direct naar inhoud van Regels

Hieslum en Gaast

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.1900.2012WestBPhiegaas-onhe

5.9 Wonen

 

De bestemming Wonen maakt het gebruik van gronden voor woningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Alle functies die daarbij horen, zijn in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om het wonen. Dit is de hoofdfunctie, die gerealiseerd wordt via woonhuizen met de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

 

Functionele mogelijkheden

 

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt. Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid, anders dan een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels. Bij één van de woningen in het plangebied is een timmerbedrijf gevestigd. Deze is aangeduid met de aanduiding "bedrijf". Het algemeen toestaan van deze functie is binnen de woonbestemming niet gewenst en is daarom alleen voor het betreffende perceel toegestaan. De karakteristieke panden hebben de aanduiding "karakteristiek", zoals aangegeven in 4.8.2.

 

Bouwmogelijkheden

 

De gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken mag maximaal 50% van het bouwperceel (dus niet bouwvlak) zijn. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

 

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in de bestemming om woningen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Verder is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen. Het hoofdgebouw moet minimaal op die afstand gebouwd worden. Hiermee is de openheid van de woonpercelen gewaarborgd.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is op de verbeelding weergegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt in gebouwen van één bouwlaag met kap en gebouwen van twee bouwlagen met een kap. Gebouwen van één bouwlaag met een kap hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,00 en 7,00 meter. In sommige gevallen is al een hogere goothoogte aanwezig. Deze panden hebben een maximale goothoogte van 3,50 meter. Voor gebouwen van twee bouwlagen met kap zijn een maximale goot- en bouwhoogte van 5,00 en 9,00 meter opgenomen. Tot slot is de maatvoering voor de overige gebouwen, waaronder de kerken en de voormalige boerderijpanden, afgestemd op de huidige situatie.

 

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Voor deze bouwwerken is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomenvan 75 m2. Hierdoor wordt het volbouwen van het perceel voorkomen en behoud een perceel het open karakter. Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen.