Hieslum en Gaast
Status: | Onherroepelijk |
Idn: | NL.IMRO.1900.2012WestBPhiegaas-onhe |
HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met de daarbijbehorende:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
andere bouwwerken.
3.2 bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
er mogen geen mestsilo's of sleufsilo' s worden gebouwd;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen;
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
4.2 bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
4.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van een mestsilo zal ten hoogste dan 4,50 m bedragen;
de bouwhoogte van een sleufsilo zal ten hoogste dan 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
5.2 bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" te worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
5.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 5.4 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, op de voorwaarde dat:
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.
Artikel 6 Groen
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
water;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken.
6.2 bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
6.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van straatmeubilair zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 7 Horeca
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf in de vorm van een restaurant, café en/of appartementenverhuur;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen;
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
7.2 bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
7.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven niet zijnde een restaurant, café en/of appartementenverhuur;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
restauratieve voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
gebouwen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
8.2 bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
8.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Vergunningplicht
Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is een omgevingsvergunning vereist.
8.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
8.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, op voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een pand of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 9 Verkeer - Verblijf
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
straten en paden;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken;
9.2 bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
9.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
9.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid.
Artikel 10 Water
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
waterberging;
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
wegen, straten en paden;
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken, waaronder bruggen en sluizen.
10.2 bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
10.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
10.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid.
10.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als (permanente) aanleggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen en/of woonschepen.
Artikel 11 Wonen
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
een timmer- en/of ambachtelijk bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
met de daarbijbehorende:
woonhuizen;
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;
tuinen, erven en terreinen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
11.2 bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in wel geval; die afstand als minimum afstand geldt;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen;
in afwijking van het gestelde onder a zal ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.
11.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitutaie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 500 m² bedraagt;
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;
het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat het bebouwingspercentage van het erf buiten het bouwvlak wordt vegroot tot ten hoogste 70%.
11.5 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m².
11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.6.1 Vergunningplicht
Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is een omgevingsvergunning vereist.
11.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 11.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
11.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, op voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
het uitvoeren van werkzaamheden gericht op archeologisch onderzoek;
het aanleggen van systematische drainage.
12.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 12.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
een oppervlakte hebben die niet groter is dan 50 m².
12.2.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
12.2.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.2.5 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 12.2.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 12.2.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
12.3 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
13.2 bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500 m² en dieper dan 40 cm, zullen uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij de provinciaal archeoloog.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
het uitvoeren van werkzaamheden gericht op archeologisch onderzoek;
het aanleggen van systematische drainage.
13.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 13.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
een oppervlakte hebben die niet groter is dan 500 m² en niet dieper gaan dan 40 cm
13.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
13.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
13.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 13.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 13.3.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
13.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
waterkering;
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering;
met de daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
14.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de basisbestemming, geen andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande andere bouwwerken;
de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
14.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Met inachtneming van de waterkerende functie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 14.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het ophogen en afgraven van gronden;
het aanbrengen van beplanting.
14.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud, het gebruik en het beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.