Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan It Heidenskip van de gemeente Súdwest-Fryslân;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2011zuidBPithnskip-onhe met bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, alsmede een op zichzelf staand gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden-beroep:
een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten, inclusief ondergeschikte en aan de hoofdactiviteit gerelateerde detailhandel;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand aantal:
het aantal dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
-
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een (op zichzelf staand) gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat geen directe toegang heeft tot het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
brandveiligheid:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
carport:
een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven geheel of gedeeltelijk afgesloten c.q. afgedekte, en van ten hoogste twee aaneengebouwde wanden voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een voertuig;
-
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
-
cultuurhistorische waarden:
gronden of bouwwerken met een toegekende waarden ontstaan door het gebruik in de loop van de geschiedenis door de mens;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
et bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende
instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden Onherroepelijk;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
-
kap:
een dak met een zekere helling;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
-
ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
milieusituatie:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke in gevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
sociale veiligheid:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
straat- en bebouwingsbeeld:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
verkeersveiligheid:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2;
-
vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
-
weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonsituatie:
het begrip zoals omschreven in bijlage 2.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond;
-
dierenweiden;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
bermen en oevers;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verhardingen.
3.1 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijbakken, lichtmasten, vlaggenmasten en windmolens worden gebouwd;
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven;
-
een fouragebedrijf, voor zover bestaand;
-
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”,
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
verhardingen;
-
tuinen, erven en terreinen.
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet in de bestemming begrepen.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”;
-
er mag een bedrijfswoning worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de afstand van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping tot de bedrijfswoning zal ten minste 3 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m², op voorwaarde dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
-
de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de dakhelling van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60°;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg en openbaar groen gekeerde gevels niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verhardingen.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen,
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
water;
-
speelvoorzieningen;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verhardingen.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”;
-
er mag geen bedrijfswoning worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m²;
-
de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
-
de situering van de bebouwing;
-
de schaal van de bebouwing;
-
de vorm en richting van de kap(pen);
-
de geleding van de bebouwing, of:
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep, of:
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen/omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportvoorzieningen, in de vorm van fierljepschansen en bijbehorende voorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
een verenigingsvoorziening;
-
sanitaire- en beheervoorzieningen;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
er mag geen bedrijfswoning worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken.
Artikel 8 Verkeer - Verblijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor de ontsluiting van de aanliggende gronden;
-
voet- en rijwielpaden,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte bedraagt voor bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 6 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van gronden als (permanente) liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterlopen, ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
-
oevers;
-
openbare nutsvoorzieningen.
In de bestemming zijn ligplaatsen niet begrepen.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 10 Water - Vaarwater
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor ‘Water – Vaarwater’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
vaarwater;
-
wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
-
oeverstroken;
-
aanleggelegenheid,
en in beperkte mate voor:
-
bruggen;
-
duikers en dammen,
met de daarbij behorende:
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
-
een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1,
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verhardingen.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
het aantal woningen ten hoogste het bestaande aantal;
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 8,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag een carport op ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de afstand van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping tot het hoofdgebouw zal ten minste 3 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m², op voorwaarde dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw zal ten minste 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
een goede woonsituatie;
-
de brandveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
-
de situering van de bebouwing;
-
de schaal van de bebouwing;
-
de vorm en richting van de kap(pen);
-
de geleding van de bebouwing, of:
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep, of:
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreft;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen/omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.
-
De onder a bedoelde afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan It Heidenskip”.
Aldus Onherroepelijk in de raadsvergadering van 27 juni 2013.