40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. werken ten behoeve van de waterkering;
b. behoud en herstel van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, waaronder begrepen: schotbalkhuisjes en dijkcoupures, overeenkomstig de bestaande situatie en met dien verstande dat het profiel van de als Waterstaat - Waterkering bestemde dijk dient te worden gehandhaafd overeenkomstig de dijkeninventarisatie en inmetingen van 11 mei 1999 (rapport Metingen oude Groninger zeedijken, provincie Groningen);
c. agrarisch medegebruik;
d. extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
e. wegen en paden;
f. water en oeverstroken;
g. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder dammen, uitlaten en/of duikers.
40.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd, uitgezonderd gebouwen en bouwwerken ten dienste van de waterkering.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven, ontgronden en egaliseren van gronden voor deze geen betrekking hebben op aanpassing en/of verbetering van bestaande dijkovergangen en dijkdoorgangen;
- het scheuren van grasland.
b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan als één vergunningaanvraag behandeld.
d. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het waterschap, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundig advies.
e. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan lid 40.1, onder b omschreven waarden.