42.1 Bouwaanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' (zie ook de in de bijlagen bij de regels opgenomen Lijst karakteristieke panden) gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristiek hoofdvorm van gebouwen:
a. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden;
c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
d. de in lid b genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd;
2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of;
3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in 42.1 sub a. voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering mits de onder 42.1 sub b genoemde vergunning is verleend en er wordt voldaan wordt aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn.
42.2 Bomenteelt
Ter plaatse van de aanduiding ‘bomenteelt’ is het gebruik van de gronden voor opgaande vormen van hout-, boom- en fruitteelt toegestaan.
42.3 Dijkenlandschap
Ter plaatse van de aanduiding ‘dijkenlandschap’ gelden de kenmerken, zoals die zijn vastgelegd in artikel 4.1 sub j onder 1(Agrarisch met waarden).
42.4 Geluidzone - industrie
1. Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt met het oog op het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige gebouwen de volgende aanvullende regel:
- in afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de bestemmingen geldt dat geluidgevoelige gebouwen niet mogen worden gebouwd, uitgezonderd bestaande geluidgevoelige gebouwen.
2. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning ten behoeve van afwijking van het bepaalde in lid 42.1, onder 1 verlenen en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt begrepen het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig object.
4. Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in lid 42.2, onder 3 verlenen en toestaan dat niet geluidgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
42.5 Luchtvaartverkeerzone
1. Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' geldt de volgende aanvullende regel:
- in afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
42.6 Veenkoloniaal landschap
Ter plaatse van de aanduiding ‘veenkoloniaal landschap’ gelden de kenmerken, zoals die zijn vastgelegd in artikel 4.1, sub j, onder 3(Agrarisch met waarden).
42.7 Veiligheidszone - bevi
Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' gelden, met het oog op het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, de volgende regels:
1. Bouwregels
a. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
2. Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als kwetsbaar object.
3. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
b. de aanduiding ’veiligheidszone – bevi’ voor de risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar is verminderd.
42.8 Veiligheidszone - leiding
Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' gelden, met het oog op het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, de volgende regels:
1. Bouwregels
a. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
2. Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als kwetsbaar object.
3. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' wordt verwijderd, mits de betreffende leiding is verlegd, verwijderd of buiten gebruik is gesteld;
b. de aanduiding 'veiligheidszone -leiding' voor de leiding wordt gewijzigd (verkleind), mits door maatregelen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar is gereduceerd.
42.9 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' gelden, met het oog op het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, de volgende regels:
1. Bouwregels
a. Binnen een afstand van 10 m uit het hart van de N362 en binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn zijn geen kwetsbare objecten toegestaan;
b. Binnen een afstand van 10 m uit het hart van de N362 en binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn is de bouw van beperkt kwetsbare objecten toegestaan mits:
1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
c. De bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen is niet toegestaan.
2. Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als:
a. kwetsbaar object binnen een afstand van 10 m uit het hart van de N362 en binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn;
b. object ten behoeve van minder zelfredzame personen.
3. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ wordt verwijderd, mits het vervoer van de gevaarlijke stoffen over de betreffende weg of spoorlijn is beëindigd.
42.10 Verwevingsgebied
1. Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'verwevingsgebied' zijn, met het oog op een verdere verweving van de bestaande functies aanvullend op, dan wel in afwijking van de bepalingen behorende bij de onderliggende bestemmingen de regels behorende bij deze gebiedsaanduiding van toepassing.
Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘verwevingsgebied' is het oprichten van mestopslagplaatsen, mestsilo's en sleufsilo's buiten de bouwpercelen in de bestemming Agrarisch - Bedrijf niet toegestaan.
2. Afwijken van de gebruiksregels
NEVENACTIVITEIT
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en 6.1, verlenen voor het toevoegen van een bedrijfstak aan een als Agrarisch - Bedrijf of Agrarisch - Paardenhouderij bestemd bedrijf, met dien verstande dat:
1. de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit;
2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
- sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, bed and breakfast, kinderboerderijen, kampeerboerderijen en pensions;
- zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
- detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 120 m² en de detailhandel plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
- bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de VNG ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
3. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
4. de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf.
MINICAMPINGS
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter een omgevingsvergunning ten behoeve van afwijking van de regels verlenen, met dien verstande dat:
- deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor zover de gronden zijn bestemd als Agrarisch - Bedrijf, Agrarisch - Paardenhouderij, Sport - Manege of Wonen;
- de afstand tussen de perceelgrens van de meest nabijgelegen tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden, dan wel terreinen voor kleinschalig kamperen minimaal 500 m dient te bedragen;
- de afstand tussen het kleinschalig kampeerterrein en de erfgrens van woningen van derden minimaal 50 m dient te bedragen;
- het kleinschalig kampeerterrein dient te grenzen aan de woning van de betreffende beheerder;
- de oppervlakte van het terrein voor kleinschalig kamperen minimaal 5.000 m2 bedraagt;
- kleinschalig kamperen uitsluitend mogelijk is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- chalets, trekkershutten of stacaravans niet zijn toegestaan op kleinschalige kampeerterreinen;
- de oppervlakte van bijgebouwen maximaal 50 m² bedraagt indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen;
- het aantal kampeerplaatsen is beperkt tot 15.
3. Wijzigingsbevoegdheid
FUNCTIEWIJZIGING VRIJGEKOMEN AGRARISCHE BEDRIJVEN
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan, voor zover het betreft (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven, wijzigen:
a. ten behoeve van een woonfunctie, mits het aantal wooneenheden per voormalig agrarisch bedrijf niet meer dan twee bedraagt en met dien verstande dat:
- de oppervlakte van het te splitsen hoofdgebouw minimaal 180 m² bedraagt;
- de splitsing past binnen de toegekende contingenten;
- per gesplitst hoofdgebouw maximaal 50 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gerealiseerd, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt. Wat betreft de bouwregels van aanbouwen en bijgebouwen gelden de regels zoals genoemd in artikel 26, lid 26.2;
b. ten behoeve van sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen functies;
c. ten behoeve van bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de VNG ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
d. ten behoeve van het wijzigen van de gronden met de bestemming Agrarisch - Bedrijf in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij;
e. ten behoeve van het wijzigen van de gronden met de bestemming Agrarisch - Bedrijf in de bestemming Sport - Manege;
f. ten behoeve van het toevoegen van de aanduiding 'paardenhouderij' aan de bestemming Agrarisch - Bedrijf;
met dien verstande dat:
- de functies genoemd in sub b, c, d, e en f uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met de woonfunctie en zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf;
- bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
- landschappelijk verstorende bebouwing dient te worden afgebroken;
- geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
- op basis van een inpassings- en beplantingsplan zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
- de genoemde functies met gebruikmaking van een nieuwe wijzigingsprocedure, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, onderling uitwisselbaar zijn;
- de bestemming ook weer kan worden gewijzigd naar een agrarisch bedrijf;
- een besluit tot wijziging niet wordt genomen indien de wijziging een negatieve invloed heeft op de ontwikkelings- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
42.11 vrijwaringszone - molenbiotoop
1. Omschrijving gebiedsaanduiding
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’ gelden, naast de in de voorgaande bestemmingen gegeven regels, regels ter bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang voor de molen.
2. Bouwregels
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt dat:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen ten opzichte van N.A.P. mag worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen vermeerderd met de stellinghoogte verminderd met 2 m, mag worden opgericht.
3. Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’, teneinde aantasting van de vrije windvang voor de molen te voorkomen.
4. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:
- het bepaalde onder 2 en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de onder 2a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volgroeide toestand hoger is dan de op grond van de onder 2a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de onder 2a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de onder 2b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volgroeide toestand hoger is dan de op grond van de onder 2b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de onder 2b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b. Het onder 5a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De onder 5a genoemde vergunning kan slechts worden verleend na inwinning van advies van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
42.12 Vrijwaringszone - waterkering
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterkering' gelden de volgende aanvullende regels.
1. Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat deze regel niet op bestaande gebouwen en overkappingen van toepassing is.
b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. op of in deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met dien verstande dat deze regel op bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing is;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming, mag niet meer dan 10,00 m bedragen.
2. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de zeedefensie, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
3. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, bij omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde onder 1 en toestaan dat de in de voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf positief advies is ontvangen van het Waterschap.
42.13 Wegdorpenlandschap
Ter plaatse van de aanduiding ‘wegdorpenlandschap’ gelden de kenmerken, zoals die zijn vastgelegd in artikel 4.1, sub j, onder 2 (Agrarisch met waarden).
42.14 Wro-zone - wijzigingsgebied1
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' geldt dat de bestemming mag worden gewijzigd in de bestemming Recreatie - Dagrecreatie ten behoeve van het realiseren van dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:
a. aan wijziging slechts wordt meegewerkt indien door middel van daartoe benodigde onderzoeken kan worden aangetoond dat wijziging geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor omliggende woningen en eventueel aanwezige cultuurhistorische of natuurwaarden;
b. na wijziging de bepalingen van artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn.
42.15 Wro-zone – wijzigingsgebied 2
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ geldt dat de bestemming mag worden gewijzigd in de bestemming Natuur ten behoeve van het realiseren van natuurgebieden ter uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
42.16 Wro-zone – wijzigingsgebied 3
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ geldt dat de bestemming mag worden gewijzigd in de bestemming Natuur en/of Water met dien verstande dat wordt voldaan aan het gestelde in de relevante dubbelbestemmingen.
42.17 Wro-zone – wijzigingsgebied 4
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 4’ geldt dat de bestemming mag worden gewijzigd in de bestemming Verkeer indien de verkeerssituatie in de omgeving daartoe noodzaakt en met dien verstande dat wordt voldaan aan het gestelde in de relevante dubbelbestemmingen.