HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Kornwerderzand van de gemeente Súdwest Fryslân;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2011noorBPkorzand-onhe met bijbehorende regels en bijlage;
-
aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, alsmede een op zichzelf staand gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstem-ming is met de woonfunctie;
-
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
agrarisch mede gebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
bestaand:
het moment ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een (op zichzelf staand) gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat geen directe toegang heeft tot het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstan-dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in-gevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden;
-
ondergeschikte horeca- en/of detailhandelvoorzieningen:
een horeca- en/of detailhandelvoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan de horeca- en/of detailhandelfunctie is, maar waar men ten behoeve van de bestemming een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren en/of de verkoop van goederen;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwets-bare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
talud:
natuurlijke en kunstmatige glooiing van terreinen en van aardwerken in de vorm van dijken, wegen en wateren;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschou-wing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan
1 m wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur en ontspanning - Museum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en ontspanning - Museum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een museum;
-
bunkers,
met de daarbij behorende:
-
aan de bestemming ondergeschikte horeca- en detailhandelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen mag niet meer dan wel de aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m² per bestemmingsvlak mag bedragen;
b. de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 6 m mogen bedragen;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub b. onder 1, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenstroken, bermen en taluds,
en tevens voor:
-
bunkers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – bunker”;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dagrecreatie”,
met de daarbij behorende:
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
het aantal windturbines mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;
-
de bouwhoogte van windturbines mag niet meer dan bestaande bouwhoogte bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub b. onder 1, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding: “specifieke vorm van groen – bunker” wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Cultuur- en ontspanning – Museum’ met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend van toepassing is binnen de bestaande bebouwing past binnen de schaal en verhoudingen van Kornwerderzand.
-
De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
culturele en educatieve voorzieningen;
-
kantoorvoorzieningen,
-
met de daarbij behorende:
-
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
-
In de bestemming is de opslag van goederen ten behoeve van waterkerende voorzieningen begrepen.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 mag buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen buiten het bouw-vlak niet meer dan 50 m² per bestemmingsvlak mag bedragen;
b. de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 6 m mogen bedragen;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
-
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de vol-gende regels:
-
-
de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
het oprichten van windturbines is niet toegestaan.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub b. onder 1, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden,
en tevens voor:
-
spuisluizen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “sluis”,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen en taluds:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water,
met dien verstande dat:
-
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.
-
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
Artikel 7 Verkeer – Verblijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
woonstraten;
-
-
paden en taluds;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande er op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” in elk geval een parkeerterrein is aangelegd,
en tevens voor:
-
bunkers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – bunker”;
-
een zendmast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie”;
-
opslag van goederen, uitsluitend op de gronden ter plaatste van de aanduiding “opslag”,
met de daarbij behorende:
-
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
-
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen mag niet meer dan wel de aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m² per bestemmingsvlak mag bedragen;
b. de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m mogen bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van de zendmast op de gronden ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie” mag niet meer dan 42 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 3 m bedragen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub b. onder 1, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding: “specifieke vorm van verkeer – bunker” wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Cultuur- en ontspanning – Museum’,
met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend van toepassing is binnen de bestaande bebouwing past binnen de schaal en verhoudingen van Kornwerderzand;
-
De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
-
water;
-
vaarwegen.
-
en tevens voor:
-
-
spui- en schutsluizen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “sluis”;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dagrecreatie”,
-
met de daarbij behorende:
-
-
steigers, vlonders en meerpalen;
-
riet en oeverstroken.
-
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
bruggen, steigers, vlonders en meerpalen zijn, uitgezonderd bestaande voorzieningen, niet toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 2 en toestaan dat bruggen worden gerealiseerd en steigers, vlonders en meerpalen worden gerealiseerd, mits:
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksfunctie van het water.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten,
en tevens voor:
-
garageboxen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – garageboxen”,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan en niet minder dan het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen;
-
de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder dan de bestaande dakhelling bedragen;
-
de dakvorm van hoofdgebouwen mag uitsluitend de bestaande dakvorm bedragen;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 2 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder is.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van garageboxen gelden de volgende regels:
-
garageboxen mogen uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – garageboxen” worden gebouwd;
-
de goothoogte van garageboxen mag niet meer dan 1,75 m bedragen;
-
de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de dakhelling van garageboxen mag niet minder dan 25° bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 30 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan de bestaande goothoogte bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen;
-
de dakvorm van - en uitbouwen en bijgebouwen mag uitsluitend de bestaande dakvorm bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg keerde gevel(s) mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 3, 4 en 5 voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8 m en een dakhelling van ten minste 45°;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub d voor het bouwen van aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen en buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen + 0,3 m;
-
aan- en uitbouwen dienen plat te zijn afgedekt.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
-
het ophogen of afgraven van gronden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
-
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt slechts verleend indien:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
-
sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub b. onder 1, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemming (basisbestemming) tevens bestemd voor waterkerende werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken.
10.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de vol-gende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de waterkering, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub a en lid 10.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies is ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen wor-den als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van één onderkomen ten behoeve van de vogelwacht in de bestemming ‘Groen’ ten oosten van het plangebied.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – dijk”
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” gelden ten behoeve van een reserveringsstrook ten behoeve van de waterkering de volgende aanvullende regels:
-
Ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ waarvoor de bouwregels gelden zoals deze zijn opgenomen in artikel 10.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a en toestaan dat de in de bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies is ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
-
het planten van bomen en/of houtgewas;
-
het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband hou-dende constructies, installaties of apparatuur.
-
De onder c bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder c bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend mits vooraf advies is ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
13.2 Gebiedsaanduiding ‘Beschermd dorpsgezicht’
Voor de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding “beschermd dorpsgezicht”, geldt dat de bestemming mede is gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht, zoals weergegeven in de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Kornwerderzand als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.
-
De onder a bedoelde afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
Artikel 16 Overige regels
Afstemming welstandsnota
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
-
de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
-
de dakhelling;
-
de plaatsing op het perceel,
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het bouwen van gebouwen is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
-
de binnen de bestemmingsregels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Kornwerderzand”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 september 2011.