Hieslum en Gaast
Status: | Onherroepelijk |
Idn: | NL.IMRO.1900.2012WestBPhiegaas-onhe |
REGELS
HOOFDSTUK 1 inleidende regels
Artikel 1 begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hieslum en Gaast van de gemeente Súdwest-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.1900.2012WestBPhiegaas-vast met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanleggelegenheid:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, welke geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
1.24 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.25 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.27 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.28 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.29 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.30 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.31 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.38 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.39 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.43 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.44 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;
1.45 pand:
de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandifge eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.46 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.47 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.49 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.50 seksinriching:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.52 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.53 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.54 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.55 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.56 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.57 woonschip:
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning.
Artikel 2 wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met de daarbijbehorende:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
andere bouwwerken.
3.2 bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
er mogen geen mestsilo's of sleufsilo' s worden gebouwd;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen;
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
4.2 bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
4.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van een mestsilo zal ten hoogste dan 4,50 m bedragen;
de bouwhoogte van een sleufsilo zal ten hoogste dan 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
5.2 bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" te worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
5.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 5.4 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, op de voorwaarde dat:
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.
Artikel 6 Groen
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
water;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken.
6.2 bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
6.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van straatmeubilair zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 7 Horeca
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf in de vorm van een restaurant, café en/of appartementenverhuur;
met de daarbijbehorende:
bedrijfsgebouwen;
bedrijfswoningen;
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
7.2 bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak zullen gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen.
7.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven niet zijnde een restaurant, café en/of appartementenverhuur;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
restauratieve voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
gebouwen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
8.2 bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 20° bedragen.
8.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Vergunningplicht
Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is een omgevingsvergunning vereist.
8.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
8.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, op voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een pand of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 9 Verkeer - Verblijf
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
straten en paden;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken;
9.2 bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
9.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
9.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid.
Artikel 10 Water
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
waterberging;
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
wegen, straten en paden;
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken, waaronder bruggen en sluizen.
10.2 bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
10.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
10.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid.
10.4 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als (permanente) aanleggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen en/of woonschepen.
Artikel 11 Wonen
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
een timmer- en/of ambachtelijk bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
met de daarbijbehorende:
woonhuizen;
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;
tuinen, erven en terreinen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
andere bouwwerken.
11.2 bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in wel geval; die afstand als minimum afstand geldt;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de bouwhoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1,00 m bedragen;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bdragen;
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten minste 15° bedragen;
in afwijking van het gestelde onder a zal ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.
11.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitutaie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 500 m² bedraagt;
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;
het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat het bebouwingspercentage van het erf buiten het bouwvlak wordt vegroot tot ten hoogste 70%.
11.5 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m².
11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.6.1 Vergunningplicht
Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is een omgevingsvergunning vereist.
11.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 11.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
11.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, op voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een pand of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
het uitvoeren van werkzaamheden gericht op archeologisch onderzoek;
het aanleggen van systematische drainage.
12.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 12.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
een oppervlakte hebben die niet groter is dan 50 m².
12.2.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
12.2.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.2.5 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 12.2.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 12.2.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
12.3 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
13.2 bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500 m² en dieper dan 40 cm, zullen uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij de provinciaal archeoloog.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
het uitvoeren van werkzaamheden gericht op archeologisch onderzoek;
het aanleggen van systematische drainage.
13.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 13.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
een oppervlakte hebben die niet groter is dan 500 m² en niet dieper gaan dan 40 cm
13.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
13.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
13.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 13.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien aan de vergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in sublid 13.3.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
13.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
waterkering;
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering;
met de daarbijbehorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
14.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de basisbestemming, geen andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande andere bouwwerken;
de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
14.3 nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Met inachtneming van de waterkerende functie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 14.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het ophogen en afgraven van gronden;
het aanbrengen van beplanting.
14.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud, het gebruik en het beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.
HOOFDSTUK 3 algemene regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dein dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 17 algemene aanduidingsregels
17.1 vrijwaringszone - dijk
17.1.1 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, binnen de aanduidingsgrenzen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), geen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde anders dan ten behoeve van deze aanduiding worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde ten behoeve van deze aanduiding, zal ten hoogste 11,00 m bedragen.
17.1.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de zeedefensie, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
17.1.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 17.1.1 onder a en b onder 1 in die zin dat de in de voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf positief advies is ontvangen van het Wetterskip Fryslân.
17.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "vrijwaringszone - dijk" ter plaatse wordt aangebracht dan wel ter plaatse wordt verwijderd, mits:
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast teneinde de aanduiding aan te passen aan het onherroepelijke tracé van de vrijwaringszone.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
Artikel 19 algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
Artikel 20 overige regels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
HOOFDSTUK 4 slotregel
Artikel 21 overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan 'Hieslum en Gaast'
Behorend bij het besluit van 6 juni 2013