Artikel 7 Bestemming Woongebied

Lid 1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;

  1. tuinen en erven;
  2. de uitoefening van een beroep aan huis.
  3. wegen, straten, en paden, met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; wegen sluiten haaks op elkaar aan;
  4. voet- en rijwielpaden;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. straatmeubilair, waaronder kunstwerken;
  8. groenvoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. waterberging ter plaats van de functieaanduiding ‘waterberging’
  11. nutsvoorzieningen;
  12. ambulante handel.

 



Lid 2 Bouwregels

Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

  1. Woningen algemeen
    Voor woningen gelden de volgende regels:
    1. vrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    2. er worden ten hoogste 230 woningen gebouwd;
    3. van bouwvolumes bestaande uit vrijstaande woningen zijn ten hoogste drie naast elkaar toegestaan;
    4. van bouwvolumes bestaande uit twee aaneengebouwde woningen zijn ten hoogste drie naast elkaar toegestaan;
    5. van bouwvolumes bestaande uit drie of meer aaneengebouwde woningen zijn ten hoogste twee naast elkaar toegestaan;
    6. een bouwvolume met aaneengebouwde woningen bestaat uit ten hoogste 7 woningen;
    7. de voorgevellijn van een woning maakt een hoek van 41° of van 131° met de positieve x-as van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting;
    8. de afstand van de voorgevellijn van een woning tot de grens van het bouwperceel is tenminste 2 meter;
    9. ten hoogste twee naast elkaar gelegen bouwvolumes hebben dezelfde voorgevellijn; de afstand tot de verlengden van de voorgevellijnen van naastgelegen bouwvolumes bedraagt tenminste 1 m;
    10. indien 5 of meer woningen aaneen worden gebouwd, dan liggen van ten hoogste 4 aaneengesloten woningen de voorgevellijnen in elkaars verlengde; de afstand daarvan tot de voorgevellijnen van de overige woningen bedraagt tenminste 0,6 m;
    11. het bebouwingspercentage bedraagt:
      1. bij vrijstaande woningen ten hoogste 40%;
      2. bij twee aaneengebouwde woningen ten hoogste 50%;
      3. bij drie of meer aaneengebouwde woningen ten hoogste 60%;
    12. de gootlijnhoogte bedraagt ten hoogste 6,60 m en de nokhoogte ten hoogste 13,20 m;
    13. de dakhelling bedraagt tenminste 15°;
  2. Gestapelde woningen
    Ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan:
    1. de goot- en nokhoogte bedraagt ten hoogste 13,20 m respectievelijk 20,90 m;
    2. de dakhelling bedraagt tenminste 15°;
    3. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      1. de gezamenlijke breedte van een of meer dakkapellen in een dakvlak is ten hoogste 50% van de breedte van het dakvlak;
      2. de afdekking is niet vlak en heeft een helling van ten minste 15°
      3. de onderzijde en de bovenzijde van de voorzijde van de dakkapel liggen ten minste 0,8 m respectievelijk ten hoogste 2,4 m boven de verdiepingsvloer;
    4. installaties steken niet uit boven het dakvlak.
  3. Woningen langs de dijk en langs de Tagsloot
    Op bouwvolumes die zijn gelegen op bouwpercelen waarop gedeeltelijk de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ van toepassing is, zijn de bepaling van lid 7.2.1 van toepassing met de volgende wijzigingen:
    1. in afwijking van 7.2.1 onder l bedraagt de goothoogte ten hoogste 3,30 meter;
    2. in aanvulling op 7.2.3 onder a is in het gevelvlak een druiplijn toegestaan op ten hoogste 6,60 m boven het peil;
    3. in aanvulling op 7.2.3 onder a is het toegestaan om van een bouwvolume:
      1. òf de dakgoot binnen het dakvlak over ten hoogste 40% van de lengte van de gevel te verschuiven in de richting van de nok tot een hoogte van maximaal 6,60 m boven het peil;
      2. òf de dakgoot, uitgezonderd ter plekke van de kopgevels, binnen het dakvlak over ten hoogste 70% van de lengte van de gevel te verschuiven in de richting van de nok tot een hoogte van maximaal 6,60 m boven het peil;
  4. Woningen voorgevellijn 1
    ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘voorgevellijn 1’ zijn de bepaling van lid 7.2.1 van toepassing met de volgende wijzigingen:
    1. in afwijking van lid 7.2.1 onder g maakt de voorgevellijn van een woning een hoek van 69° of van 159° met de positieve x-as van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting;
  5. Woningen voorgevellijn 2
    ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘voorgevellijn 2’ zijn de bepaling van lid 7.2.1 van toepassing met de volgende wijzigingen:
    1. in afwijking van lid 7.2.1 onder g maakt de voorgevellijn van een woning een hoek van 51° of van 141° met de positieve x-as van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting;
  6. Woningen dijkkamer
    Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘dijkkamer’ zijn de bepaling van lid 7.2.1 van toepassing met de volgende wijzigingen:
    1. in afwijking van lid 7.2.1 onder f bedraagt het aantal aaneen te bouwen woningen ten hoogste 3;
    2. in afwijking van lid 7.2.1 onder i bedraagt de afstand tussen de verlengden van de voorgevel- en zijgevellijnen van naast elkaar gelegen bouwvolumes 5 m;
    3. de afstand tussen bouwvolumes bedraagt ten hoogste 5 m.
  7. Woningen terpkamer
    Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘terpkamer’ zijn de bepaling van lid 7.2.1 van toepassing met de volgende wijzigingen:
    1. in afwijking van lid 7.2.1 onder j hebben ten hoogste twee naast elkaar gelegen bouwvolumes dezelfde voorgevellijn maar bedraagt de afstand tussen de verlengden van de voorgevellijnen van naast elkaar gelegen bouwvolumes tenminste 2,5 m;
    2. in afwijking van lid 7.2.1 onder g mag van 1 bouwvolume de voorgevellijn anders georiënteerd zijn;
    3. de goothoogte en nokhoogte bedragen voor ten minste 30% van de woningen ten hoogste 3,30 m respectievelijk ten hoogste 13,20 m;
    4. de goothoogte en nokhoogte bedragen voor ten minste 30% van de woningen ten hoogste 6 m respectievelijk ten hoogste 18 m, gemeten ten opzichte van het aanliggende verhoogde maaiveld;
  8. Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
    Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:
    1. de afstand tot de voorgevel(s) van de woning en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 3 m;
    2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    3. de gezamenlijke oppervlakte:
      1. bedraagt niet meer dat het op grond van 7.2.1 onder k van toepassing zijnde
      2. bebouwingspercentage toestaat; ii) ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' bedraagt niet meer dan 10 m2 per woning;
    4. de goot- en nokhoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,30 m respectievelijk 5,50 m met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,40 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    5. de goot- en nokhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,30 m respectievelijk 5,50 m;
    6. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet toegestaan;
    7. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘dijkkamer’ zijn geen bijgebouwen toegestaan;
    8. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘terpkamer’ zijn geen bijgebouwen toegestaan;
  9. Parkeerschuren
    Voor parkeerschuren gelden de volgende regels:
    1. een parkeerschuur is toegestaan voor collectieve parkeerplaatsen;
    2. de goothoogte en nokhoogte bedragen niet meer dan 2,65 m respectievelijk 7 m;
    3. de gevels van een parkeerschuur lopen evenwijdig aan of staan haaks op de voorgevellijnen van de omringende woningen.
  10. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
    Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 8 m;
    2. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
    3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
    4. op bouwpercelen:
      1. indien het voor de voorgevel(s) of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m;
      2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
    5. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.


Lid 3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.


Lid 4 Specifieke gebruiksregels

  1. Strijdig gebruik
    Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
    2. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf. 
  2. Beroep aan huis
    Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:
    1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
    2. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    3. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    4. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    5. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
    7. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.


Lid 5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Bedrijf aan huis
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.1.1 en 7.4.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis onder de volgende voorwaarden:
    1. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan; c. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende
    3. perceel; detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    4. de voor de bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
    5. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
  2. Bewoning van vrijstaande bijgebouwen
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.4.1 voor het bewonen van vrijstaande bijgebouwen onder de volgende voorwaarden:
    1. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan is noodzakelijk uit oogpunt van mantelzorg;
    2. e oppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt niet meer dan 80 m2;
    3. de bepalingen van het Bouwbesluit staan het gebruik van bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg;
    4. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.