid 3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid

  5. de verkeersveiligheid; en

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Lid 4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m².

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits:

  • de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend.

 

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

 

Lid 1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

Sublid 1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en aan gronden alsnog de medebestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde `Waarde - Archeologie 2` toe kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Sublid 2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van een wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de archeologische noodzaak is aangetoond.

 

Artikel 16 overige regels

 

Lid 1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

  3. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Lid 2 Verwijzing naar wettelijke bepalingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 17 Overgangsrecht

 

Lid 1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

  2. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Lid 2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Koudum - Galamadammen.

 

 

 

 

6 juni 2013.