Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 40, juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als horecaterras, met uitzondering van horecaterrassen die een terrassenvergunning hebben op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
18.1 Gebiedsaanduiding “beschermd dorpsgezicht”
Voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht”, is de bestemming mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht zoals weergegeven in de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Makkum als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
18.2 Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”
18.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen en met het oog op de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, tevens aangeduid voor:
-
de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor industrie;
-
het toenemen van het aantal geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies ten opzichte van het bestaande aantal.
18.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht.
18.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1.2 en toestaan dat geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht, mits is aangetoond door middel van een deskundigenverklaring dat met het oog op de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een verkregen hogere waarde.
18.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de aanduiding “geluidzone – industrie” wordt aangepast of ontnomen, indien de geluidsbelasting ten behoeve van een industrieterrein wijzigt of het betreffende bedrijf is beëindigd.
18.3 Gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg”
18.3.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De voor “veiligheidszone – lpg” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), aangeduid voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege LPG.
18.3.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
18.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.2 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
18.3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
18.3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.1 en lid 18.3.4 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
18.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de aanduiding “veiligheidszone – lpg” wordt ontnomen, indien de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
18.4 Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – dijk”
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” gelden ten behoeve van een reserveringsstrook ten behoeve van de waterkering de volgende aanvullende regels:
-
het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
-
het planten van bomen en/of houtgewas;
-
het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.